ECLI:NL:RBZWB:2024:7519
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid beroep wegens niet betalen griffierecht in belastingzaak
Op 5 november 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak BRE 24/5360, waarin belanghebbende, een B.V. uit een onbekende plaats, beroep heeft ingesteld tegen een uitspraak op bezwaar van de ontvanger van de belastingdienst. Het beroep betreft een aanmaning en de bijbehorende aanmaningskosten in verband met de betaling van een naheffingsaanslag BPM 2022. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat het griffierecht van € 371,- niet is betaald. De rechtbank heeft geen zitting gehouden, aangezien artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) dit mogelijk maakt in gevallen van kennelijke niet-ontvankelijkheid.
De rechtbank heeft in haar beoordeling aangegeven dat de griffier belanghebbende op 2 juli 2024 heeft gewezen op de verplichting tot betaling van het griffierecht en dat dit binnen vier weken voldaan moest worden. Een tweede herinnering is op 31 juli 2024 verzonden, maar belanghebbende heeft het griffierecht niet tijdig betaald. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen verontschuldigbare redenen zijn gegeven voor het niet tijdig betalen van het griffierecht. Hierdoor is het beroep niet-ontvankelijk verklaard, wat betekent dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk heeft beoordeeld en het bestreden besluit in stand blijft. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is gedaan door mr. drs. S.J. Willems-Ruesink, rechter, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Een afschrift van de uitspraak is verzonden aan de betrokken partijen, die de mogelijkheid hebben om binnen zes weken een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens zijn met de uitspraak.