Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
,
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de werkgever, ICS CATERING B.V., een verzoek ingediend om de arbeidsovereenkomst met de verwerende partij, [verweerster], te ontbinden. Het verzoekschrift is op 12 januari 2024 ter griffie ontvangen. De verwerende partij heeft een verweerschrift ingediend en op 19 januari 2024 heeft er een zitting plaatsgevonden. Tijdens deze zitting hebben beide partijen hun standpunten toegelicht, en de afspraken zijn vastgelegd in een proces-verbaal.
De werkgever heeft het verzoek tot ontbinding gebaseerd op artikel 7:671b lid 1, onderdeel a, van het Burgerlijk Wetboek, met als argument dat er sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding en dat herplaatsing van de verwerende partij niet meer mogelijk is. De verwerende partij heeft erkend dat de arbeidsverhouding zodanig verstoord is dat voortzetting van de arbeidsovereenkomst niet meer redelijk is. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de verstoring onherstelbaar is en dat er een redelijke grond voor ontbinding bestaat.
Er is echter ook sprake van een opzegverbod tijdens ziekte, zoals bedoeld in artikel 7:670 lid 1 BW. De kantonrechter kan de arbeidsovereenkomst ontbinden ondanks dit opzegverbod, indien het verzoek geen verband houdt met de omstandigheden waarop het opzegverbod betrekking heeft of indien er omstandigheden zijn die maken dat de arbeidsovereenkomst in het belang van de verwerende partij moet eindigen. In dit geval heeft de verwerende partij aangegeven dat haar gezondheidstoestand verslechtert bij voortzetting van het dienstverband, wat de kantonrechter heeft meegewogen in zijn beslissing.
De kantonrechter heeft uiteindelijk besloten de arbeidsovereenkomst per 1 maart 2024 te ontbinden, waarbij partijen ieder hun eigen proceskosten dragen. De beschikking is gegeven door mr. Tilman-Knoester en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 26 januari 2024.