ECLI:NL:RBZWB:2024:750

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
31 januari 2024
Publicatiedatum
7 februari 2024
Zaaknummer
10504497 CV EXPL 1824 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Karsten-Badal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige bouwwerkzaamheden en geluidsoverlast tussen buren

In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, staat de vraag centraal of buurvrouw X onrechtmatig heeft gehandeld door op het perceel van buurman Y te bouwen, wat heeft geleid tot lekkage. Daarnaast wordt onderzocht of buurman Y geluidsoverlast veroorzaakt door muziek in zijn tuin en of hij inbreuk maakt op de privacy van buurvrouw X door een camera op haar perceel te richten. De zaak is gestart door eisers in conventie, die vorderingen hebben ingediend tegen de gedaagde in conventie. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er sprake is van een geschil tussen buren, dat voortvloeit uit de bouwactiviteiten van de gedaagde en de daaruit voortvloeiende schadeclaims van de eisers. De eisers hebben onder andere gevorderd dat de gedaagde de overbouw op hun perceel verwijdert en de kosten van de ingeschakelde derden vergoedt. De gedaagde heeft verweer gevoerd en betwist dat er sprake is van onrechtmatige daad. De kantonrechter heeft in zijn vonnis geoordeeld dat de vorderingen van de eisers niet toewijsbaar zijn, omdat zij onvoldoende bewijs hebben geleverd voor hun claims. De vordering tot aanpassing en verwijdering van de overbouw is afgewezen, evenals de vordering tot vergoeding van de kosten voor ingeschakelde derden. In reconventie heeft de gedaagde vorderingen ingediend tegen de eisers wegens geluidsoverlast, die door de kantonrechter deels zijn toegewezen. De rechter heeft bepaald dat de gedaagde geen muziek mag draaien na 17.00 uur op bepaalde dagen en dat er een dwangsom wordt opgelegd bij overtreding. Tevens is de gedaagde veroordeeld tot het verwijderen van een camera die gericht is op het perceel van de eiser in reconventie. De proceskosten zijn voor beide partijen toegewezen, waarbij de eisers in conventie in het ongelijk zijn gesteld.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Tilburg
Zaaknummer: 10504497 \ CV EXPL 23-1824
Vonnis van 31 januari 2024
in de zaak van

1.[eiser in conventie 1] ,

te [plaats] ,
2.
[eiser in conventie 2],
te [plaats] ,
eisende partijen in conventie,
verwerende partijen in reconventie,
hierna samen te noemen: [eisers in conventie] ,
gemachtigde: Klaverblad Verzekeringen,
tegen
[gedaagde in conventie],
te [plaats] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: [gedaagde in conventie] ,
gemachtigde: mr. A. Smeekes.

1.De procedure

1.1.
Deze procedure gaat over de vraag of [gedaagde in conventie] onrechtmatig heeft gehandeld door op het perceel van [eisers in conventie] te bouwen en lekkage te veroorzaken. Ook gaat het over de vraag of [eisers in conventie] geluidsoverlast veroorzaken door in de tuin muziek af te spelen en of zij inbreuk maken op de privacy van [gedaagde in conventie] door een camera op haar perceel te richten.
1.2.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 26 juli 2023 met de daarin genoemde processtukken;
- de aanvullende producties (10 t/m 15) van [gedaagde in conventie] ;
- de conclusie van antwoord in reconventie met producties;
- de mondelinge behandeling van 8 december 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De kantonrechter stelt de volgende feiten vast:
a. [eisers in conventie] en [gedaagde in conventie] zijn sinds 2020 buren van elkaar. [eisers in conventie] wonen aan de [adres 1] , [gedaagde in conventie] woont op [adres 2] .
b. [eisers in conventie] hebben in hun tuin een jacuzzi, een TV, een drietal muziekboxen, 1 Sonos geluidsbox en, bovenop de balk van de pergola, een camera staan.
c. In de loop van 2021 hebben [eisers in conventie] een lekkage geconstateerd in de wanden van de badkamer van de woning. Daarop hebben [eisers in conventie] [bedrijf] te [plaats] ingeschakeld, die het volgende aan [eisers in conventie] heeft bericht:
“(…)Op 30-11-2021 jl zijn wij gebeld voor een dak inspectie naar aanleiding van een lekkage. Bij deze inspectie constateerden wij dat op de aanbouw van de buren, een verbouwing heeft plaatsgevonden waarbij de aansluiting van het dak niet voldoet aan de richtlijnen. Met als gevolg dat het water via de aansluiting binnen loopt bij de [eisers in conventie] . Het dak van de [eisers in conventie] is van 2019 en heeft voorheen nooit lekkage vertoont. Echter sinds de opbouw van de buren continue. Oorzaak is hierboven vermeld.(…)
d. Op 30 november 2021 hebben [eisers in conventie] [gedaagde in conventie] geïnformeerd over de lekkage. Naar aanleiding daarvan heeft [gedaagde in conventie] op 11 december 2021, vergezeld door een aannemer, het dak geïnspecteerd.
e. [eisers in conventie] hebben [gedaagde in conventie] eind 2021 verzocht om de overbouw ongedaan te maken en de oorzaak van de lekkage te verhelpen.
f. In de brief van 22 februari 2022 heeft de gemachtigde van [eisers in conventie] [gedaagde in conventie] aangeschreven. De brief vermeldt – voor zover hier van belang – het volgende:
“(…)Cliënte heeft (…) recentelijk een lekkage geconstateerd in de badkamer van de woning. Bijgaand treft u aan de foto’s waarop de lekkage te zien is.
Cliënte heeft een dakdekker verzocht om de oorzaak van de lekkage te achterhalen. De dakdekker heeft zich daartoe de toegang verschaft tot het dak van de woning. De dakdekker heeft moeten constateren dat de lekkage zijn oorzaak vindt in de door u, anderhalf a twee jaar geleden, uitgevoerde werkzaamheden op het dak. De dakdekker meent dat door een ontstane spleet tussen de woningen regenwater de woning van cliënte heeft kunnen binnentreden hetgeen geleid heeft tot de genoemde lekkage. Cliënte heeft u op 30
november 2021, in aanwezigheid van de dakdekker, hier op aangesproken. Ook nadien heeft cliënte u aangesproken op de schade die zij lijdt en u verzocht om tot herstel over te gaan. De door u ingeschakelde aannemer en uw voormalig echtgenoot zijn op 11 december 2021 langs geweest om de situatie te inspecteren. Uw aannemer zou hebben voorgesteld voornoemde spleet ‘dicht te blubberen’ en dicht of af te plakken met dakleer. Een dergelijk herstel is, naar de mening van de dakdekker van cliënte, niet voor de hand liggend waarbij het aanwezige vocht in de muren tot verdere schade zal leiden. Cliënte heeft u verzocht om zorg te dragen voor goed en deugdelijk herstel.
Tot heden heeft u niets in het werk gesteld om de oorzaak te verhelpen. De lekkage bij cliënte duurt onverminderd voort.
Het veroorzaken van schade door bouwwerkzaamheden levert een onrechtmatige daad op jegens cliënte in de zin van artikel 6:162 BW. Door deze zaaksbeschadiging wordt cliënte beperkt in haar ongestoorde recht op haar eigendom. Dit vormt een inbreuk op cliënte haar eigendomsrecht, hetgeen onrechtmatig is. Cliënte zal een nadere schadebegroting opstellen als gevolg van de lekkage. Cliënte stelt u onverkort aansprakelijk voor de thans geconstateerde schade alsmede in de toekomst te lijden schade als gevolg van voornoemde lekkage.
Voorts heeft de aannemer geconstateerd dat u in de uitvoering van de werkzaamheden anderhalf a twee jaar geleden, overbouw heeft gepleegd op het perceel van cliënte. Het betreft een overbouw van circa 8 á 10 cm over de gehele lengte van zes en een halve meter. Cliënte heeft u ook hier op aangesproken. Nadien zijn meerdere verzoeken aan uw adres gedaan om tot herstel over te gaan waarbij u geen overbouw zult plegen. Ondanks uw toezeggingen, heeft u daar geen gehoor of uitvoering aan gegeven. De maat is
inmiddels vol voor cliënte.
(…)
In lijn met het verwijderen van de overbouw, dient u zorg te dragen voor goed en deugdelijk herstel waarbij de thans geconstateerde lekkage wordt opgelost. Mocht u niet zorgdragen voor goed en deugdelijk herstel, waarbij cliënte verder schade zal lijden, stelt zij u op voorhand aansprakelijk voor de schade alsmede voor de kosten van herstel door cliënte ingeschakelde dakdekker. Mocht u geen of niet tijdig gehoor geven aan bovenstaande verzoeken, zal ik cliënte adviseren om u zonder nadere aankondiging in rechte te betrekken waarbij de rechter wordt verzocht u te veroordelen tot verwijdering van het bouwwerk onder verbeurte van een dwangsom. Alle daaruit voortvloeiende (gerechtelijke en buitengerechtelijke) kosten zullen op u worden verhaald. Cliënte gaat er vooralsnog van
uit dat het niet zover hoeft te komen(…)”.
g. Daarop heeft [gedaagde in conventie] bij brief van 6 maart 2022 als volgt gereageerd:
“(…)De lekkage waar [eiser in conventie 1] het over heeft kan onmogelijk van mijn kant komen. Zoals u ook op de foto kunt zien is er tegen hun bestaande buitenmuur een nieuwe muur gezet zodat het niet kan zijn dat daar nu een lekkage is ontstaan. Dan zou dat voor de bouw ook al het geval moeten zijn geweest. Overigens is het wel om van het gezeur af te zijn gezegd dat mijn dakdekker ter plaatse van de overgang hier een extra stuk dakleer op zou branden, van “blubberen” is nooit gesproken en ook dit zegt veel over [eiser in conventie 1] .(…)
De door jullie aangedragen tekening van het kadaster is een van het internet afgeplukt en nietszeggend papiertje. Hier ga ik dus niets mee doen.
Ik stel voor dat er gezamenlijk een deugdelijke kadastrale meting laten uitvoeren waarbij alle vanaf het huis tot aan de poort achter in kaart wordt gebracht.
Is er sprake van strafbare overbouw, de “strafbaarheid” zal [eiser in conventie 1] ook aan moeten tonen, zullen we hier naar kijken. Echter zal dan ook de erfgrens van voor tot achter gerespecteerd dienen te worden(…)
Uiteraard verwachten wij dan ook binnen een termijn van 14 dagen een bevestigend antwoord mbt kadaster en de bevestiging dat zij de door mij aangehaalde punten gaan oplossen(…)”.
h. Op 4 juli 2022 heeft het Kadaster in opdracht van [eisers in conventie] een grensconstructie uitgevoerd en heeft zij haar relaas van bevindingen aan [eisers in conventie] toegezonden.
i. Op 7 juli 2022 heeft [eisers in conventie] een deskundige, de heer [naam] , verzocht om zijn visie te geven op de door [eisers in conventie] gestelde overbouw. [naam] heeft vervolgens zijn visie gegeven op de mogelijkheid voor het aanpassen van de constructie van de aanbouw van [gedaagde in conventie] .
j. Op 1 augustus 2022 heeft de gemachtigde van [gedaagde in conventie] het volgende aan [eisers in conventie] bericht:
“(…)Uw buurvrouw, mevrouw [gedaagde in conventie] , heeft mij verzocht met u in contact te treden om te bezien of we in der minne tot een oplossing kunnen komen over de kwestie van de geluidsoverlast.
Cliënte ondervindt voortdurend overlast van het geluid van uw audio installatie en de televisie die u buiten in uw tuin hebt geïnstalleerd. Cliënte heeft in het verleden geprobeerd
hierover een gesprek met u te voeren maar dat heeft niet tot resultaat geleid. U hebt te kennen gegeven zoveel als mogelijk buiten te willen leven en daarbij altijd muziek te willen horen. Cliënte heeft geconstateerd dat u dat inderdaad doet. Als het weer het maar enigszins toestaat bent u buiten en zet u de muziekinstallatie en/of de televisie aan op een zodanig niveau dat cliënte er ernstige overlast door ondervindt.
Nadat gesprekken met u niet tot resultaat leidden, heeft cliënte geprobeerd het probleem via de gemeentelijke instanties bespreekbaar met u te maken. Ook dat heeft niet mogen baten.
Cliënte ziet nu geen andere mogelijkheden meer dan u civielrechtelijk aan te spreken. Daartoe heeft zij mij ingeschakeld.
Ik stel u graag in de gelegenheid om alsnog een serieus gesprek aan te gaan gericht op het beperkten van de geluidsoverlast tot een voor cliënte aanvaardbaar niveau. Daarbij moet u dan denken aan afspraken over de tijden waarop u in de tuin muziek draait of naar de televisie kijkt en afspraken over het niveau van het geluid dat daarbij geproduceerd wordt.
Ik verneem graag binnen vijf dagen na dagtekening van deze brief of u bereid bent een serieus gesprek te voeren en mij mee te delen welke voorstellen u dan heeft.(…)”
k. Vervolgens is tussen de gemachtigden van [eisers in conventie] en [eiser in conventie 2] over en weer nog gecorrespondeerd, wat niet tot een oplossing van de geschillen heeft geleid.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
[eisers in conventie] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
[gedaagde in conventie] te veroordelen binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis tot het aanpassen en verwijderen van de op het perceel van [eiser in conventie 1] gepleegde overbouw tot het eigen perceel (kadastraal gemeente [plaats] , [sectie] , [nummer] ) overeenkomstig de kadastrale grens op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 350,- per dag of gedeelte van een dag dat [gedaagde in conventie] daarmee in gebreke blijft te voldoen;
II. [gedaagde in conventie] te veroordelen om aan [eiser in conventie 1] te vergoeden de gemaakte kosten voor ingeschakelde derden ter hoogte van € 641,- (€ 460,- en € 81,-);
III. [gedaagde in conventie] te veroordelen tot betaling van de kosten van deze procedure, te vermeerderen met nakosten en wettelijke rente.
3.2.
[gedaagde in conventie] voert verweer. [gedaagde in conventie] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eisers in conventie] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eiser in conventie 1] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eisers in conventie] in de kosten van deze procedure, inclusief nakosten en wettelijke rente.
in reconventie
3.3.
[eiser in reconventie] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,
I. [verweerders in reconventie] te verbieden onrechtmatige hinder in de zin van artikel 5:37 Burgerlijk Wetboek (BW) te veroorzaken en te verbieden jegens [eiser in reconventie] onrechtmatige geluidshinder toe te brengen in de zin van artikel 6:162 BW door stelselmatig, althans op structurele basis muziek of ander geluid vanaf het perceel behorende bij [adres 2] te [plaats] te verspreiden via geluidsapparatuur zoals radio, tv en andere geluidsdragers al dan niet via boxen of andere geluidsversterkers, althans te verbieden zulks te doen op een te luid volume, althans een zodanige voorziening te treffen ter bestrijding van geluidsoverlast en onder zodanige voorwaarden en termijnen als de rechtbank in goede justitie zal vermenen te behoren, zulks op straffe van een dwangsom van € 5.000,-
II. [verweerders in reconventie] te veroordelen de camera gesitueerd in de achtertuin van [adres 2] te [plaats] gericht op de achtertuin van [adres 1] te [plaats] binnen 24 uur na de betekening van het te wijzen vonnis te verwijderen en verwijderd te houden, althans de camera zodanig te verplaatsen of aan te passen dat en verplaatst en aangepast te houden dat deze niet langer gericht is op het perceel van [eiser in reconventie] en geen zicht heeft op en/of geen beeldopnames maakt van het perceel van [eiser in reconventie] en geen geluidsopnames maakt van de gesprekken van [eiser in reconventie] en haar medebewoners en/of bezoekers van [eiser in reconventie] , zulks op straffe van een dwangsom van € 250,- per dag dat de overtreding voortduurt;
III. [verweerders in reconventie] te veroordelen aan [eiser in reconventie] te betalen een bedrag van € 460,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 26 mei 2023 tot de dag der algehele voldoening;
IV. [verweerders in reconventie] te veroordelen in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met nakosten en wettelijke rente.
3.4.
[verweerders in reconventie] voert verweer. [verweerders in reconventie] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiser in reconventie] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eiser in reconventie] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiser in reconventie] in de kosten van deze procedure, inclusief nakosten en wettelijke rente.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

In conventie
4.1.
[gedaagde in conventie] heeft als meest verstrekkend verweer aangevoerd dat [eiser in conventie 1] niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn vorderingen omdat hij geen eigenaar is van de woning. [gedaagde in conventie] heeft gesteld dat uit de gegevens van het Kadaster blijkt dat [eiser in conventie 2] eigenaar is van de woning, maar dat uit niets blijkt dat [eiser in conventie 1] mede eigenaar is van de woning. [eiser in conventie 1] heeft naar aanleiding van dit verweer (ter zitting) gesteld dat hij en [eiser in conventie 2] op [datum] 2017 in gemeenschap van goederen zijn gehuwd, zodat hij vanaf dat moment mede-eigenaar is geworden van de woning. [eiser in conventie 1] heeft aangeboden om, zo nodig, daarvan bewijs over te leggen. De kantonrechter acht het echter niet nodig dat [eiser in conventie 1] dat bewijs overlegt. De vraag of [eiser in conventie 1] ontvankelijk is in zijn vordering kan naar het oordeel van de kantonrechter in het midden worden gelaten, nu – zoals hierna verder zal worden uiteengezet – de vorderingen van [eiser in conventie 1] en [eiser in conventie 2] worden afgewezen.
Is er sprake van overbouw en moet die aangepast en verwijderd worden?
4.2.
Aan de vordering tot aanpassing en verwijdering van de overbouw legt [eisers in conventie] het volgende ten grondslag. Als gevolg van werkzaamheden aan het dak door [gedaagde in conventie] heeft overbouw plaatsgevonden op en naar het perceel van [eisers in conventie] . [eisers in conventie] hebben daar geen toestemming voor gegeven. Daarmee heeft [gedaagde in conventie] een strook grond van 5 tot 10 centimeter breed over de gehele lengte van het dak over 6,5 meter behorend bij het perceel van [eisers in conventie] . onrechtmatig in beslag genomen. Door het onrechtmatig in gebruik nemen van een deel van het perceel van [eisers in conventie] zou [eisers in conventie] door verloop van tijd de strook grond in eigendom kunnen verliezen. Als gevolg van de overbouw worden [eisers in conventie] belet om nu, dan wel in toekomst, een bouwwerk (extra verdieping) op het dak te laten bouwen. Een dergelijke uitbouw is waardebepalend voor de woning, eventueel voor een mogelijke verkoop.
4.3.
[gedaagde in conventie] voert allereerst als verweer aan dat [eisers in conventie] niet tijdig heeft geklaagd over het gestelde gebrek (de lekkage als gevolg van de overbouw). Op grond van artikel 6:89 BW vervallen dan alle rechten en aanspraken die verband houden met het gebrek. Daarnaast betwist [gedaagde in conventie] dat er sprake is van overbouw. De dakconstructie bevindt zich geheel op het perceel van [gedaagde in conventie] . Voor zover er sprake zou zijn van overbouw rechtvaardigt de geringe overbouw niet de vordering tot afbraak of verwijdering. Het vorderen van verwijderen of aanpassen van de dakconstructie levert in de gegeven omstandigheden misbruik van recht op in de zin van artikel 3:13 BW. Het gaat voor zover er overbouw zou zijn slechts om enkele centimeters (punt 47 e.v. CvA in conventie). [gedaagde in conventie] betwist dat [eisers in conventie] de intentie heeft op het dak, waarop zich zonnepanelen bevinden, een extra verdieping te plaatsen. Bovendien is het de vraag of dit (van gemeentewege en gelet op regels van burenrecht) mag. Verder betwist [gedaagde in conventie] dat de constructie eraan in de weg zou staan dat er een tweede verdieping gebouwd zou kunnen worden. Voor zover zou komen vast te staan dat de dakconstructie de oorzaak van de gestelde lekkage zou zijn, heeft te gelden dat dit slechts kan leiden tot herstel van het gebrek maar niet tot afbraak van de constructie. Bij een afweging van belangen spelen alle omstandigheden van het geval een rol. Naast de omstandigheid dat, indien er al overbouw zou zijn, het centimeterwerk betreft, wijst [gedaagde in conventie] erop dat [eisers in conventie] zonder toestemming het water van het achterste gelegen bijgebouw van [eisers in conventie] afwateren op het perceel van [gedaagde in conventie] en tegen de erfgrens bijgebouwen hebben geplaatst die aan de zijde van [gedaagde in conventie] niet, althans provisorisch zijn afgewerkt, die gelet op het uitzicht het woongenot van [gedaagde in conventie] verstoren. Anderzijds worden [eisers in conventie] vanwege de vermeende overbouw van enkele centimeters op hoge hoogte op het dak, niet in hun belangen geschaad.
4.4.
De kantonrechter gaat voorbij aan het verweer van [gedaagde in conventie] dat [eisers in conventie] niet tijdig heeft geklaagd over de overbouw en de daarmee verband houdende lekkage. Artikel 6:89 BW strekt ertoe de schuldenaar die een prestatie heeft verricht te beschermen omdat hij erop moet kunnen rekenen dat de schuldeiser met bekwame spoed onderzoekt of de prestatie aan de verbintenis beantwoordt en dat deze, indien dit niet het geval blijkt te zijn, zulks eveneens met spoed aan de schuldenaar mededeelt. Het artikel is van toepassing op alle verbintenissen en treft ook de verweermiddelen van de schuldeiser. Het vindt ook toepassing bij bedrog, opzettelijke misleiding, onrechtmatige daad en dwaling. Ook in die gevallen kan de schuldeiser zijn rechten verliezen op grond van te laat klagen, mits de vordering betrekking heeft op prestaties van een schuldenaar en de vordering is gegrond op feiten die tevens de stelling zouden rechtvaardigen dat de prestatie niet aan de verbintenis beantwoordt. Van een situatie als bedoeld in artikel 6:89 BW is in dit geval geen sprake, zodat artikel 6:89 BW toepassing mist.
