ECLI:NL:RBZWB:2024:7486

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 oktober 2024
Publicatiedatum
4 november 2024
Zaaknummer
24/4002
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opleggen bestuurlijke boete voor verkopen woning zonder geldig energielabel

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de oplegging van een bestuurlijke boete van € 450,- voor het niet verstrekken van een energielabel bij de verkoop van haar woning aan [adres]. Dit is verplicht op grond van artikel 120, tweede lid van de Woningwet (Wonw) in combinatie met artikel 2.1, vierde lid van het Besluit energieprestatie gebouwen (Beg). De minister heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift en de rechtbank heeft het beroep op 21 augustus 2024 op zitting behandeld.

Eiseres heeft de woning aan [adres] verkocht aan haar zoon zonder een energielabel te overleggen. Op 1 maart 2023 is een boeterapport opgemaakt en op 11 april 2023 is een voornemen tot het opleggen van de boete bekendgemaakt. De rechtbank oordeelt dat het bestreden besluit, dat is gebaseerd op het Beg, geldig is, ondanks dat het Beg per 1 januari 2024 is vervallen. De rechtbank stelt vast dat de boete is opgelegd conform de Beleidsregel boeteoplegging verkoop en oplevering woning zonder geldig energielabel 2021.

Eiseres betoogt dat de beslissing op bezwaar te laat is genomen, maar de rechtbank oordeelt dat de termijnoverschrijding niet leidt tot niet-ontvankelijkheid van het besluit. De rechtbank concludeert dat de boete van € 450,- passend is, gezien de ernst van de overtreding en de omstandigheden waaronder deze is gepleegd. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard, en de rechtbank bevestigt dat de minister het griffierecht niet aan eiseres hoeft te vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/4002

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 oktober 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres

(gemachtigde: [gemachtigde] )
en
De minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, voorheen de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
(gemachtigde: mr. W.J. Samuels).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de oplegging van een bestuurlijke boete van € 450,- voor het niet verstrekken van een energielabel bij de verkoop van haar woning aan [adres] . Dit is verplicht op grond van artikel 120, tweede lid van de Woningwet (Wonw) in combinatie met artikel 2.1, vierde lid van het Besluit energieprestatie gebouwen (Beg).
1.1.
Met het besluit van 9 april 2024 op het bezwaar van eiseres is de minister bij dat besluit gebleven (bestreden besluit).
1.2.
De minister heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 21 augustus 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: gemachtigde van eiseres en gemachtigde van verweerder.

Totstandkoming van het besluit

2. Eiseres heeft de woning aan [adres] verkocht aan haar zoon. Bij de verkoop is geen energielabel voor de woning aan de zoon overgelegd. Op 1 maart 2023 is hiervan een boeterapport opgemaakt.
2.1.
Op 11 april 2023 is aan eiseres een voornemen tot het opleggen van bestuurlijke boete bekendgemaakt.
2.2.
Tegen dat voornemen heeft eiseres een zienswijze ingediend.
2.3.
Bij besluit van 24 oktober 2023 is de bestuurlijke boete van € 450,- daadwerkelijk opgelegd. Tegen dat besluit heeft eiseres bezwaar gemaakt.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt het besluit tot het opleggen van een bestuurlijke boete aan eiseres. Zij doet dat mede aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
3.1.
Het bestreden besluit is gebaseerd op het Beg die als gevolg van de inwerkingtreding van de Omgevingswet op 1 januari 2024 is vervallen. Uit artikel 4.23, eerste lid, van de Invoeringswet Omgevingswet blijkt dat het oude recht van toepassing blijft op een bestuurlijke sanctie die voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet is opgelegd voor een overtreding die voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet heeft plaatsgevonden. Eiseres heeft de woning aan [adres] zonder energielabel verkocht vóór 1 januari 2024. Dat betekent dat het Beg, zoals die gold vóór 1 januari 2024, van toepassing blijft.
3.2.
Het beroep is ongegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.3.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Heeft het niet tijdig nemen van de beslissing op bezwaar consequenties voor dat besluit?
4. Eiseres stelt zich op het standpunt dat de beslissing op bezwaar te laat is uitgebracht. Deze is genomen op 9 april 2024, terwijl de beslistermijn liep tot 26 februari 2024. Zij heeft daar op de zitting nog aan toegevoegd dat zij in de jurisprudentie aanknopingspunten heeft gevonden dat termijnoverschrijding alleen mogelijk is als de zaak complex is en dat is naar haar mening in deze zaak niet het geval. Hierdoor is de beslissing op bezwaar niet-ontvankelijk.
4.1.
De minister erkent dat de beslistermijn is overschreden. De beslistermijn is op 7 november 2023 wel verdaagd, maar er had uiterlijk op 27 februari 2024 op het bezwaar moeten worden beslist en dat is niet gelukt. Het betreft echter een termijn van orde en het overschrijden daarvan maakt niet dat het besluit op zichzelf niet rechtmatig is.
4.2.
De rechtbank stelt vast dat de termijn voor het nemen van de beslissing op bezwaar is overschreden. De rechtspraak die eiseres ter zitting heeft genoemd, gaat over beroepen tegen het niet tijdig beslissen door bestuursorganen en daar is in deze zaak geen sprake van. De beslistermijn is inderdaad een termijn van orde en het niet tijdig nemen van de beslissing op bezwaar kan niet leiden tot niet-ontvankelijkheid daarvan.
Is de boeteoplegging evenredig?
5. Eiseres voert aan dat zij in bezwaar feiten en omstandigheden heeft aangevoerd op basis waarvan van de boete zou moeten worden afgezien: de woning is verkocht aan haar zoon en hij huurde de woning daarvoor al meer dan een jaar. Hierdoor was hij bekend met de woning en de energieprestatie daarvan en hij heeft ook bij de notaris verklaard geen behoefte te hebben aan het energielabel. Het opleggen van de boete is daarom in strijd met de redelijkheid en billijkheid, er is een uitzonderingssituatie aan de orde.
5.1.
De minister heeft zich in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat op grond van artikel 2.1, vierde lid van het Beg bij de verkoop van een gebouw een geldig energielabel aan de koper moet worden verstrekt. Hij verwijst daarvoor naar het boeterapport van 1 maart 2023. Op de omstandigheden die eiseres aanvoert is geen van de uitzonderingsgronden in artikel 2.2 van het Beg van toepassing, noch is er aanleiding om de bestuurlijke boete te matigen. Het mee laten wegen van de door eiseres geschetste omstandigheden zou de regeling moeilijk te handhaven maken, omdat dan steeds onderzoek zou moeten worden gedaan naar de persoon van de koper. Dat kan ook niet tot een andere conclusie leiden in onderhavig geval. De hoogte van de boete is bepaald in de artikelen 1 en 2 van de Beleidsregel boeteoplegging verkoop en oplevering woning zonder geldig energielabel 2021 (Beleidsregel) en er is in dit concrete geval geen aanleiding om hiervan af te wijken. Het belang van de regeling, namelijk het geven van inzicht aan kopers van de energieprestatie van de woning en de mogelijkheden tot het verbeteren daarvan, dient te prevaleren.
5.2.
De rechtbank stelt vast dat eiseres haar woning heeft verkocht zonder een geldig energielabel. Daarmee heeft zij in strijd gehandeld met 2.1, vierde lid van het Beg. Dit staat niet ter discussie tussen partijen. Op grond van 120 en 120b van de Wonw in combinatie met 2.1, vierde lid van het Beg is bepaald dat de minister voor gedragingen in strijd met artikel 2.1 van het Beg handhavend kan optreden door het opleggen van een bestuurlijke boete.
5.3.
De rechtbank overweegt dat de minister bij het toepassen van deze bevoegdheid de hoogte van de boete moet afstemmen op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten. Hij houdt daarbij zo nodig rekening met de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd. De minister kan omwille van de rechtseenheid en rechtszekerheid beleid vaststellen en toepassen inzake het al dan niet opleggen van een boete en het bepalen van de hoogte daarvan. Uit vaste rechtspraak volgt dat ook indien het beleid als zodanig door de rechter niet onredelijk is bevonden, de minister bij de toepassing daarvan in elk voorkomend geval moet beoordelen of die toepassing strookt met de hiervoor bedoelde eisen die aan de aanwending van de bevoegdheid tot het opleggen van een boete moeten worden gesteld. Indien dat niet het geval is, dient de boete in aanvulling op of in afwijking van het beleid zodanig te worden vastgesteld, dat deze evenredig is. De rechter toetst zonder terughoudendheid of het besluit met betrekking tot de boete voldoet aan deze eisen en dus leidt tot een evenredige sanctie.
5.4.
Volgens de minister is bij de totstandkoming van de hoogte van de boetes rekening gehouden met de ernst van de overtreding, de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten en de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd. [1] Daarnaast is rekening gehouden met het belang dat wordt gediend met artikel 2.1 van het Beg en de beoogde afschrikwekkende werking van de boeteoplegging (de effectiviteit van deze maatregel) [2] , aldus de minister. Ter zitting heeft de minister aangegeven dat in het kader van evenredigheid ook wordt betrokken dat de kosten voor het verkrijgen van een energielabel per gemeente kunnen verschillen, maar dat het verkrijgen van een energielabel gemiddeld € 350,- kost.
5.5.
Bij boetebeleidsregels toetst de rechtbank drie aspecten: of het beleid zelf niet onredelijk is, of toepassing in het concrete geval conform het beleid èn redelijk is; of er een reden is om de inherente afwijkingsbevoegdheid van artikel 4:84 van de Awb te benutten.
5.6.
De rechtbank is van oordeel dat er een redelijke verhouding is tussen het te beschermen belang enerzijds (het stimuleren van een verbeterde energieprestatie voor woningen) en de wijze van handhaving. Dit ook gelet op de kosten van het verkrijgen van het energielabel en het feit dat een bestuurlijke boete een afschrikwekkende werking moet hebben. Daarnaast is er voldoende differentiatie aangebracht, die rekening houdt met de concrete omstandigheden van het geval. Eiseres vindt de Beleidsregel niet onredelijk en de rechtbank ziet daar gelet op het bovenstaande ook geen aanleiding voor.
5.7.
Het staat vast dat de boete is opgelegd conform de Beleidsregel. De rechtbank ziet in wat eiseres heeft aangevoerd geen reden voor het oordeel dat het toepassen van de Beleidsregel in dit geval onredelijk is of dat sprake is van een bijzondere omstandigheid, op basis waarvan de minister had moeten afwijken van de Beleidsregel. Dat de koper in dit geval ook de zoon van eiseres is en daarvoor de woning al ruim een jaar huurde, kan betekenen dat hij op de hoogte was van de energieprestatie, maar daarmee is nog niet gezegd dat hij ook inzicht had in de mogelijkheden tot het verbeteren van de energieprestatie van de woning. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de opgelegde boete van € 450,- passend en geboden.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep tegen het bestreden besluit is ongegrond. Dat betekent dat het besluit tot het opleggen van de bestuurlijke boete in stand blijft. Ook hoeft de minister het griffierecht niet aan eiseres te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M.L.E. Ides Peeters, rechter, in aanwezigheid van
mr.M.A. Jonkers, griffier, op 2 oktober 2024 en openbaar gemaakt door geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Algemene wet bestuursrecht (Awb)
Artikel 5:41
Het bestuursorgaan legt geen bestuurlijke boete op voor zover de overtreding niet aan de overtreder kan worden verweten.
Artikel 5:46
De wet bepaalt de bestuurlijke boete die wegens een bepaalde overtreding ten hoogste kan worden opgelegd.
Tenzij de hoogte van de bestuurlijke boete bij wettelijk voorschrift is vastgesteld, stemt het bestuursorgaan de bestuurlijke boete af op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten. Het bestuursorgaan houdt daarbij zo nodig rekening met de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd.
Woningwet (Wonw)
Artikel 120
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen voorschriften worden gegeven met het oog op de nakoming van voor Nederland verbindende internationale verplichtingen die betrekking hebben op of samenhangen met onderwerpen waarin bij of krachtens deze wet is voorzien.
Gedragingen in strijd met voorschriften als bedoeld in het eerste lid zijn verboden.
Artikel 120b
Onze Minister kan een last onder bestuursdwang of een bestuurlijke boete opleggen ter zake van een overtreding van het verbod, bedoeld in artikel 120, tweede lid.
Voor een overtreding, begaan door een natuurlijke persoon, bedraagt de bestuurlijke boete ten hoogste het bedrag dat is vastgesteld voor de eerste categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht.
Wetboek van Strafrecht
artikel 23
4. de eerste categorie, € 335 [Red: Per 1 januari 2022: € 450.] ;
Besluit energieprestatie gebouwen
Artikel 2.1
4. Bij de verkoop van een gebouw stelt de eigenaar een geldig energielabel voor dat gebouw beschikbaar aan de koper.
Artikel 2.2
Artikel 2.1 is niet van toepassing op:
a. gebouwen waarvoor geen energie gebruikt wordt om het binnenklimaat te regelen;
b. rijksmonumenten als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet, monumenten waarvoor het ontwerpbesluit, bedoeld in artikel 3.2, vierde lid, van de Erfgoedwet, ter inzage is gelegd, vanaf de dag van die ter inzagelegging tot het moment van inschrijving in het rijksmonumentenregister, bedoeld in artikel 1.1 van die wet, of het moment waarop vaststaat dat het monument niet wordt ingeschreven in dat register, krachtens een provinciale of gemeentelijke verordening aangewezen monumenten en monumenten waarop, voordat zij zijn aangewezen, een zodanige verordening van overeenkomstige toepassing is;
c. gebouwen die worden gebruikt voor erediensten en religieuze activiteiten;
d. gebouwen die bestemd zijn om te worden gebruikt voor het bedrijfsmatig bewerken of opslaan van materialen en goederen, of voor agrarische doeleinden, en die een lage energiebehoefte hebben;
e. gebouwen die ten hoogste twee jaar worden gebruikt;
f. voor bewoning bestemde gebouwen die minder dan vier maanden per jaar worden gebruikt, en met een verwacht energieverbruik van minder dan 25% van het energieverbruik bij permanent gebruik;
g. alleenstaande gebouwen met een gebruiksoppervlakte van minder dan 50 m2 en
h. gebouwen die bij minnelijke overeenkomst als bedoeld in artikel 17 van de Onteigeningswet worden verkregen en, met het oog op de uitvoering van het werk waarmee die verkrijging verband houdt, zullen worden gesloopt.
Beleidsregel boeteoplegging verkoop en oplevering woning zonder geldig energielabel 2021
Artikel 1
Deze beleidsregel is van toepassing op overtredingen als bedoeld in artikel 120, tweede lid, van de Woningwet, voor zover de overtreding betrekking heeft op het verkopen en opleveren van een woning zonder geldig energielabel als bedoeld in artikel 2.1, eerste, tweede, vierde of vijfde lid van het Besluit energieprestatie gebouwen.
Voor een overtreding begaan door een natuurlijke persoon bedraagt de boete per verkochte of opgeleverde woning zonder geldig energielabel het bedrag van de eerste categorie, als bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht.

Voetnoten

1.Conform artikel 5:46, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Kamerstukken II 2020/21, nr. 3, p. 3.