ECLI:NL:RBZWB:2024:7538
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens niet betalen griffierecht in belastingzaak
Op 5 november 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak BRE 24/5004, waarin belanghebbende, een B.V. uit een onbekende plaats, beroep heeft ingesteld tegen een uitspraak op bezwaar van de ontvanger van de belastingdienst. Het beroep betreft de aanmaningskosten die in rekening zijn gebracht in verband met de betaling van een naheffingsaanslag BPM. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat het griffierecht van € 371,- niet is betaald. De rechtbank heeft geen zitting gehouden, aangezien artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) dit mogelijk maakt in gevallen van kennelijke niet-ontvankelijkheid.
De rechtbank heeft in haar beoordeling aangegeven dat de griffier belanghebbende op 25 juni 2024 heeft gewezen op de verplichting tot betaling van het griffierecht en dat dit binnen vier weken voldaan moest worden. Een tweede herinnering is op 24 juli 2024 verzonden, waarbij belanghebbende wederom de kans kreeg om het griffierecht te voldoen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aangetekende brief op 29 juli 2024 is bezorgd, maar dat belanghebbende het griffierecht niet tijdig heeft betaald. Er is geen verontschuldiging voor dit verzuim gegeven, waardoor de rechtbank concludeert dat het beroep niet-ontvankelijk is. De rechtbank heeft besloten het beroep niet inhoudelijk te beoordelen en het bestreden besluit in stand te laten. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is gedaan door mr. drs. S.J. Willems-Ruesink, rechter, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.