4.5.
De kantonrechter overweegt dat uit de processtukken, waaronder de overgelegde foto’s, en de daarop tijdens de zitting door partijen gegeven toelichting, volgt dat de aanbouw van [gedaagde in conventie] op haar perceel is gebouwd, tegen de aanbouw van [eisers in conventie] aan, en dat er een kleine ruimte tussen de twee aanbouwen bestaat. De dakbedekking van de – hoger gebouwde – aanbouw van [gedaagde in conventie] is over die ruimte heen gelegen, waardoor er een stuk van de dakbedekking (loodslab) van [gedaagde in conventie] over het dak van de aanbouw van [eisers in conventie] is geconstrueerd. Daaruit volgt dat de loodslab iets over de perceelsgrens – op het dak van de aanbouw van [eisers in conventie] , valt. Vast staat dat [eisers in conventie] hier geen toestemming voor hebben gegeven aan [gedaagde in conventie] . Hoewel de kantonrechter niet exact kan vaststellen hoe breed en hoe lang de overbouw beslaat, staat daarmee vast dat [gedaagde in conventie] een stuk van het dak van [eisers in conventie] in beslag heeft genomen. Daarmee is in beginsel sprake van onrechtmatig handelen.
4.6.
[gedaagde in conventie] heeft gewezen op de redelijkheid (6:248 lid 2 BW) en de schade die zij lijdt als zij tot verwijdering c.q. aanpassing van de dakbedekking moet overgaan en doet daarmee een beroep op het leerstuk van misbruik van recht. Op grond van artikel 3:13 BW kan degene aan wie een bevoegdheid toekomt, haar niet inroepen voor zover hij haar misbruikt. Volgens artikel 3:13 lid 2 BW kan een bevoegdheid onder meer worden misbruikt ingeval men, in aanmerking nemende de onevenredigheid bij de uitoefening en het belang dat daardoor wordt geschaad, naar redelijkheid niet tot die uitoefening had kunnen komen.
4.7.
De kantonrechter is van oordeel dat door [eisers in conventie] geen zwaarwegende belangen naar voren zijn gebracht. Voor zover [eisers in conventie] hebben gesteld dat hun belang tot afbraak c.q. aanpassing van de huidige constructie erin is gelegen dat daarmee de lekkage die zij ervaren sinds de aanbouw door [gedaagde in conventie] is geplaatst wordt verholpen, volgt de kantonrechter [eisers in conventie] daarin niet. Daarbij neemt de kantonrechter in aanmerking dat [eisers in conventie] – mede in het licht van de gemotiveerde betwisting door [gedaagde in conventie] – hun stelling dat er sprake is van lekkage in de badkamer en dat die lekkage wordt veroorzaakt door de constructie van de aanbouw van [gedaagde in conventie] onvoldoende hebben onderbouwd. De door [eisers in conventie] in het geding gebrachte stukken zijn daartoe onvoldoende. De verklaring van [bedrijf] – geciteerd in punt 2 van dit vonnis – inhoudende dat [eisers in conventie] lekkage hebben gekregen na het realiseren van de aanbouw door [gedaagde in conventie] , terwijl [eisers in conventie] daarvoor nimmer lekkage hebben gehad, is onvoldoende om het causaal verband tussen de constructie en de lekkage aan te nemen. Weliswaar stelt [bedrijf] in zijn verklaring dat de aansluiting van het dak van de aanbouw van [gedaagde in conventie] niet voldoet aan de richtlijnen, maar deze stelling is te vaag en niet nader met stukken onderbouwd. Hetzelfde geldt ten aanzien van de door [eisers in conventie] als productie 4 bij dagvaarding overgelegde foto’s van de badkamer. Hieruit volgt niet wat de oorzaak van de lekkage is. De stelling van [eisers in conventie] dat er sprake is van loslatende doucheplaten in zijn woning door overmatig vocht en dat als gevolg van de vochtintreding in het dak de muren muffig ruiken, is evenmin onderbouwd. Nu [eisers in conventie] hun stelling ten aanzien van de lekkage niet, althans onvoldoende hebben onderbouwd, wordt aan (het ter zitting gedane aanbod tot) bewijslevering niet toegekomen. [eisers in conventie] heeft geen andere zwaarwegende belangen naar voren gebracht, zodat in de gegeven omstandigheden het belang van [gedaagde in conventie] bij handhaving van de bestaande situatie moet prevaleren boven het belang van [eisers in conventie] bij verwijdering c.q. aanpassing zoals door [eisers in conventie] gevorderd. Dit betekent dat de vordering tot aanpassing en verwijdering van de overbouw wordt afgewezen.
Dient [gedaagde in conventie] de kosten voor ingeschakelde derden te vergoeden?
4.8.
Aan de vordering tot vergoeding van de kosten voor ingeschakelde derden legt [eisers in conventie] het volgende ten grondslag. Het veroorzaken van schade door bouwwerkzaamheden levert een onrechtmatige daad op jegens [eisers in conventie] . Door deze zaaksbeschadiging worden [eisers in conventie] beperkt in het ongestoorde recht op hun eigendom. Dit vormt een inbreuk op het eigendomsrecht van [eisers in conventie] , wat onrechtmatig is. De schade staat thans nog niet vast. Wel is duidelijk dat bepaalde doucheplaten in de woning al loslaten door overmatig vocht en dat als gevolg van de vochtintreding in het dak muren muffig ruiken. [eisers in conventie] zullen na de aanpassing van het dak door [gedaagde in conventie] de schade inventariseren en deze zal separaat op [gedaagde in conventie] worden verhaald. [eisers in conventie] vorderen de kosten ter vaststelling van aansprakelijkheid en begroting van schade ter hoogte van € 460,- (kosten Kadaster) en € 181,- (kosten Riprodak).
4.9.
[gedaagde in conventie] voert als verweer tegen de vordering het volgende aan. [eisers in conventie] vorderen deze bedragen ter vaststelling van aansprakelijkheid. Daartoe is echter geen vordering ingesteld. De kosten van het Kadaster zijn niet te kwalificeren als kosten ter vaststelling van aansprakelijkheid. De kosten voor het Kadaster zien op het (nogmaals) vaststellen van de kadastrale grens. Het vaststellen van de (al bekende) kadastrale grens draagt niet bij aan het onderzoek naar aansprakelijkheid voor de lekkage. De kosten voor Roprodak zijn evenmin te kwalificeren als kosten ter vaststelling van aansprakelijkheid. Bovendien betwist [gedaagde in conventie] dat de door Riprodak in rekening gebrachte proefboringen zijn gedaan. Uit de stukken blijkt niet wat de proefboringen inhouden en hoe uit de boringen zou kunnen blijken dat de gestelde lekkage veroorzaakt wordt door [gedaagde in conventie] .
4.10.
De kantonrechter overweegt dat, nu hiervoor in punt 4.7 is overwogen dat [eisers in conventie] het causaal verband tussen de lekkage en de aanbouw van [gedaagde in conventie] onvoldoende hebben onderbouwd en de vordering tot verwijdering van de overbouw is afgewezen, de daarmee verband houdende kosten van Riprodak en van het Kadaster om die reden niet toewijsbaar zijn. Dit leidt ertoe dat de vordering tot vergoeding van deze kosten wordt afgewezen.
Wat zijn de proceskosten en wie moet die betalen?
4.11.
[eisers in conventie] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [gedaagde in conventie] worden begroot op:
- salaris gemachtigde € 264,00 (2 punten x tarief € 132,00)
- nakosten €
132,00
Totaal € 396,00
4.12.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
4.13.
De proceskostenveroordeling zal uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard omdat [gedaagde in conventie] daarom heeft gevraagd.
In reconventie
Is er sprake van onrechtmatige geluidshinder?
4.14.
Aan de vordering tot het verbieden van onrechtmatige geluidshinder legt [eiser in reconventie] het volgende ten grondslag. [eiser in reconventie] ervaart sinds zij op haar huidige adres woont ernstige en structurele geluidsoverlast afkomstig van [verweerders in reconventie] , bestaande uit het over vele uren en dagen ook in de avond en nachtelijke uren draaien van luide muziek in de achtertuin, versterkt met geluidsboxen en het geluid van de TV en de jacuzzi. De geluidshinder levert gelet op de aard, ernst en duur onrechtmatige hinder op in de zin van artikel 5:37 BW. Daarnaast handelen [verweerders in reconventie] door het veroorzaken van de geluidsoverlast onrechtmatig jegens [eiser in reconventie] in de zin van artikel 6:162 BW.
4.15.
[verweerders in reconventie] betwisten dat zij overlast veroorzaken. [eiser in reconventie] heeft niet kunnen aantonen dat er sprake is van geluidsoverlast in objectieve zin. De politie en handhaving van de gemeente is in 2022 en 2023 13 keer langs geweest bij [verweerders in reconventie] en zij hebben gedurende een maand gecontroleerd of er sprake was van geluidsoverlast. Nimmer is [verweerders in reconventie] gewaarschuwd door de gemeente of heeft de politie/handhaving een proces-verbaal moeten opnemen.
4.16.
De kantonrechter overweegt het volgende. Artikel 5:37 BW luidt als volgt:
“De eigenaar van een erf mag niet in een mate of op een wijze die volgens artikel 162 van Boek 6 onrechtmatig is, aan eigenaars van andere erven hinder toebrengen zoals door het verspreiden van rumoer, trillingen, stank, rook of gassen, door het onthouden van licht of lucht of door het ontnemen van steun.”
4.17.
Het antwoord op de vraag of het veroorzaken van hinder onrechtmatig is, is blijkens vaste rechtspraak van de Hoge Raad afhankelijk van de aard, de ernst en de duur van de hinder en de daardoor veroorzaakte schade in verband met de verdere omstandigheden van het geval waaronder de plaatselijke omstandigheden (HR 3 mei 1991, NJ 1991/476). Enige vorm van hinder moet men dulden; het moet gaan om overlast (HR 20 december 1940, NJ 1941,336). Verder heeft in een civielrechtelijke geding, zoals hier aan de orde, een bestuursrechtelijke geluidsnorm niet zonder meer als uitgangspunt te gelden.
4.18.
