ECLI:NL:RBZWB:2024:755

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 februari 2024
Publicatiedatum
8 februari 2024
Zaaknummer
02-007419-23 + 02-046610-21 (TUL)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging van gevangenisstraf en bijzondere voorwaarden na bedreigingen met misdrijf tegen het leven

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 7 februari 2024, is de verdachte beschuldigd van het bedreigen van meerdere personen met een misdrijf tegen het leven. De verdachte, geboren in 1992, heeft zich schuldig gemaakt aan bedreigingen via sociale media en het vernielen van een scooter. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte sterk verminderd toerekeningsvatbaar is, wat invloed heeft gehad op de strafmaat. De officier van justitie heeft een gevangenisstraf van 33 dagen geëist, waarvan 30 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar, en bijzondere voorwaarden opgelegd. De rechtbank heeft deze eis grotendeels overgenomen, maar heeft ook bijzondere voorwaarden aan de voorwaardelijke straf verbonden, waaronder een contactverbod met een van de slachtoffers. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 33 dagen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk, en heeft de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden bevolen. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partijen, die voortvloeide uit de bedreigingen. De zaak benadrukt de ernst van bedreigingen en de impact daarvan op de slachtoffers, evenals de noodzaak van behandeling voor de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummers: 02-007419-23 + 02-046610-21 (TUL)
vonnis van de meervoudige kamer van 7 februari 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag 1] 1992 te [geboorteplaats]
wonende te [woonadres]
raadsvrouw mr. A. Kortrijk, advocaat te Breda

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 24 januari 2024, waarbij de officier van justitie, mr. D.U. Colak, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter zitting is ook de vordering tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermeld parketnummer.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
- vijf personen bedreigd heeft met een misdrijf tegen het leven (feiten 1, 2, 3, 5 en 6);
- een scooter vernield dan wel beschadigd heeft (feit 4).

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte alle feiten heeft begaan. Zij baseert zich daarbij op de aangiftes, de berichten en de bekennende verklaring van verdachte.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank op grond van de bekennende verklaring van verdachte voor alle tenlastegelegde feiten tot een bewezenverklaring kan komen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
Indien hoger beroep wordt ingesteld, zal een opgave van de bewijsmiddelen worden opgenomen in een bijlage die aan het vonnis zal worden gehecht
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
op 28 augustus 2022 te Breda [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door die [slachtoffer 1] voornoemd (via WhatsAppberichten naar de telefoon van [naam 1] ) dreigend de woorden toe te voegen "dus als je terug komt op de groep maak ik je dood" en "kom maar [naam 2] jagg een kogel door je kop”;
2.
op 23 juli 2022 te Breda [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door die [slachtoffer 2] voornoemd (via Facebook Messenger) dreigend de woorden toe te voegen "er zijn zware jongens naar je op zoek met machinegeweren";
3.
op 3 november 2022 te Breda [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door die [slachtoffer 3] dreigend de woorden toe te voegen "jij krijgt een 9 mm door je kop" en "ik schiet je neer" en "ik kom van het woonwagenkamp en wij komen jullie allemaal kapot schieten”;
4.
op 3 november 2022 te Breda opzettelijk en wederrechtelijk een scooter (gekentekend [kenteken] ), die aan [slachtoffer 4] toebehoorde, heeft beschadigd;
5.
op tijdstippen in de periode 13 april 2022 tot en met 22 december 2022 te Breda [slachtoffer 5] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door die [slachtoffer 5] voornoemd (door middel van Instagram en/of WhatsApp en/of sms en/of Facebookberichten) dreigend de woorden toe te voegen "ik weet dat je dit leest en ik ga je door je kop schieten" en/of "je hebt met een grote crimineel te maken. ik heb 100.000,- op je hoofd gezet. je gaat het nieuwe jaar niet redden" en/of “als wij jou tegenkomen schieten wij jou door je kop" en/of "of ik laat jou opruimen of ik steek jou in brand met benzine. veilig in breda ben jij niet meer. geloof me", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
6.
op 22 juli 2022 te Breda [slachtoffer 6] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door die [slachtoffer 6] dreigend de woorden toe te voegen "ik heb jou nog niet gevonden maar wel onthouden als ik jou tegen kom dat ik jou dood maakt he" en "ik kom toch wel een x tegen en maak ik jou af" en "Ik steek jou gewoon als het moet he" en "steek gwn een mes in jou als ik jou tegen kom".
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf die gelijk is aan de in voorarrest doorgebrachte tijd, te weten drie dagen. Daarnaast vordert de officier van justitie een taakstraf van 100 uren voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden, zoals die door de reclassering zijn geformuleerd. Voor die voorwaarden en het toezicht door de reclassering vordert zij de dadelijke uitvoerbaarheid. Tot slot vordert de officier van justitie een maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding en vrijheidsbeperking (hierna: gedragsbeïnvloedende maatregel), zoals neergelegd in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr).
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat rekening gehouden moet worden met een sterk verminderde toerekeningsvatbaarheid bij verdachte. Bij de strafmaat is een flinke stok achter de deur nodig. Dit zou volgens de verdediging in de vorm van een voorwaardelijke gevangenisstraf kunnen met daarbij een proeftijd van drie jaar. Over de gedragsbeïnvloedende maatregel wordt opgemerkt dat dit enkel mogelijk is bij zware gewelds- en/of zedenzaken. Deze zaak voldoet niet aan dit criterium. Daar komt bij dat verdachte hulp accepteert, ook als dat in de vorm van een klinische opname is. Die hulp kan worden gegeven in het kader van bijzondere voorwaarden gekoppeld aan een voorwaardelijke gevangenisstraf.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De ernst van de feiten
Op 17 mei 2022 is verdachte voor bedreiging van onder andere [slachtoffer 2] veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke taakstraf met bijzondere voorwaarden. Dat heeft verdachte er niet van weerhouden om [slachtoffer 2] op 23 juli 2022 via social media opnieuw met de dood te bedreigen en uit het dossier blijkt dat verdachte dat in ieder geval in september 2022 nog een keer heeft gedaan. Op 3 november 2022 heeft verdachte een collega van [slachtoffer 2] met de dood bedreigd voor hun kantoorpand en daarna een door [slachtoffer 2] geleende scooter beschadigd. De via social media op respectievelijk 28 augustus en 22 juli 2022 bedreigde [slachtoffer 1] en [slachtoffer 6] zijn voormalige medebewoners van verdachte bij [woongroep] , een beschermde woonvorm. [slachtoffer 5] tot slot is een willekeurig slachtoffer van meerdere doodsbedreigingen via social media in hetzelfde jaar.
De impact van de bedreigingen is op zitting duidelijk verwoord in de voorgelezen slachtofferverklaring van de aanwezige [slachtoffer 5] en door de moeder van de ook aanwezige [slachtoffer 6] , een jonge vrouw met autisme. De slachtoffers hebben angst dat de bedreigingen daadwerkelijk uitgevoerd gaan worden, zijn daardoor voortdurend alert en vragen zich bovendien – ten onrechte – af of ze de bedreigingen aan zichzelf te wijten hebben. [slachtoffer 5] is zelfs verhuisd, omdat ze zich in haar eigen woning niet meer veilig voelde.
De persoon van verdachte
Pas op 8 januari 2023 is verdachte aangehouden. Bij de politie heeft hij meteen alle bedreigingen bekend en dat bij de rechter-commissaris herhaald. Die heeft hem met ingang van 11 januari 2023 geschorst onder een groot aantal bijzondere voorwaarden, waaronder het meewerken aan een persoonlijkheidsonderzoek. Dat heeft verdachte gedaan en in haar rapport van 7 mei 2023 concludeert [psycholoog] dat bij verdachte sprake is van een licht verstandelijke beperking, een stoornis in gebruik van cannabis en alcohol en van een waanstoornis. Het toetsen van wat fantasie en wat werkelijkheid is, is verstoord geraakt. Verdachte werd naar eigen zeggen veel herkend op straat als ‘de jongen van de seksvideo’. Dit zorgde voor veel angst, verdriet en boosheid bij hem. Op zitting heeft verdachte bevestigd dat dat de reden van de bedreigingen is geweest. Alle slachtoffers lachten hem voor zijn gevoel uit. Door zijn verstandelijke beperking kan verdachte dan impulsief of primair reageren. Onder invloed van cannabis, waar hij verhoogd achterdochtig van werd, en alcohol, waar hij door ontremd raakte, heeft verdachte de feiten gepleegd. Gelet op de combinatie van zijn verstoorde realiteitstoetsing, zijn impulsiviteit vanuit zijn verstandelijke beperking en de invloed van middelen, wordt geadviseerd om verdachte het tenlastegelegde in sterk verminderde mate toe te rekenen. De rechtbank neemt deze conclusies van de psycholoog over.
De psycholoog schat de kans op herhaaldelijk gewelddadig gedrag als hoog in als de risicofactoren blijven. Zij adviseert een klinische behandeling binnen het kader van een bijzondere voorwaarde bij een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf. Daarnaast wordt de oplegging van de gedragsbeïnvloedende maatregel geadviseerd.
Ook de reclassering schat in het rapport van 17 januari 2024 de kans op herhaling en op letsel in als hoog. Ondanks alle ingezette kaders en aangescherpte voorwaarden zijn veel leefgebieden nog altijd instabiel en lijkt verdachte zelfs juist de laatste maanden weer terug te vallen in zijn oude grensoverschrijdende gedrag, blijft het middelengebruik aanwezig en lijken de wanen weer in ernstige mate op de voorgrond te staan. Hierdoor is het recidiverisico toegenomen en lijkt hij ondanks de ingezette middelen en maatregelen ongrijpbaar geworden. Zij adviseert om een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden van meldplicht, opname in een zorginstelling, ambulante behandeling (met de mogelijkheid tot kortdurende klinische opname), begeleid wonen of maatschappelijke opvang, locatieverbod, contactverbod, dagbesteding en het meewerken aan middelencontrole. De reclassering adviseert de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden en het toezicht. Tot slot heeft ook de reclassering geadviseerd tot oplegging van de gedragsbeïnvloedende maatregel.
Straf en bijzondere voorwaarden
De rechtbank stelt vast dat de dreiging van een voorwaardelijke taakstraf verdachte er niet van weerhouden heeft om weer ernstige bedreigingen te uiten. Die kunnen verdachte sterk verminderd worden toegerekend, maar verdachte wist wel dat het niet goed was en niet mocht. Anders dan de officier van justitie, is de rechtbank daarom van oordeel dat weer een voorwaardelijke taakstraf opleggen niet het juiste antwoord is op het gedrag van verdachte. De rechtbank zal daarom een deels voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen, waarbij het onvoorwaardelijk deel gelijk is aan de drie dagen doorgebracht in voorarrest. Daarnaast acht de rechtbank een voorwaardelijk deel van dertig dagen op zijn plaats. Aan deze voorwaardelijke gevangenisstraf worden de door de reclassering geformuleerde bijzondere voorwaarden verbonden. Gelet op de recidive en de aard en hoeveelheid van de bedreigingen, acht de rechtbank een proeftijd van drie jaar op zijn plaats.
De rechtbank zal ook de dadelijke uitvoerbaarheid bevelen van de bijzondere voorwaarden en het reclasseringstoezicht. Vanwege de verstoord geraakte toetsing van wat fantasie en werkelijkheid is, in combinatie met de licht verstandelijke beperking en de cannabis- en alcoholstoornis, bestaat er een hoog risico op gewelddadig gedrag en letsel. Zoals de reclassering heeft gerapporteerd, is het recidiverisico toegenomen en lijkt verdachte ongrijpbaar geworden. Dat betekent dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat hij wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zoals artikel 14e Sr vereist. Gelet op de op te leggen straf wordt het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven en komen de schorsingsvoorwaarden met dit vonnis te vervallen. Om te voorkomen dat alle kaders voor verdachte wegvallen en het recidiverisico verder toeneemt is het van belang dat de bijzondere voorwaarden en het reclasseringstoezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.
Gedragsbeïnvloedende maatregel artikel 38z
De psychloog en de reclassering hebben geadviseerd om de gedragsbeïnvloedende maatregel van artikel 38z Sr op te leggen, zoals ook door de officier van justitie is gevorderd. De oplegging van een dergelijke maatregel kan bij een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen en waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld. Gelet op de bewezenverklaring is de rechtbank van oordeel dat in deze zaak niet aan dit laatste criterium wordt voldaan. De gedragsbeïnvloedende maatregel kan dan ook niet worden opgelegd.
Maatregel artikel 38v
Tot slot heeft de benadeelde partij [slachtoffer 5] gevraagd om oplegging van een contactverbod, zoals bepaald in artikel 38vSr. Ter extra voorkoming van nieuwe strafbare feiten naar specifiek [slachtoffer 5] zal de rechtbank dit contactverbod opleggen. Gelet op de eerdere hardleersheid van verdachte moet er volgens de rechtbank ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte zich opnieuw belastend zal gedragen naar [slachtoffer 5] . Daarom zal de rechtbank ook van deze 38v-maatregel de dadelijke uitvoerbaarheid bevelen.

