ECLI:NL:RBZWB:2024:7556

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 oktober 2024
Publicatiedatum
5 november 2024
Zaaknummer
02-011474-24
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijk in vereniging geweld plegen tegen een persoon met lichamelijk letsel als gevolg

Op 30 oktober 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 13 mei 2023 in Roosendaal openlijk geweld heeft gepleegd tegen een slachtoffer. De verdachte, geboren in 1995, werd bijgestaan door raadsman mr. B. Çiçek. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 16 oktober 2024, waarbij de officier van justitie mr. U.D. Çolak de aanklacht presenteerde. De tenlastelegging hield in dat de verdachte samen met anderen het slachtoffer op straat heeft mishandeld. De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat de rechtbank bevoegd was om de zaak te behandelen.

De rechtbank concludeerde dat de verdachte een significante bijdrage heeft geleverd aan het geweldsincident, waarbij hij als eerste fysiek geweld heeft gebruikt. De verdachte heeft het slachtoffer met kracht vastgepakt, meerdere keren geslagen en geschopt, en met een glas op het hoofd geslagen. De rechtbank achtte het feit wettig en overtuigend bewezen, maar sprak de verdachte vrij van andere tenlastegelegde geweldshandelingen die niet door hem waren gepleegd.

De rechtbank legde een taakstraf op van 200 uur, waarvan 100 uur voorwaardelijk, en veroordeelde de verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij, die € 642,97 bedraagt. De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar was en dat er geen feiten of omstandigheden waren die zijn strafbaarheid uitsloten. De uitspraak benadrukte de ernst van het geweld en de impact op de samenleving, en de rechtbank rekende het de verdachte aan dat hij bijgedragen heeft aan het gevoel van onveiligheid in de openbare ruimte.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummer: 02-011474-24
vonnis van de meervoudige kamer van 30 oktober 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1995 te [plaats 1] ,
wonende te [adres 1] ,
raadsman mr. B. Çiçek, advocaat te Breda .

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 16 oktober 2024, waarbij de officier van justitie mr. U.D. Çolak en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte samen met anderen [slachtoffer] op straat heeft mishandeld.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met de medeverdachten het slachtoffer heeft mishandeld. Het slachtoffer heeft meerdere klappen en trappen gekregen. Alle verdachten hebben een significante bijdrage aan het geweldsincident geleverd.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft bekend dat hij aangever heeft geslagen. De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte niet verantwoordelijk is voor al de gebeurtenissen die hebben plaatsgevonden, en heeft daarom verzocht verdachte vrij te spreken van alle tenlastegelegde geweldshandelingen die niet door verdachte zijn gepleegd.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Het is vaste jurisprudentie dat het opzet van de dader op het groepsgeweld moet blijken uit een eigen gedraging, die een voldoende significante of wezenlijke bijdrage levert aan het geweld. In dat geval is de dader ook strafrechtelijk aansprakelijk voor het niet door hemzelf gepleegde, in de tenlastelegging vermelde, geweld.
De rechtbank overweegt dat het verdachte was die als eerste fysieke geweldshandelingen verrichtte tegen aangever. Direct daarop verzamelde zich een groep personen rondom hen en gingen ook de medeverdachten over tot het plegen van geweldshandelingen tegen aangever. Na die eerste klap heeft verdachte aangever nog enkele keren geslagen en is het verdachte die aangever een zo harde slag tegen het achterhoofd geeft dat aangever op de grond is gevallen en even niet heeft bewogen. Daarmee heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank een voldoende significante bijdrage geleverd aan het geweld en is hij ook strafrechtelijk aansprakelijk voor de in de tenlastelegging opgenomen geweldshandelingen van de medeverdachten. De rechtbank acht het feit daarom ook ten aanzien van die geweldshandelingen wettig en overtuigend bewezen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 13 mei 2023 te Roosendaal openlijk, te weten, op de Markt ,
in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon te weten [slachtoffer]
door die [slachtoffer]
- met kracht rond de keel vast te pakken, en
- meermalen tegen het hoofd en overige lichaamsdelen te slaan en/of stompen, en
- eenmaal, (met geschoeide voet) tegen het hoofd en meermalen tegen overige lichaamsdelen te trappen en/of schoppen, en
- met een glas op het hoofd te slaan, en
- met kracht tegen een muur te duwen, en
- zijn shirt, welke die [slachtoffer] aan had, kapot te trekken.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 60 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 57 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, en een taakstraf van 150 uur.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft erop gewezen dat aangever door zijn gedrag zelf een aandeel heeft gehad in wat er is gebeurd. Gelet hierop en op de persoonlijke omstandigheden van verdachte heeft de verdediging verzocht een deels voorwaardelijke taakstraf op te leggen.
Verdachte heeft spijt betuigd, hij had het conflict op een andere manier moeten oplossen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De aard en de ernst van het feit
Verdachte is samen met vier medeverdachten betrokken geweest bij de mishandeling van aangever op straat. Deze vechtpartij kan worden aangemerkt als uitgaansgeweld.
Nadat aangever door verdachte, die beveiliger was bij de ingang van [café] , de toegang was geweigerd ontstond er onenigheid bij de ingang van het café. Dit vormde de aanleiding voor de vechtpartij. Aangever zag zich al snel geconfronteerd met een grote groep die zich tegen hem richtte. Door vijf ervan – verdachte en de medeverdachten – werd hij geslagen en geschopt. Van alle geweldshandelingen acht de rechtbank het kapotslaan van het glas op het hoofd van aangever, de harde slag tegen het achterhoofd waarna aangever op de grond valt (door verdachte), en de schop met geschoeide voet tegen het hoofd het meest ernstig.
Door verdachte is gewezen op het irritante gedrag van aangever, dat de aanleiding zou zijn geweest van deze geweldsuitbarsting. De rechtbank wil aannemen – ook op basis van andere verklaringen hierover in het dossier – dat verdachte vervelend was, maar dat rechtvaardigt niet deze gewelddadige reactie van verdachte en de medeverdachten. Aangever was zichtbaar dronken en van een café-medewerker of beveiliger mag worden verwacht dat men met zulke personen om kan gaan. Verder hebben zich medeverdachten in dit conflict gemengd die daar helemaal niet bij betrokken waren, waardoor de situatie verder is geëscaleerd.
Door de openlijke geweldpleging heeft aangever verwondingen opgelopen aan de achterkant van zijn hoofd, waar glas uit werd verwijderd. De wonden zijn daarna gehecht. Verder had hij ten tijde van de aangifte pijn aan zijn rug, heup, knie en neus, en had hij verwondingen aan zijn lippen. Verdachte mag van geluk spreken dat het letsel van aangever relatief beperkt is gebleven, gelet op het uitgeoefende geweld op met name zijn hoofd. Er zijn immers ook gevallen bekend waarbij slachtoffers ernstiger letsel oplopen of zelfs het leven laten als gevolg van uit de hand gelopen uitgaansgeweld.
De verdachte heeft door zijn handelen inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dergelijk zinloos geweld, als gevolg daarvan lichamelijke en/of psychische gevolgen kunnen ondervinden. Daarbij heeft dit soort uitgaansgeweld grote negatieve invloed op de samenleving. Het gevoel van onveiligheid en intolerantie in de openbare ruimte wordt hierdoor versterkt. De rechtbank rekent het de verdachte aan dat hij met zijn gedrag hieraan heeft bijgedragen.
Persoonlijke omstandigheden
Uit het strafblad van verdachte blijkt, naast enkele overtredingen, alleen van oude feiten. Door en namens verdachte is aangevoerd dat hij maandelijks uitkomsten uit een uitkering ontvangt, dat hij beschikt over huisvesting en dat hij zijn financiën op orde heeft. Hij is op zoek naar een baan.
Op te leggen straf
Bij de bepaling van de strafmaat en -modaliteit heeft de rechtbank gelet op het voorgaande, alsmede op de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. De rechtbank heeft ook gekeken naar de rol van verdachte tijdens het geweldsincident. Hoewel het gedrag van aangever vervelend was, was het verdachte die de straat overstak om bij aangever te komen en als eerste fysiek gewelddadig werd. Dit handelen lokte het verdere geweld door de medeverdachten uit waardoor het tot een escalatie kwam. In dit geweld heeft verdachte de harde klap op het achterhoofd van aangever toegebracht die ervoor zorgde dat die op de grond viel en daar even bewegingsloos bleef liggen.
Met name deze ernstige geweldshandeling vraagt om een stevige bestraffing. De persoonlijke omstandigheden maken echter dat de rechtbank een gevangenisstraf – ook in voorwaardelijke zin – niet passend vindt. Zij zal daarom een taakstraf van 200 uur opleggen, waarvan de helft voorwaardelijk. Het voorwaardelijk strafdeel is om verdachte eraan te herinneren dat hij ervoor moet zorgen dat hij niet meer in een situatie komt waarin hij strafbare feiten pleegt.

7.De benadeelde partij

De benadeelde partij [slachtoffer] vordert een schadevergoeding van € 5.714,85, waarvan
€ 714,85 voor materiële schade en € 5.000,- voor immateriële schade.
De verdediging heeft de gevorderde materiële schade niet betwist. Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade is aangevoerd dat de twee zaken die ter onderbouwing van de hoogte van de vordering zijn opgenomen niet soortgelijk zijn aan deze zaak en daarom niet als referentie kunnen worden genomen. Een bedrag van € 1.000,- zou meer passend zijn.
Eigen schuld
Door de verdediging is gewezen op het gedrag van de benadeelde partij voorafgaand en ten tijde van het bewezenverklaarde feit, waardoor hij een aandeel zou hebben gehad in het ontstaan van het geweldsincident.
Voor zover de verdediging daarmee zou betogen dat de schade mede een gevolg is van gedragingen van de benadeelde partij zelf, slaagt dit beroep op eigen schuld niet. Ervan uitgaande dat aangever het geweld heeft uitgelokt door het uiten van nare opmerkingen en bedreigingen, was de reactie van verdachte en de medeverdachten in de gegeven omstandigheden zo buiten proportie dat de schade wegens de uiteenlopende ernst van de gemaakte fouten geheel voor rekening van verdachte en de medeverdachten dient te blijven.
Beoordeling van de gevorderde schade
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
-
Materiële schade
Nu de gevorderde materiële schade niet is betwist, en het naar het oordeel van de rechtbank schade betreft die rechtstreeks voortvloeit uit het bewezenverklaarde feit, zal de rechtbank deze schade toewijzen.
-
Immateriële schade
Als gevolg van het incident heeft verdachte verwondingen opgelopen aan zijn hoofd, waarvoor medisch ingrijpen, namelijk het hechten van die verwondingen, nodig was. Als gevolg van deze verwondingen heeft de benadeelde partij littekens op zijn hoofd. Verder blijkt uit de aangifte, de foto’s van het letsel en de onderbouwing van de vordering dat hij ook ander – minder ernstig – letsel heeft opgelopen. Ook heeft hij blijkens de onderbouwing van de vordering op dit punt psychische last ondervonden als gevolg van het bewezenverklaarde feit. De rechtbank oordeelt in dit stadium, gelet op de aard en ernst van het letsel en de overige omstandigheden van het geval, een vergoeding voor het immaterieel nadeel van € 2.500,- billijk en zal dit bedrag toewijzen.
De rechtbank is van oordeel dat de behandeling van het overige gedeelte van de vordering nader onderzoek zou vergen, hetgeen tot een schorsing van de behandeling ter terechtzitting zou leiden. De rechtbank is van oordeel dat dit een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in het overige gedeelte van de vordering. Dit deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Totaal
De door de benadeelde gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank gelet op het voorgaande toewijsbaar tot een bedrag van € 3.214,85, waarvan € 714,85 materiële schade en € 2.500,- immateriële schade.
Hoofdelijkheid en schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd en dat in beginsel geldt dat zij naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de gehele schade. Nu niet alle verdachten maandelijks inkomsten hebben uit werk of uitkering zal zowel met of zonder toepassing van de schadevergoedingsmaatregel, de betaling van de toegewezen vordering in dat geval neerkomen op de verdachten die wel maandelijkse inkomsten hebben. De rechtbank acht het niet onaannemelijk dat onderlinge verrekening tussen alle verdachten een complexe situatie op zal leveren. De rechtbank zal daarom het totale schadebedrag in gelijke delen over de verdachten verdelen. De rechtbank zal verdachte gelet hierop veroordelen tot het betalen aan de benadeelde partij een bedrag van
€ 3.214,85 : 5 = € 642,97.
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van dit schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f en 141 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen, terwijl het door hem gepleegde
geweld enig lichamelijk letsel ten gevolge heeft;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 200 (tweehonderd) uren, subsidiair 100 (honderd) dagen vervangende hechtenis, waarvan 100 (honderd) uren, subsidiair 50 (vijftig) dagen vervangende hechtenis, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van deze taakstraf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd na te melden voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde taakstraf naar rato van 2 uur per dag;
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van € 642,97 (zeshonderdtweeënveertig euro en zevenennegentig cent), waarvan € 142,97 (honderdtweeënveertig euro en zevenennegentig cent) aan materiële schade en € 500,- (vijfhonderd euro) aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf
13 mei 2023 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer] , € 642,97 (zeshonderdtweeënveertig euro en zevenennegentig cent) te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 13 mei 2023 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 12 (twaalf) dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.P.E. Mullers, voorzitter, mr. N. van der Ploeg-Hogervorst en mr. A.B. Scheltema Beduin, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Moggré-Hengst, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 30 oktober 2024.
Mr. J.P.E. Mullers en mr. A.J. Moggré-Hengst zijn niet in de gelegenheid om dit vonnis mede te ondertekenen.

10.Bijlage I

De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 13 mei 2023 te Roosendaal
openlijk, te weten, op de Markt , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een
voor het publiek toegankelijke plaats,
in vereniging
geweld heeft gepleegd tegen een persoon te weten [slachtoffer]
door die [slachtoffer]
- met kracht bij/rond de keel vast te pakken, en/of
- meermalen, althans eenmaal, tegen en/of op het hoofd en/of het overig(e)
lichaam(sdelen) te slaan en/of stompen, en/of
- meermalen, althans eenmaal, (met geschoeide voet) tegen en/of op het hoofd
en/of het overig(e) lichaam(sdelen) te trappen en/of schoppen, en/of
- met een glas, althans een dergelijk scherp voorwerp, tegen/op het hoofd te slaan
en/of gooien, en/of
- met kracht tegen een muur te duwen/brengen, en/of
- zijn shirt, welke die [slachtoffer] aan had, kapot te trekken/scheuren;
( art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht )