Beoordeling door de rechtbank
6. De rechtbank beoordeelt of het college de aanvraag van eiseres om een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken op goede gronden heeft afgewezen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
7. De rechtbank is van oordeel dat het college de aanvraag van eiseres om een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken niet op goede gronden heeft afgewezen. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
8. Eiseres betwist dat zij beschikt over eigen parkeergelegenheid op de parkeerplaats van [organisatie] . Zij voert daartoe aan dat de parkeerplaatsen op de parkeerplaats van [organisatie] niet zijn toegewezen aan een huisnummer. Daarbij is niet aangegeven dat het hier om parkeerplaatsen op eigen terrein gaat. Er zijn voor de 15 appartementen in het complex slechts 13 parkeerplaatsen beschikbaar op deze parkeerplaats. Voor de overige twee parkeerplaatsen moet gebruik worden gemaakt van de algemene parkeerplaats aan [de straat] . Als één van deze twee parkeerplaatsen aan eiseres zou worden toegewezen neemt zij daarmee dus geen algemene parkeerplaats in beslag.
9. Eiseres stelt daarnaast dat er, gezien haar handicap, geen geschikte parkeerplaatsen voor haar zijn op de parkeerplaats van [organisatie] .
Standpunt van het college
10. Het college blijft bij zijn standpunt dat het conform het beleid in de openbare ruimte geen gehandicaptenparkeerplaatsen op kenteken opricht als er sprake is van parkeergelegenheid op eigen terrein of als men hierover kan beschikken.
11. Volgens het college zijn er wel geschikte parkeerplaatsen op het parkeerterrein van [organisatie] , althans kan er een parkeerplaats geschikt gemaakt worden voor eiseres.
Kan eiseres op grond van de beleidsregels aanspraak maken op een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken?
12. Artikel 12, aanhef en onder a, van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer bepaalt dat de plaatsing van het bord E6 (gehandicaptenparkeerplaats), als bedoeld in bijlage 1, behorende bij het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, krachtens een verkeersbesluit moet geschieden.
13. Het college hanteert bij zijn besluitvorming over gehandicaptenparkeerplaatsen de Beleidsregels voor de toekenning van een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken van de gemeente Oosterhout (hierna: de beleidsregels).
14. Volgens artikel 1 van de beleidsregels, voor zover hier relevant, kunnen personen die in het bezit zijn van een Europese gehandicaptenparkeerkaart als bestuurder en die in de Gemeentelijke Basisregistratie Personen (BRP) staan ingeschreven op het adres waarvoor de gehandicaptenparkeerplaats op kenteken wordt aangevraagd, voor een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken in aanmerking komen. Tussen partijen is niet in geschil dat eiseres aan deze vereisten voldoet.
15. Artikel 2 van de beleidsregels bepaalt dat een aanvrager niet in aanmerking komt voor een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken als hij / zij beschikt of kan beschikken over eigen parkeergelegenheid (na)bij zijn / haar woning. Onder eigen parkeergelegenheid (na)bij de woning wordt (onder meer) verstaan: een parkeerplaats in een (gemeenschappelijke) parkeergarage of op een (gemeenschappelijk) parkeerterrein dat is gebouwd (mede) ten behoeve van de woning van aanvrager, mits de eigen parkeergelegenheid fysiek bereikbaar en bruikbaar is of kan worden gemaakt.
16. De rechtbank is van oordeel dat vaststaat dat eiseres beschikt over parkeergelegenheid op eigen terrein, namelijk op de gezamenlijke parkeerplaats van [organisatie] die is opgericht ten behoeve van de bewoners van [appartementencomplex] . Dat de parkeerplaatsen op eigen terrein niet aan een huisnummer zijn toegewezen en dat niet met een bord is aangegeven dat sprake is van een eigen terrein van [organisatie] maakt dat niet anders. De rechtbank overweegt dat deze parkeerplaatsen op eigen terrein in beginsel fysiek bereikbaar en bruikbaar kunnen zijn voor eiseres.
17. Gelet op artikel 2 van de beleidsregels kan eiseres dus geen aanspraak maken op een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken.
Is sprake van bijzondere omstandigheden op grond waarvan kan worden afgeweken van de beleidsregels?
18. De rechtbank dient vervolgens te beoordelen of sprake is van omstandigheden die nopen tot het afwijken van de beleidsregels, zoals bedoeld in artikel 4:84 van de Awb. Op grond van dat artikel handelt het bestuursorgaan overeenkomstig de beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen.
19. Eiseres heeft ter zitting onweersproken gesteld dat zij vanwege haar handicap meer ruimte nodig heeft om in en uit haar auto te stappen en dat zij moeilijk loopt. Eiseres wil daarom graag een gehandicaptenparkeerplaats in de openbare ruimte, ter hoogte van het [adres 2] , naast de twee elektrische oplaadpunten en het opritje. Deze parkeerplaats is volgens eiseres ruimer dan de plaatsen op het eigen terrein van [organisatie] en de afstand tot de ingang naar haar appartement is volgens eiseres korter. Eiseres heeft ter zitting toegelicht dat zij nog zelfstandig boodschappen kan doen op een veilige manier als zij gebruik kan maken van dat parkeervak in de openbare ruimte, omdat zij haar boodschappen dan kan uitladen terwijl zij zelf nog naast of achter haar auto in het parkeervak kan staan. Bij de smallere parkeervakken op het terrein van [organisatie] lukt dat niet. Vervolgens kan eiseres met haar boodschappenkarretje via het opritje eenvoudig naar de ingang van het appartementencomplex lopen. De afstand van de parkeerplaatsen op het eigen terrein van [organisatie] die mogelijk geschikt zouden kunnen worden gemaakt is volgens eiseres twee keer zo groot. Eiseres heeft er tot slot op gewezen dat er op het parkeerterrein van [organisatie] een waterafvoergoot loopt, die ervoor zorgt dat het onveiliger is voor haar om daar te lopen vanwege valgevaar.
20. De rechtbank overweegt dat het college ter zitting (anders dan in het verweerschrift) heeft erkend dat de parkeerplaatsen in de openbare ruimte breder en langer zijn dan de parkeerplaatsen op het parkeerterrein van [organisatie] . Het college heeft daarnaast niet weersproken dat de afstand van de parkeerplaatsen op het eigen terrein van [organisatie] die mogelijk geschikt zouden kunnen worden gemaakt voor eiseres, tot de ingang van het appartementencomplex groter is dan de afstand vanaf de betreffende parkeerplaats in de openbare ruimte. Toch wil het college vasthouden aan het beleid. Ter zitting heeft het college toegelicht dat het met de beleidsregels te dienen doel is om zo efficiënt mogelijk om te gaan met de parkeerplaatsen in de openbare ruimte. Als de betreffende parkeerplaats in de openbare ruimte aan eiseres wordt toegekend, kan een ander geen gebruik maken van deze parkeerplaats, ook als eiseres er zelf geen gebruik van maakt.
21. De rechtbank is van oordeel dat de hiervoor geschetste omstandigheden van eiseres aanleiding geven om in dit geval af te wijken van de beleidsregels. Het belang van de mobiliteit van eiseres weegt naar het oordeel van de rechtbank in dit geval zwaarder dan het belang van het college bij een efficiënt gebruik van de parkeerplaatsen in de openbare ruimte. Daarbij overweegt de rechtbank dat niet is gebleken dat ter plaatse sprake is van een hoge parkeerdruk en dat eiseres onweersproken heeft gesteld dat de woningen in de omgeving allemaal eigen parkeerplekken hebben voor hun woning, waardoor de parkeerplaats die zij graag toegewezen zou willen krijgen vaak beschikbaar is. Ook acht de rechtbank van belang dat in dit geval reeds twee parkeerplaatsen in de openbare ruimte moeten worden gebruikt door de bewoners van het appartementencomplex. Als één van deze twee plaatsen aan eiseres wordt toegekend, komt er op het parkeerterrein van [organisatie] dus een plaats beschikbaar die door een van de andere bewoners kan worden gebruikt. Gelet op deze omstandigheden acht de rechtbank vasthouden aan het beleid in dit geval niet doelmatig. De gevolgen hiervan voor eiseres zijn onevenredig in verhouding tot het met de beleidsregels te dienen doel.
22. Tot slot overweegt de rechtbank dat ter zitting is gebleken dat [organisatie] niet bereid is om een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken aan eiseres toe te kennen. [organisatie] zou slechts bereid zijn om een algemene gehandicaptenparkeerplaats op te richten op haar eigen terrein, die dus door iedereen met een gehandicaptenparkeerkaart zou kunnen worden gebruikt.
23. Gelet op al deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat het college in dit specifieke geval maatwerk had moeten leveren voor eiseres en haar aanvraag om een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken, in afwijking van de beleidsregels, had moeten toewijzen.