ECLI:NL:RBZWB:2024:7550

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 oktober 2024
Publicatiedatum
5 november 2024
Zaaknummer
C/02/422822 / JE RK 24-984 en C/02/427959 / JE RK 24-1926
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Toekoen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging gesloten jeugdhulp voor minderjarige met ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen

Op 28 oktober 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de machtiging voor gesloten jeugdhulp voor een minderjarige, geboren in 2009. De zaak betreft twee verzoeken van de Stichting Jeugdbescherming Brabant, die als gecertificeerde instelling optreedt. De kinderrechter heeft de minderjarige, aangeduid als [minderjarige], gehoord in aanwezigheid van haar advocaat, mr. N. van Vliet, en haar persoonlijk begeleider. De moeder van de minderjarige was niet aanwezig, ondanks correcte oproeping.

De kinderrechter heeft in eerdere beschikkingen al een machtiging verleend voor opname in een gesloten accommodatie, die op 6 september 2024 inging en tot 6 november 2024 duurde. De huidige procedure betreft een verzoek om de minderjarige opnieuw in een gesloten setting te plaatsen, nu zij niet in staat is gebleken om met vrijheden om te gaan. De GI heeft aangegeven dat de minderjarige niet de benodigde stappen heeft doorlopen voor terugplaatsing naar een open setting en dat er zorgen zijn over haar gedrag.

Tijdens de mondelinge behandeling heeft de GI haar eerdere verzoek tot verlenging van de machtiging ingetrokken, maar handhaafde het nieuwe verzoek voor een periode van negen maanden. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige zich bewust is van haar situatie en bereid is om therapieën te ondergaan. De Raad voor de Kinderbescherming heeft het verzoek van de GI ondersteund. De kinderrechter heeft uiteindelijk besloten om de machtiging voor gesloten jeugdhulp te verlenen voor de duur van negen maanden, met de mogelijkheid om in de toekomst te onderzoeken of terugplaatsing bij de moeder haalbaar is.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummers: C/02/422822 / JE RK 24-984
C/02/427959 / JE RK 24-1926
Datum uitspraak: 28 oktober 2024
(Nadere) beschikking van de kinderrechter over een machtiging gesloten jeugdhulp
in de zaken van
de gecertificeerde instelling
STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT,
locatie Etten-Leur,
hierna te noemen de GI,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2009 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige] ,
advocaat mr. N. van Vliet te Breda.
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[minderjarige], voornoemd,
De kinderrechter merkt als informant aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats] .
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
- de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Breda,
hierna te noemen: de Raad, om de rechtbank over de verzoeken te adviseren.

1.Het (verdere) verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in zijn beoordeling:
  • de in de zaak met kenmerk C/02/422822 / JE RK 24-984 gegeven beschikking van 30 augustus 2024 en alle daarin genoemde stukken;
  • het verslag van de GI van 18 oktober 2024 in de zaak met kenmerk C/02/422822 / JE RK 24-984;
  • het op 21 oktober 2024 ingekomen verzoek met bijlagen in de zaak met kenmerk C/02/427959 / JE RK 24-1926;
  • de instemmingsverklaring van gedragswetenschapper drs. [naam 1] van 23 oktober 2024.
1.2.
De (voortgezette) mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 28 oktober 2024. Daarbij waren aanwezig:
  • [minderjarige] , die in aanwezigheid van haar advocaat afzonderlijk is gehoord. Naast haar advocaat werd [minderjarige] tevens vergezeld door haar persoonlijk begeleider de heer [naam 2] , aan wie bijzondere toegang is verleend;
  • twee vertegenwoordigers van de GI;
- een vertegenwoordiger van de Raad.
De moeder is, hoewel correct opgeroepen, niet verschenen.

2.De feiten

2.1.
Bij voormelde beschikking van 30 augustus 2024 heeft de kinderrechter een machtiging verleend om [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp met ingang van 6 september 2024 tot 6 november 2024.
Daarbij heeft de kinderrechter de behandeling van het verzoek voor de restperiode van een maand aangehouden tot de mondelinge behandeling van 28 oktober 2024.
2.2.
Op basis van de afgegeven machtiging verblijft [minderjarige] bij [jeugdhulp] te [plaats 1] .

3.De verzoeken

In de zaak met kenmerk C/02/422822 / JE RK 24-984
3.1.
Het restverzoek van de GI om [minderjarige] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp te doen opnemen en te doen verblijven van 6 november 2024 tot 6 december 2024.
In de zaak met kenmerk C/02/427959 / JE RK 24-1926
3.2.
Het verzoek van de GI om [minderjarige] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp te doen opnemen en te doen verblijven voor de duur van negen maanden.

4.De standpunten

4.1.
De GI voert aan dat het [minderjarige] in de afgelopen weken niet is gelukt om de geplande acht stappen te doorlopen die nodig zijn voor een terugplaatsing bij de [groep] van Sterk Huis. Zij is blijven steken bij stap twee. Zo heeft [minderjarige] laten zien zich niet aan de afspraken te kunnen houden, zodra zij vrijheden ervaart vanuit een open setting. Zij loopt dan bijvoorbeeld weg en komt zij terug op de groep wanneer zij dat zelf wil. Ook is [minderjarige] brutaal naar de groepsleiding van [groep] en zoekt zij daarin de grenzen op. Voorts loopt [minderjarige] weg met een groepsgenoot, waarna zij in de avond door de politie op een adres in [plaats 2] moet worden opgehaald. Ook is [minderjarige] in de avond met twee meisjes van haar groep weggelopen, waarna zij in [geboorteplaats] bij een volwassen man hebben overnacht. Er zijn zorgen over wat er bij deze man precies is gebeurd. Uiteindelijk zijn de meisjes het huis van de man ontvlucht en zijn zij naar de stad gegaan, waarna zij door de politie werden opgepakt wegens verdenking van betrokkenheid bij meerdere winkeldiefstallen. Volgens de GI is binnen de gesloten plaatsing tot nu toe voornamelijk gewerkt aan stabiliseren. De komende periode zal aan [minderjarige] binnen de geslotenheid behandeling geboden moeten gaan worden, meer specifiek schematherapie. Daarnaast zal voor het systeem ingezet gaan worden op therapie. Daarbij zal in de komende maanden de mogelijkheid worden onderzocht om [minderjarige] thuis te plaatsen bij de moeder, en, indien dat geen optie blijkt, zal er worden gezocht naar een goed alternatief.
Dat alles zo zijnde trekt de GI tijdens de mondelinge behandeling haar restverzoek (met kenmerk C/02/422822 / JE RK 24-984) in en handhaaft zij haar nieuwe verzoek (met kenmerk C/02/427959 / JE RK 24-1926) om [minderjarige] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp te doen opnemen en te doen verblijven voor de duur van negen maanden.
4.2.
[minderjarige] geeft tegenover de kinderrechter toe dat zij in de afgelopen periode heeft laten zien nog niet of onvoldoende met vrijheden te kunnen omgaan en begrijpt dat de GI daarom verzoekt om haar nog langer gesloten te plaatsen. Het liefste zou [minderjarige] weer bij haar moeder willen wonen, maar [minderjarige] ziet in dat dat nu nog geen optie is en dat zij eerst in therapie zal moeten. Zij is wel blij dat zal worden onderzocht of zij op termijn wel bij haar moeder kan gaan wonen.
Volgens mr. Van Vliet dient het restverzoek (met kenmerk C/02/422822 / JE RK 24-984) te worden afgewezen, nu de GI dit verzoek bij de mondelinge behandeling heeft ingetrokken. Voor wat betreft het verzoek met kenmerk C/02/427959 / JE RK 24-1926 brengt de advocaat naar voren dat [minderjarige] ten tijde van de vorige mondelinge behandeling op
30 augustus 2024 goed bezig was, maar dat zij die positieve lijn helaas niet heeft kunnen doorzetten. Tegen het verzoek voor een machtiging gesloten jeugdhulp voor de duur van negen maanden verzetten de advocaat en [minderjarige] zich niet. [minderjarige] staat open voor de in te [plaats 1] schematherapie en systeemtherapie. Ook wil [minderjarige] graag verder gaan met de ambulante hulp van de heer Van [naam 2] . De advocaat acht het van belang dat [minderjarige] in de diverse te volgen trajecten goed zal worden begeleid. Daarbij acht de advocaat het van belang dat gedurende de komende maanden allereerst bekeken wordt of [minderjarige] op termijn weer bij haar moeder kan gaan wonen.
4.3.
De Raad ondersteunt in het belang van [minderjarige] het verzoek voor een machtiging gesloten jeugdhulp voor de duur negen maanden en het volgen van de trajecten die de GI in dat kader voor ogen heeft.

5.De (nadere) beoordeling

In de zaak met kenmerk C/02/422822 / JE RK 24-984
5.1.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de GI dit restverzoek ingetrokken.
Dit restverzoek zal daarom worden afgewezen.
In de zaak met kenmerk C/02/427959 / JE RK 24-1926
5.2.
De kinderrechter overweegt dat er bij [minderjarige] sprake was van positieve ontwikkelingen en dat de kans groot was dat zij eind dit jaar zou worden teruggeplaatst bij de open [groep] van Sterk Huis. Thans moet echter worden geconstateerd dat [minderjarige] die verwachtingen niet heeft kunnen waarmaken. Het blijkt voor haar nog te vroeg om al met de met de daarbij behorende vrijheden te kunnen omgaan. Erg positief is dat [minderjarige] dit ook inziet en bereid is om binnen het kader van een gesloten plaatsing trajecten te ondergaan waardoor zij meer handvatten kan meekrijgen om beter met vrijheden om te kunnen gaan en dat zij wordt voorbereid om zich in de buitenwereld zich staande te kunnen houden. Hiermee wordt zij door de kinderrechter gecomplimenteerd. Daarbij wordt ook gewaardeerd dat de GI de wens van [minderjarige] om op termijn bij haar moeder te gaan wonen gaat onderzoeken.
5.3.
De gedragswetenschapper stemt in met het verzoek voor een gesloten plaatsing voor de duur van negen maanden.
5.4.
De kinderrechter is, gezien het voorgaande, van oordeel dat jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van [minderjarige] naar volwassenheid ernstig belemmeren. Deze problemen maken dat het verblijf in een gesloten accommodatie noodzakelijk en geschikt is om te voorkomen dat [minderjarige] zich onttrekt aan de jeugdhulp die zij nodig heeft of daaraan door anderen wordt onttrokken. Het is niet gebleken dat er minder ingrijpende mogelijkheden zijn om deze problemen te behandelen (artikel 6.1.2, tweede lid, Jeugdwet (Jw)).
5.5.
De kinderrechter ondersteunt daarbij met de Raad het door de GI uitgezette traject om in de komende periode aan [minderjarige] binnen het kader van een gesloten plaatsing behandelingen aan te bieden, zoals schematherapie en systeemtherapie. Daarbij dient in de komende maanden de mogelijkheid te worden onderzocht om [minderjarige] thuis te plaatsen bij de moeder. Tegelijkertijd dient de GI rekening te houden met de mogelijkheid dat deze optie niet haalbaar kan zijn. Daarom is het aan te bevelen dat de GI ook andere mogelijkheden onderzoekt en een alternatief beschikbaar heeft als inderdaad blijkt dat [minderjarige] op termijn niet bij haar moeder kan worden geplaatst. Aldus wordt voorkomen dat de gesloten plaatsing langer hoeft te duren dan strikt noodzakelijk is.
5.6.
De kinderrechter zal gezien het voorgaande de machtiging voor een gesloten accommodatie voor jeugdhulp verlenen, en wel voor de verzochte periode van negen maanden. Dit leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

De kinderrechter:
In de zaak met kenmerk C/02/422822 / JE RK 24-984
6.1.
wijst het restverzoek af.
In de zaak met kenmerk C/02/427959 / JE RK 24-1926
6.2.
verleent een machtiging om [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp met ingang van 28 oktober 2024 tot 28 juli 2025.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 28 oktober 2024 door mr. Toekoen, kinderrechter, in aanwezigheid van Van Dongen als griffier, en op schrift gesteld op 5 november 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.