ECLI:NL:RBZWB:2024:7564
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de ontvankelijkheid van bezwaar tegen WOZ-beschikking en aanslag onroerendezaakbelasting
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 6 november 2024, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Waalwijk beoordeeld. De heffingsambtenaar had op 31 januari 2023 de WOZ-waarde van de woning van belanghebbende vastgesteld op € 395.000, met een bijbehorende aanslag in de onroerendezaakbelastingen voor het jaar 2023. Belanghebbende had bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar werd door de heffingsambtenaar niet-ontvankelijk verklaard vanwege het ontbreken van een correcte machtiging.
De rechtbank behandelt de vraag of de heffingsambtenaar terecht het bezwaar niet-ontvankelijk heeft verklaard. De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar voldoende gelegenheid heeft geboden aan de gemachtigde van belanghebbende om een geldige machtiging aan te leveren, maar dat deze niet is ingediend. De rechtbank verwijst naar artikel 6:6 van de Algemene wet bestuursrecht, dat stelt dat een bezwaar niet-ontvankelijk kan worden verklaard indien niet is voldaan aan de formele vereisten.
Uiteindelijk komt de rechtbank tot de conclusie dat het beroep ongegrond is, wat betekent dat de WOZ-waarde en de aanslag OZB gehandhaafd blijven. Belanghebbende krijgt geen vergoeding van griffierecht of proceskosten. De uitspraak is gedaan door rechter M.M. Dondorp-Loopstra en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.