Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene] B.V.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 18 oktober 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die aan betrokkene was opgelegd. De boete was opgelegd omdat betrokkene als bestuurder op 11 oktober 2022 om 10.28 uur op de Rijksweg A58 te Waarde een mobiel elektronisch apparaat vasthield tijdens het rijden. Betrokkene heeft tegen de opgelegde boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierna heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
Tijdens de zitting op 18 oktober 2024 heeft de gemachtigde van betrokkene, mr. M. Lagas, aangevoerd dat er sprake is van twee verschillende boetes voor één overtreding, wat in strijd zou zijn met het ne bis idem-beginsel. Daarnaast werd betoogd dat de verbalisant niet het merk, type of vorm van het toestel had genoteerd en dat betrokkene niet staande was gehouden, wat zijn belangen zou hebben geschaad. De zittingsvertegenwoordiger, mr. A. de Vreeze, heeft echter betoogd dat de verbalisant twee keer de gedraging heeft waargenomen en dat er geen sprake is van overschrijding van de redelijke termijn.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat de verklaring van de verbalisant voldoende bewijs biedt voor de vaststelling van de gedraging. De enkele ontkenning van betrokkene dat hij een mobiel elektronisch apparaat vasthield, gaf geen aanleiding om aan de verklaring van de verbalisant te twijfelen. De kantonrechter heeft de boete terecht opgelegd en het beroep ongegrond verklaard, zonder aanleiding voor een proceskostenvergoeding. De uitspraak is openbaar uitgesproken en betrokkene kan binnen zes weken hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.