[verweerder in reconventie 2] heeft tijdens de zitting verklaard dat zij en [verweerder in reconventie 1] echte buitenmensen zijn en dat zij, zodra het weer het ook maar enigszins toelaat, buiten in de tuin te vinden zijn en daar iedere dag, zeven dagen in de week, van ‘s ochtends 10.00 uur tot ongeveer ’s avonds 22.00 uur muziek draaien. Later tijdens de zitting heeft [verweerder in reconventie 2] dit standpunt genuanceerd en aangegeven dat zij op doordeweekse dagen in de ochtenden werkt, zodat dan dagelijks pas vanaf 13.00 uur muziek wordt gedraaid en dat zij in de weekenden regelmatig met de camper of boot op pad zijn zodat op die momenten ook geen muziek in de tuin wordt gedraaid. [verweerder in reconventie 2] heeft daarbij opgemerkt dat het gaat om rustige loungemuziek en dat zij niet de geluidsnormen overtreedt.
4.19.
Op grond van voornoemde verklaring stelt de kantonrechter vast dat [verweerders in reconventie] doorgaans dagelijks, gedurende een groot aantal uren (tenminste 9 uur) per dag muziek draaien in zijn achtertuin. De verklaring is ook in overeenstemming met de frequentie van de door [eiser in reconventie] geregistreerde muziek in haar logboek (overgelegd als productie 15) en met wat vrienden/familie schriftelijk hebben verklaard (producties 4 tot en met 9 bij conclusie van antwoord tevens eis in reconventie). De kantonrechter overweegt dat ook laagfrequente geluiden die weliswaar binnen de bestuursrechtelijke normen blijven als onrechtmatig gekwalificeerd kunnen worden, afhankelijk van de frequentie en de duur waarmee deze geluiden worden geproduceerd. De kantonrechter is van oordeel dat de geluiden (hoorbaar op de door [eiser in reconventie] als productie 10 in het geding gebrachte USB stick), die door [eiser in reconventie] dagelijks hoorbaar zijn in haar achtertuin, zodanig frequent en langdurig zijn dat deze als onrechtmatig gekwalificeerd moeten worden. De feitelijke woonsituatie van partijen brengt met zich dat het draaien van muziek in de achtertuin onvermijdelijk voor [eiser in reconventie] merkbaar zal zijn en – objectief gezien – als hinderlijk kan worden ervaren. Partijen wonen immers relatief dicht op elkaar. Hun tuinen zijn van beperkt formaat en slechts van elkaar gescheiden door een schutting.
4.20.
Nu vaststaat dat [verweerders in reconventie] onrechtmatige hinder aan [eiser in reconventie] toebrengen, is de vordering tot het verbieden van het veroorzaken van onrechtmatige hinder in beginsel toewijsbaar. Zoals de kantonrechter al ter zitting te kennen heeft gegeven, kan het verbod niet worden toegewezen op de (te ruime en te onbepaalbare) wijze zoals [eiser in reconventie] in het petitum heeft geformuleerd.
4.21.
Vooropgesteld wordt dat [eiser in reconventie] niet kan verlangen dat zij in het geheel niets merkt van de hobby van haar buren om muziek te draaien in de tuin. Anderzijds zijn er uiteraard wel grenzen aan de mate van geluidshinder die zij heeft te accepteren. [eiser in reconventie] heeft ter zitting verklaard dat zij op maandag, woensdag en donderdag werkt en op die dagen om 17.00/17.30 uur thuiskomt. De kantonrechter acht het – de wederzijdse belangen van partijen in acht nemende – redelijk dat [verweerders in reconventie] geen muziek draaien op de maandagen, woensdagen en donderdagen na 17.00 uur. Voorts acht de kantonrechter het redelijk dat [verweerders in reconventie] op de overige dagen maximaal 4 uur muziek draaien tussen 13.00 en 22.00 uur. In zoverre zal de vordering worden toegewezen.
4.22.
[eiser in reconventie] heeft naar het oordeel van de kantonrechter belang bij een prikkel tot nakoming in de zin van een dwangsom, zodat deze zal worden toegewezen, met dien verstande dat de dwangsom zal worden gematigd tot € 500,- per dag dat [verweerders in reconventie] het verbod overtreedt c.q. zich niet aan de veroordeling houdt, met een maximum van € 10.000,-.
Moet de camera van [verweerders in reconventie] worden verwijderd?
4.23.
Aan de vordering tot het verwijderen of verplaatsen van de camera legt [eiser in reconventie] het volgende ten grondslag. [verweerders in reconventie] hebben een camera geplaatst op 3 meter hoogte op een balk van een houten overspanning of constructie. Deze beweegbare camera is gericht op het perceel van [eiser in reconventie] en filmt dat perceel over de schutting heen. Dit levert een schending van de privacy van [eiser in reconventie] op en is onrechtmatig.
4.24.
[verweerders in reconventie] erkennen dat er camera’s in hun tuin zijn geplaatst, waarmee zij over hun eigendommen kunnen waken. De camera waarvan [eiser in reconventie] verwijdering vordert werkt al geruime tijd niet. [eiser in reconventie] heeft dus geen belang bij haar vordering en daarom dient deze te worden afgewezen.
4.25.
De kantonrechter overweegt dat vast staat dat [verweerders in reconventie] op hun perceel een camera hebben geplaatst. [verweerders in reconventie] hebben niet weersproken dat de camera bovenop op een pergola van 3 meter hoogte is gemonteerd. Dit blijkt ook uit de door [verweerders in reconventie] zelf overgelegde foto’s (productie 2 bij conclusie van antwoord in reconventie). Niet weersproken is dat het een camera betreft die beweegbaar is en beeld– en geluidsopnames kan maken. De kantonrechter stelt voorop dat het in beginsel is toegestaan om een dergelijke camera te hebben en te gebruiken, met name als dat dient ter beveiliging van het eigen perceel en de personen en zaken die zich daarop bevinden. Niet valt echter in te zien dat de camera, die mogelijk ook opnames maakt over de schutting heen van het perceel van [eiser in reconventie] , niet op een andere plek zou kunnen worden gemonteerd, zodanig dat uitgesloten is dat er opnames van het perceel van [eiser in reconventie] kunnen worden gemaakt. Of de camera - zoals [verweerders in reconventie] heeft gesteld - buiten werking is gesteld, valt niet te controleren. Daarmee valt niet uit te sluiten dat er met de camera video-/geluidsopnames van het perceel van [eiser in reconventie] wordt gemaakt, in welk geval op onrechtmatig te achten wijze inbreuk wordt gemaakt op de privacy en het woongenot van [eiser in reconventie] . Bovendien hebben [verweerders in reconventie] ter zitting aangevoerd dat de camera niet meer werkzaam is en heeft zij geen argumenten aangedragen op grond waarvan moet worden geoordeeld dat zij belang hebben bij het behoud van de camera. Gelet daarop zal de vordering tot het verwijderen en het verwijderd houden van de camera worden toegewezen.
4.26.
[eiser in reconventie] heeft naar het oordeel van de kantonrechter belang bij een prikkel tot nakoming in de zin van een dwangsom, zodat deze zal worden toegewezen, met dien verstande dat de dwangsom zal worden gematigd tot € 100,- per dag dat [verweerders in reconventie] niet aan de veroordeling tot verwijdering van de camera voldoen met een maximum van € 5.000,-.
Moeten [verweerders in reconventie] de kosten van het Kadaster vergoeden?
4.27.
[eiser in reconventie] vordert tot slot betaling van een bedrag van € 460,- als vergoeding van de kosten van het Kadaster. [eiser in reconventie] stelt dat door de onterechte verwijten aan de zijde van [eiser in reconventie] zij genoodzaakt is geweest om het Kadaster ter plaatse onderzoek te laten doen, zodat de kosten voor dat onderzoek voor rekening van [verweerders in reconventie] komt.
4.28.
[verweerders in reconventie] voert als verweer tegen de vordering aan dat het opnieuw inschakelen van het Kadaster louter op initiatief van [eiser in reconventie] is gebeurd, zodat de kosten niet voor rekening van [verweerders in reconventie] kunnen komen.
4.29.
[eiser in reconventie] vordert kosten die zij heeft gemaakt voor het inschakelen van het Kadaster, die onderzoek heeft gedaan naar de erfgrens. [eiser in reconventie] heeft niet gesteld op welke (wettelijke) grondslag zij haar vordering baseert. Gelet daarop moet dit deel van de vordering worden afgewezen.
Wat zijn de proceskosten en wie moet die betalen?
4.30.
[verweerders in reconventie] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiser in reconventie] worden begroot op:
- salaris gemachtigde € 264,00 (2 punten x tarief € 132,00)
- nakosten €
132,00
Totaal € 396,00
4.31.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
4.32.
De proceskostenveroordeling zal uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard omdat [eiser in reconventie] daarom heeft gevraagd.

5.De beslissing

De kantonrechter
in conventie
5.1.
wijst de vorderingen van [eisers in conventie] af,
5.2.
veroordeelt [eisers in conventie] in de proceskosten van € 396,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [eisers in conventie] niet tijdig aan de veroordelingen voldoen en het vonnis daarna wordt betekend, dan moeten [eisers in conventie] ook de kosten van betekening betalen,
5.3.
veroordeelt [eisers in conventie] in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 Burgerlijk Wetboek over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan.
in reconventie
5.4.
verbiedt [verweerders in reconventie] geluidsoverlast te (doen) veroorzaken door het afspelen van muziek in hun achtertuin op dinsdag, woensdag en donderdag na 17.00 uur en bepaalt dat [verweerders in reconventie] op de overige dagen van de week maximaal 4 uur muziek mag draaien tussen 13.00 en 22.00 uur.
5.5.
veroordeelt [verweerders in reconventie] om aan [eiser in reconventie] een dwangsom te betalen van € 500,-- voor iedere keer dat zij voornoemd verbod overtreden c.q. zich niet aan voornoemde veroordeling houden, tot een maximum van € 10.000,-- is bereikt;
5.6.
veroordeelt [verweerders in reconventie] om de camera op de pergola in haar achtertuin binnen 24 uur na de betekening van het te wijzen vonnis te verwijderen en verwijderd te houden;
5.7.
veroordeelt [verweerders in reconventie] om aan [eiser in reconventie] een dwangsom te betalen van
€ 200,-- per dag dat zij niet aan de in 5.6. uitgesproken veroordeling voldoen, tot een maximum van € 5.000,-- is bereikt,
5.8.
veroordeelt [verweerders in reconventie] in de proceskosten van € 396,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [verweerders in reconventie] niet tijdig aan de veroordelingen voldoen en het vonnis daarna wordt betekend, dan moeten [verweerders in reconventie] ook de kosten van betekening betalen,
5.9.
veroordeelt [verweerders in reconventie] in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 Burgerlijk Wetboek over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan.
5.10.
wijst af het meer of anders gevorderde.
In conventie en in reconventie:
5.11.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Karsten-Badal en in het openbaar uitgesproken op 31 januari 2024.