ECLI:NL:RBZWB:2024:7470

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 oktober 2024
Publicatiedatum
1 november 2024
Zaaknummer
11102711 MB VERZ 24-381
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W.H.C. van Eck
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete wegens het vasthouden van een mobiel elektronisch apparaat tijdens het rijden

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 18 oktober 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die aan betrokkene was opgelegd. De boete was opgelegd omdat betrokkene als bestuurder op 11 oktober 2022 om 10.28 uur op de Rijksweg A58 te Waarde een mobiel elektronisch apparaat vasthield tijdens het rijden. Betrokkene heeft tegen de opgelegde boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierna heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.

Tijdens de zitting op 18 oktober 2024 heeft de gemachtigde van betrokkene, mr. M. Lagas, aangevoerd dat er sprake is van twee verschillende boetes voor één overtreding, wat in strijd zou zijn met het ne bis idem-beginsel. Daarnaast werd betoogd dat de verbalisant niet het merk, type of vorm van het toestel had genoteerd en dat betrokkene niet staande was gehouden, wat zijn belangen zou hebben geschaad. De zittingsvertegenwoordiger, mr. A. de Vreeze, heeft echter betoogd dat de verbalisant twee keer de gedraging heeft waargenomen en dat er geen sprake is van overschrijding van de redelijke termijn.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat de verklaring van de verbalisant voldoende bewijs biedt voor de vaststelling van de gedraging. De enkele ontkenning van betrokkene dat hij een mobiel elektronisch apparaat vasthield, gaf geen aanleiding om aan de verklaring van de verbalisant te twijfelen. De kantonrechter heeft de boete terecht opgelegd en het beroep ongegrond verklaard, zonder aanleiding voor een proceskostenvergoeding. De uitspraak is openbaar uitgesproken en betrokkene kan binnen zes weken hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Middelburg
zaaknummer : 11102711 \ MB VERZ 24-381
CJIB-nummer : 5062 5422 5343 8156
uitspraakdatum : 18 oktober 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene] B.V.
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene
gemachtigde : mr. M. Lagas (Appjection B.V.)

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 18 oktober 2024. Namens de officier van justitie is verschenen mr. A. de Vreeze (hierna: zittingsvertegenwoordiger). [naam] is als gemachtigde verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: als bestuurder tijdens het rijden een mobiel elektronisch apparaat vasthouden op de Rijksweg A58 te Waarde op 11 oktober 2022 om 10.28 uur.
Gemachtigde heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat twee verschillende boetes zijn gegeven voor één overtreding. Tussen de twee boetes zit een verschil van één minuut. Dit is in strijd met het ne bis idem beginsel. Subsidiair is aangevoerd dat de verbalisant niet het merk, type of vorm toestel heeft genoteerd terwijl de verbalisant dient te controleren of er sprake is van een telefoon en dient daar dit niet gemakshalve van uit te gaan. De bestuurder van het voertuig is, in strijd met artikel 5 Wahv, niet staande gehouden terwijl hiervoor een reële mogelijkheid bestond. Hierdoor is betrokkene in zijn belangen geschaad. Betrokkene heeft geen mobiel elektronisch apparaat vast gehouden tijdens het rijden. Gemachtigde verzoekt een proceskostenvergoeding.
Ter zitting heeft gemachtigde hieraan toegevoegd dat gelet op het tijdsverloop en de afstand niet is waargenomen dat de telefoon is neergelegd in de tussentijd. Er is dan ook geen sprake van een voortgezette handeling. Er is sprake van overschrijding van de redelijke termijn.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep ongegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. De verbalisant heeft twee keer een boete uitgeschreven met daar tussen één á twee minuten. Het hof heeft geoordeeld dat bij constatering van gedragingen met twee verschillende tijdstippen op twee verschillende pleeglocaties er sprake is van twee afzonderlijke gedragingen. De verbalisant heeft tweemaal waargenomen dat betrokkene een mobiele telefoon heeft vastgehouden tijdens het rijden en heeft voldoende duidelijk verklaard waarom op kenteken is bekeurd. In het zaakoverzicht staat de datum actief op 8 november 2022 en hierdoor is geen sprake van overschrijding van de redelijke termijn.

Overwegingen

De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier - met name uit de verklaring van de verbalisant - voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht.
In zaken op grond van de Wahv biedt de verklaring van de verbalisant in beginsel voldoende grondslag voor de vaststelling dat de gedraging is verricht. Dat is anders indien de betrokkene voor zijn zaak specifieke feiten en omstandigheden aanvoert, die aanleiding geven om te twijfelen aan de juistheid van die verklaring of indien dergelijke feiten en omstandigheden uit het dossier blijken.
De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd, de enkele ontkenning een mobiel elektronisch apparaat vast te hebben gehouden, geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant. De verbalisant heeft een duidelijke verklaring gegeven op welke wijze de gedraging is geconstateerd.
De boete is dus terecht opgelegd.
De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd ook geen reden om de boete te matigen. De kantonrechter is van oordeel dat er geen sprake is van overschrijding van de redelijke termijn nu uit het zaakoverzicht blijkt dat de boete is verzonden op
8 november 2022.
Het beroep wordt daarom ongegrond verklaard. Gelet hierop is er geen aanleiding voor het toekennen van een proceskostenvergoeding.

Beslissing

De kantonrechter verklaart:
- het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.H.C. van Eck, kantonrechter, bijgestaan door de griffier C.G. Zevenhuijzen, en in het openbaar uitgesproken op 18 oktober 2024.
Als u het niet eens bent met deze beslissing, dan kunt u binnen 6 weken na de hieronder vermelde datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maar alleen als:
de boete meer dan € 110,00 bedraagt, of
uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u niet of niet op tijd zekerheid heeft gesteld.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant, Team strafrecht, Postbus 67, 4330 AB Middelburg. Het beroepschrift moet zijn ondertekend door degene die beroep heeft ingesteld of door de gemachtigde.
U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De procedure bij het gerechtshof verloopt geheel schriftelijk, tenzij u in het beroepschrift uitdrukkelijk vraagt om een zitting waarop u uw standpunt mondeling wilt toelichten.
Datum verzending: