ECLI:NL:RBZWB:2024:7469

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 oktober 2024
Publicatiedatum
1 november 2024
Zaaknummer
11056584 MB VERZ 24-300
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W.H.C. van Eck
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete wegens gebruik van mobiel elektronisch apparaat tijdens het rijden

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 18 oktober 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die was opgelegd aan betrokkene, een B.V. De boete was opgelegd omdat de bestuurder tijdens het rijden een mobiel elektronisch apparaat vasthield op de A58 te ’s-Heer Arendskerke op 10 februari 2023. Betrokkene heeft tegen de opgelegde boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.

Tijdens de zitting op 18 oktober 2024 heeft de gemachtigde van betrokkene, mr. M. Lagas, aangevoerd dat de informatieplicht en de hoorplicht zijn geschonden en heeft verzocht om een proceskostenvergoeding. Betrokkene ontkende de gedraging en stelde dat hij een brillendoosje vasthield in plaats van een telefoon. De zittingsvertegenwoordiger, mr. A. de Vreeze, heeft echter betoogd dat de verklaring van de verbalisant voldoende bewijs biedt voor de gedraging. De kantonrechter heeft de verklaring van de verbalisant als voldoende betrouwbaar beoordeeld en geen aanleiding gezien om te twijfelen aan de juistheid ervan.

De kantonrechter heeft geconcludeerd dat de boete terecht is opgelegd en heeft het beroep ongegrond verklaard. Tevens is het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen. De uitspraak is openbaar gedaan en betrokkene heeft de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Middelburg
zaaknummer : 11056584 \ MB VERZ 24-300
CJIB-nummer : 7062 5422 5588 3180
uitspraakdatum : 18 oktober 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene] B.V.
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene
gemachtigde : mr. M. Lagas (Appjection B.V.)

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 18 oktober 2024. Namens de officier van justitie is verschenen mr. A. de Vreeze (hierna: zittingsvertegenwoordiger). [naam] is als gemachtigde verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: als bestuurder tijdens het rijden een mobiel elektronisch apparaat vasthouden op de A58 te ’s-Heer Arendskerke om 10 februari 2023 om 16.16 uur.
Gemachtigde heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd zich niet met de beslissing van de officier van justitie zich te kunnen verenigingen omdat de informatieplicht en de hoorplicht zijn geschonden. Gemachtigde verzoekt een proceskostenvergoeding.
Ter zitting heeft gemachtigde hieraan toegevoegd een kopie van het procesdossier te hebben ontvangen van de rechtbank, zoals was verzocht. Betrokkene ontkent de gedraging en voert aan een brillendoosje vast te hebben gehouden. Daarbij heeft de verbalisant bewust betrokkene niet staande gehouden terwijl hij achter betrokkene reed. De verbalisant heeft niet uitdrukkelijk verklaard niet in een dienstvoertuig te hebben gereden. Na het lezen van het aanvullend proces-verbaal was het gemachtigde duidelijk waarom geen staandehouding kon worden verricht door de verbalisant.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep ongegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Over het verweer dat de informatieplicht is geschonden geeft de zittingsvertegenwoordiger aan dat op 18 april 2023 een brief is aangemaakt, en een kopie van het zaakoverzicht is meegezonden, voor het geven van een extra schriftelijke ronde aan gemachtigde. Deze brief is verzonden via de bestandenbrievenbus zoals is afgesproken met gemachtigde. De verbalisant heeft een uitgebreide verklaring gegeven over de constatering dat betrokkene een telefoon in zijn hand had. De rechterduim van betrokkene was in de nabijheid van het scherm en dit kwam op de verbalisant over alsof de bestuurder aan het appen of aan het lezen was. Ter zitting overlegt de zittingsvertegenwoordiger een aanvullend proces-verbaal van de verbalisant.

Overwegingen

De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier - met name uit de verklaring van de verbalisant in het aanvullend pv - voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht.
In zaken op grond van de Wahv biedt de verklaring van de verbalisant in beginsel voldoende grondslag voor de vaststelling dat de gedraging is verricht. Dat is anders indien de betrokkene voor zijn zaak specifieke feiten en omstandigheden aanvoert, die aanleiding geven om te twijfelen aan de juistheid van die verklaring of indien dergelijke feiten en omstandigheden uit het dossier blijken.
De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant. De verbalisant heeft duidelijk verklaard dat de bestuurder in diens rechterhand een mobiele telefoon vast had en dat zijn rechterduim in de nabijheid van het scherm was en het op de verbalisant overkwam alsof de bestuurder aan het appen of lezen was. Daarbij is de verbalisant er op getraind het verschil te zien tussen een brillendoosje en een mobiel elektronisch apparaat.
De boete is dus terecht opgelegd.
De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd ook geen reden om de boete te matigen.
Het beroep wordt daarom ongegrond verklaard. Gelet hierop is er geen aanleiding voor het toekennen van een proceskostenvergoeding.

Beslissing

De kantonrechter verklaart:
- het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.H.C. van Eck, kantonrechter, bijgestaan door de griffier C.G. Zevenhuijzen, en in het openbaar uitgesproken op 18 oktober 2024.
Als u het niet eens bent met deze beslissing, dan kunt u binnen 6 weken na de hieronder vermelde datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maar alleen als:
de boete meer dan € 110,00 bedraagt, of
uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u niet of niet op tijd zekerheid heeft gesteld.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant, Team strafrecht, Postbus 67, 4330 AB Middelburg. Het beroepschrift moet zijn ondertekend door degene die beroep heeft ingesteld of door de gemachtigde.
U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De procedure bij het gerechtshof verloopt geheel schriftelijk, tenzij u in het beroepschrift uitdrukkelijk vraagt om een zitting waarop u uw standpunt mondeling wilt toelichten.
Datum verzending: