ECLI:NL:RBZWB:2024:7557

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
1 november 2024
Publicatiedatum
5 november 2024
Zaaknummer
02/125401-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • mr. Combee
  • mr. Toekoen
  • mr. Pellikaan
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een minderjarige voor bedreiging via Snapchat en vrijspraak van diefstal van een scooter

Op 1 november 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, die werd beschuldigd van meerdere feiten, waaronder diefstal van een scooter en bedreiging via Snapchat. De rechtbank heeft de zaak inhoudelijk behandeld met gesloten deuren op 18 oktober 2024. De tenlastelegging omvatte drie feiten: de diefstal van de scooter van [slachtoffer] op 12 oktober 2022, de diefstal van dezelfde scooter op 29 januari 2023, en de bedreiging van [slachtoffer] via Snapchat in de periode van 1 tot en met 6 februari 2023. De officier van justitie achtte de bedreiging bewezen, maar verzocht om vrijspraak voor de diefstallen, terwijl de verdediging betoogde dat er onvoldoende bewijs was voor de diefstallen en dat de bedreiging niet bewezen kon worden.

De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de diefstal van de scooter op 12 oktober 2022, omdat de verklaringen van de betrokkenen tegenstrijdig waren en er geen objectief bewijs was. Ook voor de diefstal op 29 januari 2023 kon de rechtbank geen wettig en overtuigend bewijs vinden. De rechtbank sprak de verdachte vrij van deze feiten. Echter, de bedreiging via Snapchat werd wel bewezen geacht, mede op basis van de bekennende verklaring van de verdachte. De rechtbank legde een voorwaardelijke geldboete van € 250,- op, met een proeftijd van twee jaar, en bepaalde dat de verdachte zich moest houden aan bepaalde voorwaarden, waaronder meewerken aan hulpverlening en begeleiding.

De uitspraak benadrukt het belang van objectief bewijs in strafzaken en de zorgvuldigheid die vereist is bij het beoordelen van tegenstrijdige verklaringen. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een verstandelijke ontwikkelingsstoornis, en heeft gekozen voor een straf die gericht is op begeleiding en ontwikkeling.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team jeugd
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/125401-23
vonnis van de meervoudige kamer van 1 november 2024
in de strafzaak tegen de minderjarige
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 2006 te [plaats]
wonende te [adres]
raadsman mr. P.F.M. Gulickx, advocaat te Breda

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld met gesloten deuren op de zitting van 18 oktober 2024, waarbij de officier van justitie, mr. Van Hees, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
Feit 1
op 12 oktober 2022 in Breda samen met anderen de scooter van [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) heeft gestolen onder bedreiging van een mes, dan wel dat verdachte de scooter van [slachtoffer] onder zich heeft gehad terwijl hij wist of had moeten weten dat de scooter van diefstal afkomstig was;
Feit 2
op 29 januari 2023 in Breda de scooter van [slachtoffer] heeft gestolen dan wel dat hij deze heeft bewaard voor iemand anders en deze vervolgens zich heeft toegeëigend;
Feit 3
gedurende de periode van 1 februari 2023 tot en met 6 februari 2023 in Breda [slachtoffer] heeft bedreigd door hem dreigende berichtjes te sturen via Snapchat.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
Feit 1
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met anderen de scooter van [slachtoffer] heeft gestolen. De officier van justitie is van mening dat er niet voldoende bewijs is om te komen tot bewezenverklaring van het dreigen met een mes hierbij, en verzoekt verdachte hiervan partieel vrij te spreken.
Feit 2
De officier van justitie is van mening dat gelet op de uiteenlopende verklaringen niet kan worden vastgesteld dat verdachte de scooter van [slachtoffer] heeft gestolen of dat sprake is van verduistering van de scooter van [slachtoffer] . De officier van justitie verzoekt verdachte van dit feit integraal vrij te spreken.
Feit 3
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer] heeft bedreigd via Snapchat, mede gezien de bekennende verklaring van verdachte.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Feit 1
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring van de diefstal dan wel heling van de scooter van [slachtoffer] kan komen. De verklaringen van [slachtoffer] zijn inconsistent en worden niet ondersteund. Verdachte ontkent op de scooter te hebben gereden en stelt dat er überhaupt geen sprake is geweest van diefstal van de scooter. [slachtoffer] zou een valse aangifte hebben gedaan. De verdediging verzoekt verdachte vrij te spreken van dit feit.
Feit 2
De verdediging is tevens van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van de diefstal dan wel verduistering van de scooter van [slachtoffer] op 29 januari 2023. Er is geen enkel bewijs dat de scooter door verdachte wederrechtelijk is meegenomen of dat hij de scooter zich wederrechtelijk heeft toegeëigend. De verdediging verzoekt verdachte ook van dit feit vrij te spreken.
Feit 3
De verdediging is van mening dat de bedreiging van [slachtoffer] door verdachte wel wettig en overtuigend bewezen kan worden gelet op de bekennende verklaring van verdachte.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feit 1
[slachtoffer] heeft aangifte gedaan van diefstal van zijn scooter op 12 oktober 2022. Volgens de aangifte hebben vier jongens hem bedreigd met een mes waarna ze er met zijn scooter vandoor zijn gegaan. [slachtoffer] heeft drie van de jongens herkend, waaronder verdachte.
Ongeveer 55 minuten na de vermeende diefstal zijn drie jongens op de scooter van [slachtoffer] door de politie achtervolgd, waarna twee verdachten zijn aangehouden, zijnde medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . De derde verdachte, de bestuurder van de scooter is gevlucht.
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat verdachte op dat moment de derde persoon en bestuurder was van de scooter. [medeverdachte 2] heeft de naam van de bestuurder niet willen noemen.
Verdachte heeft ontkend dat hij betrokken was bij de vermeende diefstal en heeft ook ontkend dat hij de bestuurder van de scooter was ten tijde van de achtervolging door de politie.
De rechtbank constateert dat de verhalen van [slachtoffer] en verdachte lijnrecht tegenover elkaar staan. [slachtoffer] is meerdere malen gehoord over de diefstal. Hij heeft hierover wisselend verklaard.
De rechtbank stelt ook vast dat het dossier geen enkel ander objectief bewijsmiddel bevat dat de verklaring van [slachtoffer] ondersteunt. Het enkele feit dat 55 minuten na de vermeende diefstal drie jongens op de scooter van [slachtoffer] zijn gezien, is hiervoor naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende, te meer nu het dossier meerdere verklaringen bevat waaruit blijkt dat de scooter van [slachtoffer] vaker met instemming van [slachtoffer] door anderen werd gebruikt. De rechtbank kan gelet op het voorgaande dan ook niet vaststellen of de scooter van [slachtoffer] op 12 oktober 2022 is gestolen. De rechtbank kan dan ook niet anders dan verdachte vrijspreken van de primair tenlastegelegde diefstal van de scooter.
Ten aanzien van de subsidiair tenlastegelegde heling van de scooter overweegt de rechtbank dat uit het voorgaande volgt dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat er sprake is geweest van diefstal van de scooter en derhalve ook niet dat de scooter een door misdrijf verkregen goed betrof. Dit betekent dat, ook al zou vastgesteld kunnen worden dat verdachte de (gevluchte) bestuurder van de scooter is geweest, verdachte moet worden vrijgesproken van de tenlastegelegde heling.
Feit 2
De rechtbank stelt vast dat [slachtoffer] ook aangifte heeft gedaan van diefstal van zijn scooter op 29 januari 2023. Hij zou samen met [persoon] naar de Jumbo zijn gegaan en zijn scooter daar hebben geparkeerd. In de Jumbo zou hij er achter zijn gekomen dat hij zijn sleutels van zijn scooter was vergeten te halen, waarna [persoon] naar buiten is gegaan om de sleutels te halen. [persoon] is echter niet terug gekomen en buiten de Jumbo heeft [slachtoffer] geconstateerd dat de scooter weg was.
[persoon] heeft verklaard dat zij niet met [slachtoffer] bij de Jumbo is geweest en dat zij de scooter niet heeft meegenomen. [slachtoffer] heeft de scooter bij haar voor de deur weggezet en aan haar ter beschikking gesteld. Dit deed hij vaker, aldus [persoon] , vermoedelijk omdat [slachtoffer] geobsedeerd was door [persoon] . [slachtoffer] heeft toen de sleutels in haar brievenbus gegooid en heeft gezegd de scooter niet meer te willen. [persoon] heeft vervolgens verdachte gebeld met de vraag of hij de scooter wilde komen halen zodat deze niet meer bij haar voor de deur zou staan.
Verdachte is op 31 januari 2023 met de scooter van [slachtoffer] naar school gereden, heeft hem hier geparkeerd en heeft hem hierna in een steegje nabij school geparkeerd. Verdachte heeft verklaard dat [slachtoffer] de scooter aan [persoon] ter beschikking had gesteld en dat [slachtoffer] heeft aangegeven de scooter niet meer terug te willen hebben. Verdachte heeft verklaard de scooter van [persoon] te hebben geleend.
De vraag die de rechtbank moet beoordelen is of wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte betrokken was bij de diefstal dan wel dat hij de scooter heeft verduisterd.
De rechtbank overweegt dat ook hier sprake is van twee verhalen die lijnrecht tegenover elkaar staan. Het verhaal van [slachtoffer] over diefstal van de scooter bij de Jumbo enerzijds, en het verhaal van [persoon] en verdachte dat [slachtoffer] de scooter bij haar voor de deur heeft gezet en aan haar ter beschikking heeft gesteld anderzijds. De rechtbank stelt voorts vast dat het dossier geen enkel ander objectief bewijs bevat dat de aangifte ondersteunt. Daarentegen bevat het dossier meerdere verklaringen waaruit blijkt dat [slachtoffer] zijn scooter vaker door anderen liet gebruiken. Naar het oordeel van de rechtbank is er dan ook geen wettig en overtuigend bewijs dat verdachte zich op of omstreeks 29 januari 2023 schuldig heeft gemaakt aan diefstal of verduistering van de scooter van [slachtoffer] . De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van deze tenlastegelegde feiten.
Feit 3
Aangezien verdachte ten aanzien van dit feit een bekennende verklaring heeft afgelegd en ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering en acht de rechtbank dat feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 18 oktober 2024;
- het proces-verbaal van bevindingen, opgenomen pagina 210 e.v. van het eindproces-verbaal met dossiernummer PL2000-2023032096 van de regionale eenheid politie Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 tot en met 268;
- het proces-verbaal van bevindingen, opgenomen pagina 169 e.v. van het eindproces-verbaal met dossiernummer PL2000-2023032096 van de regionale eenheid politie Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 tot en met 268.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
in de periode van 1 februari 2023 tot en met 6 februari 2023 te Breda, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door via Snapchat dreigend de woorden toe te voegen:
- ' jij moet achter je rug om kijken voortaan' en
- ' kogels kunnen elk moment je schedel doorboren' en
- ' ze hebben mij vrij gelaten en ik heb hun gezegd dat ik jou kom halen' en
- ' dat boeit hun niet hun willen mij alleen pakken op een grote delict, en jij bent de opoffering' en
- ' je doodskist wordt al gezaagd in Volendam' en
- ' of je wordt in stukken gehakt en in 5 bigshoppers tassen verdeeld met stenen en bij asterdplas gegooid'.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een werkstraf voor de duur van 50 uur voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De officier van justitie vordert hierbij op te leggen de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad), met daarbij een periode van elektronisch toezicht zoals door verdachte gewenst.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat kan worden volstaan met een straf gelijk aan de duur van de tweeënhalve dag voorarrest. De verdediging is van mening dat enkel de bedreiging bewezen kan worden verklaard. Verdachte is hiervoor al genoeg gestraft door de inverzekeringstelling en het feit dat hij deze zaak al ruim twee jaar lang boven zijn hoofd heeft hangen. Subsidiair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat een geheel voorwaardelijke werkstraf passend is, waarbij de verdediging zich refereert aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de wens van verdachte om elektronisch toezicht.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging van [slachtoffer] door hem via Snapchat onder andere berichten te sturen als ‘kogels kunnen elk moment je schedel doorboren’ en ‘je wordt in stukken gehakt en in 5 bigshopper tassen verdeeld met stenen en bij de asterdplas gegooid’. Verdachte heeft dit naar eigen zeggen uit woede gedaan omdat [slachtoffer] hem vals zou hebben beschuldigd van diefstal van zijn scooter. Wanneer inderdaad sprake is geweest van een valse beschuldiging, is dit niet de manier om de woede daarover te uiten. De rechtbank is van oordeel dat de door verdachte geuite bedreigingen ernstig zijn en neemt dit verdachte kwalijk.
Uit de rapportages van de Raad van 16 april 2024 en 26 augustus 2024 volgt dat bij verdachte onder andere sprake is van een verstandelijke ontwikkelingsstoornis en een vertraagde sociaal-emotionele ontwikkeling. Ingezet moet worden op de zorgen, zodat het de ontwikkeling van verdachte positief kan keren. Om te benadrukken dat wat verdachte heeft gedaan niet acceptabel is, adviseert de Raad om aan verdachte een werkstraf op te leggen, met daarbij de bijzondere voorwaarden dat verdachte:
- meewerkt aan hulpverlening/begeleiding zoals geadviseerd door [organisatie] , zo lang deze is geïndiceerd;
- meewerkt aan de begeleiding vanuit [stichting] ;
- meewerkt aan passende dagbesteding;
- actief en aantoonbaar op zoek gaat naar positieve, structurele vrijetijdsbesteding en deze ook behoudt;
- zich gedurende een door William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering, afdeling Jeugdreclassering, gevestigd te Amsterdam, te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de reclassering, zo frequent en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht.
De vertegenwoordiger van de Raad heeft ter zitting aanvullend opgemerkt mee te kunnen gaan in de wens van verdachte om elektronisch toezicht opgelegd te krijgen. Verdachte geeft aan dit graag te willen om het vertrouwen te winnen van de jeugdreclassering en politie. De Raad adviseert hierom aanvullend aan verdachte elektronisch toezicht voor de duur van drie maanden op te leggen.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde feit en heeft de rechtbank gekeken naar straffen die in soortgelijke gevallen worden opgelegd. De rechtbank heeft ook gekeken naar het strafblad van verdachte. Hieruit blijkt dat hij nog niet eerder in aanraking is gekomen met justitie. De rechtbank kan geen rekening houden met een voorarrest nu uit het dossier niet blijkt dat verdachte in onderhavige zaak in verzekering en voorlopige hechtenis is gesteld. Wel houdt de rechtbank er bij de strafoplegging rekening mee dat verdachte de onderhavige strafzaak al lang boven zijn hoofd heeft hangen en wordt vrijgesproken van twee van de drie feiten.
Alles overwegend is de rechtbank van oordeel dat onder de gegeven omstandigheden een voorwaardelijke geldboete van € 250,00 passend en geboden is. De rechtbank is van oordeel dat de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd, alsmede de gewenste elektronische controle, in deze zaak niet in verhouding staan tot de bewezenverklaarde bedreiging.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 77a, 77g, 77l, 77x, 77y, 77z, 285 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan de onder feit 1 primair en subsidiair en feit 2 primair en subsidiair tenlastegelegde feiten;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
feit 3:bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een geldboete van € 250,00 voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat bij niet betaling van de geldboete,
vervangende jeugddetentiezal worden toegepast van
vijf dagen;
- bepaalt dat de voorwaardelijke straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. Combee, voorzitter, mr. Toekoen en mr. Pellikaan, allen kinderrechters, in tegenwoordigheid van Van Dijke, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 1 november 2024.
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I - De tenlastelegging
1
hij op of omstreeks 12 oktober 2022 te Breda, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een scooter/bromfiets (met [kenteken] ), in elk geval enig goed, die geheel of
ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich
wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal
voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan
zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken,
hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- die [slachtoffer] een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, te tonen en/of
- met dat mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de richting van die
[slachtoffer] te lopen en/of
- daarbij de woorden toe te voegen 'ik steek je neer', althans woorden van gelijke
dreigende strekking en/of aard;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2
ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 12 oktober 2022 te Breda, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een scooter/bromfiets (met [kenteken] ), althans een goed heeft verworven,
voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen,
terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden
krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden
dat het een door misdrijf verkregen goed betrof
( art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht, art 417bis lid 1 ahf/ond a Wetboek
van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 29 januari 2023 te Breda, althans in Nederland,
een scooter/bromfiets (met [kenteken] ), in elk geval enig goed, dat/die
geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n)
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
( art 310 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 29 januari 2023 te Breda, althans in Nederland,
opzettelijk
en scooter/bromfiets (met [kenteken] ), in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte,
en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten
als (tijdelijk) bewaarder en/of als degene die de scooter zou terugbrengen naar
voornoemde [slachtoffer] ,
wederrechtelijk zich heeft toegeëigend
( art 321 Wetboek van Strafrecht )
3
hij in of omstreeks de periode van 1 februari 2023 tot en met 6 februari 2023 te
Breda, althans in Nederland,
[slachtoffer] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door via Snapchat dreigend de woorden toe te voegen:
- ' jij moet achter je rug om kijken voortaan' en/of
- ' kogels kunnen elk moment je schedel doorboren' en/of
- ' ze hebben mij vrij gelaten en ik heb hun gezegd dat ik jou kom halen' en/of
- ' dat boeit hun niet hun willen mij alleen pakken op een grote delict, en jij bent de
opoffering' en/of
- ' je doodskist wordt al gezaagd in Volendam' en/of
- ' of je wordt in stukken gehakt en in 5 bigshoppers tassen verdeeld met stenen en
bij asterdplas gegooid',
althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
( art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht )