Uitspraak
€ 897,00. Het bedrag van € 750,00 dat [eiser] heeft meebetaald aan een reparatie hoeft [gedaagde] niet terug te betalen. De redenen voor het oordeel van de kantonrechter zijn in paragraaf 4 van dit vonnis uitgebreid toegelicht.
1.De procedure
2.De feiten
€ 1.950,00 exclusief btw.
- De drijfstang lagers liggen er volledig eruit.
3.De vordering en het verweer
nietvervangen blijkt te zijn. Dit heeft [bedrijf 2] aan haar meegedeeld, aldus [eiser] . Zij vordert het bedrag van € 750,00 daarom – nu onvoorwaardelijk, zo begrijpt de kantonrechter – terug op grond van onverschuldigde betaling, dan wel ongerechtvaardigde verrijking.
- beantwoordt het afgeleverde (de auto) aan de koopovereenkomst tussen partijen?
- heeft [gedaagde] gevolg gegeven aan een verzoek van [eiser] tot herstel of vervanging?
- heeft zich binnen een jaar na de aflevering een gebrek geopenbaard?
- doet zich een uitzondering (“tenzij”) voor?
Binnen een jaar na aflevering openbaring van een gebrek
aard en/of oorzaakis van het gebrek, doet niet af aan het feit
dater sprake is van een gebrek.
Geen uitzondering op het wettelijke vermoeden
18 januari 2024 te voldoen aan de sommatie van 29 december 2023, met aanzegging dat [eiser] anders geen andere oplossing heeft dan de overeenkomst te ontbinden. Niet gesteld of gebleken is dat [gedaagde] op deze brief heeft gereageerd. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [gedaagde] verklaard dat de berichten in december 2023 en in januari 2024 wel zijn ontvangen.
28 december 2023, althans niet voorafgaand aan de mondelinge behandeling van 30 september 2024.
- a) de koper de zaak terugzendt naar de verkoper op kosten van de verkoper;
- b) de verkoper de koper de voor de zaak betaalde prijs terugbetaalt bij ontvangst van de zaak of bij ontvangst van het door de koper verstrekte bewijs dat hij de zaak heeft teruggezonden.
€ 750,00 gevorderd. Dit bedrag heeft zij in november 2023 aan [gedaagde] betaald voor de reparatie van de auto door [bedrijf 1] . De distributieriem van de auto zou toen vervangen zijn. [eiser] heeft tijdens de mondelinge behandeling echter het standpunt ingenomen: dat de distributieriem volgens het garagebedrijf dat zij heeft bezocht (All-In)
nietvervangen is. Haar betaling moet daarom, vanwege het wegvallen van een rechtsgrond voor de betaling, als onverschuldigd worden beschouwd (artikel 6:203 BW), dan wel [gedaagde] zou ongerechtvaardigd verrijkt zijn (artikel 6:212 BW), aldus [eiser] .
.De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
5.De beslissing
30 oktober 2024.