Uitspraak
1.De procedure
2.De feiten
[minderjarige], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2015.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, is op 1 november 2024 een vonnis uitgesproken in een kort geding tussen een man en een vrouw, die in een echtscheidingsprocedure verwikkeld zijn. De man vorderde de vrouw te veroordelen tot nakoming van de zorgregeling zoals vastgelegd in hun ouderschapsplan, dat op 12 augustus 2022 was opgesteld. De vrouw had de zorgregeling sinds februari 2024 niet meer nageleefd, wat leidde tot een vermindering van het contact tussen de vrouw en hun minderjarige kind. De vrouw voerde aan dat de zorgregeling niet in het belang van het kind was, vanwege verschillen in opvoedstijlen en zorgen over het gedrag van het kind. Tijdens de mondelinge behandeling op 24 oktober 2024 werd de zaak met gesloten deuren behandeld, waarbij ook een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig was om advies te geven.
De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen zwaarwegende redenen waren om de zorgregeling te wijzigen en dat de vrouw verplicht was de eerder overeengekomen regeling na te komen. De rechter benadrukte het belang van een gelijkwaardige verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de ouders, vooral gezien het belang van het kind. De vordering van de man werd toegewezen, terwijl de vorderingen van de vrouw tot schorsing en wijziging van de zorgregeling werden afgewezen. Tevens werd een bijzondere curator benoemd om de belangen van het kind te behartigen, gezien de belangenstrijd tussen de ouders. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten droeg.