7.De benadeelde partijen

7.1
[slachtoffer 5] (feit 5)
De benadeelde partij [slachtoffer 5] vordert een schadevergoeding van € 750,- voor feit 5.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
De door de benadeelde gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank volledig toewijsbaar. Deze schade staat ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit.
7.2
[slachtoffer 6] (feit 6)
De benadeelde partij [slachtoffer 6] heeft zich als benadeelde partij met betrekking tot feit 6 gevoegd, maar geen bedrag gevorderd. Ter zitting is door de vertegenwoordigster van de benadeelde partij aangegeven dat een schadevergoeding gewenst wordt, maar dat de hoogte van het te vorderen bedrag aan de rechtbank wordt gelaten.
Uit het dossier en de schriftelijke slachtofferverklaring is voldoende gebleken dat het bewezenverklaarde feit 6 een grote impact op de benadeelde partij heeft gehad. Zij heeft door het handelen van verdachte gevoelens van angst en onveiligheid ervaren.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
Het nadeel van de benadeelde partij schat de rechtbank op € 500,- aan immateriële schade.
Deze schade staat in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit.
7.3
Wettelijke rente en schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal de wettelijke rente toewijzen ten aanzien van beide vorderingen van de benadeelde partijen en zij zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van de toegekende schadebedragen. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.

8.De vordering tot tenuitvoerlegging

De officier van justitie heeft schriftelijk gevorderd dat de voorwaardelijke straf van 40 uren taakstraf die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van 17 mei 2022 ten uitvoer zal worden gelegd. Op de zitting heeft de officier van justitie echter afwijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging gevorderd. Gelet op haar eis in de hoofdzaak vindt zij het niet opportuun om de voorwaardelijke taakstraf ten uitvoer te leggen.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan meerdere nieuwe strafbare feiten en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Eerder heeft de rechtbank al vastgesteld dat verdachte kort na zijn voorwaardelijke veroordeling en het begin van zijn proeftijd weer nieuwe strafbare feiten heeft begaan. Verdachte moet weten dat een voorwaardelijke straf een kans is en dat hij de voorwaarden serieus moet nemen. Verdachte heeft de kans echter vrijwel meteen naast zich gelegd. Hij moet weten dat hier gevolgen aan zitten. De rechtbank zal de vordering tenuitvoerlegging dan ook toewijzen, zodat verdachte alsnog 40 uur taakstraf moet gaan doen.
De rechtbank heeft zich afgevraagd of verdachte met het uitvoeren van deze taakstraf niet overvraagd zal worden, gelet op de bijzondere voorwaarden die in de hoofdzaak worden opgelegd. De rechtbank gaat er echter van uit dat de reclassering in staat is om het voor verdachte mogelijk te maken dat hij naast de behandeling ook de taakstraf kan verrichten.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14e, 36f, 38v, 57, 285 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feiten 1, 2, 3 en 6, telkens:Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
feit 4:Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen;
feit 5:Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 33 dagen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
  • dat verdachte zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd zal melden bij de verslavingsreclassering op een nader te bepalen locatie, in de regio waar hij klinisch geplaatst gaat worden. Verdachte blijft zich gedurende de proeftijd melden op afspraken met de reclassering zo vaak en zo lang de reclassering dat noodzakelijk acht;
  • dat verdachte zich laat opnemen in een nader te bepalen forensische zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname duurt een jaar of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt verdachte mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
  • dat verdachte zich laat behandelen door een ambulante (forensische) zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start aansluitend aan de klinische opname. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt.
  • dat verdachte verblijft in een passende instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start aansluitend aan de klinische opname. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
  • dat verdachte zich niet zal bevinden binnen een straal van 25 meter van de [adres] , zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
  • dat verdachte op geen enkele wijze direct of indirect contact zal opnemen, zoeken of hebben met:
- [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedag 2] 2004;
- [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedag 3] 1991;
- [slachtoffer 3] , geboren op [geboortedag 4] 1991;
- [slachtoffer 5] , geboren op [geboortedag 5] 1994;
- [slachtoffer 6] , geboren op [geboortedag 6] 1995;
  • dat verdachte zich inspant voor het vinden en behouden van dagbesteding, met een vaste structuur;
  • dat verdachte meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol/drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
  • dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
  • dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de aan de voorwaardelijke straf verbonden voorwaarden en het op de naleving van die voorwaarden uit te oefenen reclasseringstoezicht,
dadelijk uitvoerbaarzijn;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Maatregel
- legt op de maatregel dat verdachte
drie jaar op geen enkele wijze- direct of indirect
- contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer 5], geboren op [geboortedag 5] 1994;
- beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze
vervangende hechtenisbedraagt
drie dagenvoor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan
met een maximum van zes maanden;
- bepaalt dat toepassing van de vervangende hechtenis de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet opheft;
- bepaalt dat deze maatregel
dadelijk uitvoerbaaris;
Vordering tenuitvoerlegging
- gelast dat de voorwaardelijke straf die bij vonnis d.d. 17 mei 2022 is opgelegd in de zaak onder parketnummer 02-046610-21
ten uitvoer zal worden gelegd, te weten
een taakstraf van 40 uren, te vervangen door 20 dagen hechtenis indien de taakstraf niet of niet naar behoren wordt verricht;
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[slachtoffer 5]van
€ 750,-aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 22 december april 2022 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het [slachtoffer 5] (feit 5),
€ 750,-te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 22 december 2022 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling
15 dagen gijzelingkan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[slachtoffer 6]van
€ 500,-aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 22 juli 2022 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het [slachtoffer 6] (feit 5),
€ 500,-te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 22 juli 2022 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling
10 dagen gijzelingkan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.H. de Brouwer, voorzitter, mr. M. Breeman en mr. D.S.G. Froger, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.R. Tafazzul, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 7 februari 2024.