ECLI:NL:RBZWB:2024:7526
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens niet betalen griffierecht in belastingzaak
Op 5 november 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak BRE 24/3931, waarin belanghebbende, vertegenwoordigd door een gemachtigde, beroep heeft ingesteld tegen een uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst. Het beroep betreft de berekening van belastingrente na een uitspraak op bezwaar tegen voldoening op aangifte van BPM. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat het griffierecht van € 187,- niet is betaald. De rechtbank heeft geen zitting gehouden, aangezien artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) dit mogelijk maakt in gevallen van kennelijke niet-ontvankelijkheid.
De rechtbank heeft in haar beoordeling aangegeven dat belanghebbende op 9 mei 2024 door de griffier is gewezen op de verplichting tot betaling van het griffierecht en dat deze betaling binnen vier weken moest plaatsvinden. Een tweede herinnering is op 7 juni 2024 verzonden, maar belanghebbende heeft het griffierecht niet tijdig voldaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen verontschuldigbare redenen zijn gegeven voor het niet tijdig betalen van het griffierecht. Hierdoor is het beroep niet-ontvankelijk verklaard, wat betekent dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk heeft beoordeeld en het bestreden besluit in stand blijft. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is gedaan door mr. drs. S.J. Willems-Ruesink, rechter, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet tegen deze uitspraak, dat binnen zes weken na verzending ingediend kan worden.