Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene] B.V.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 18 oktober 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die was opgelegd aan betrokkene, een B.V. De boete was opgelegd omdat de bestuurder tijdens het rijden een mobiel elektronisch apparaat vasthield op de A58 te ’s-Heer Arendskerke op 10 februari 2023. Betrokkene heeft tegen de opgelegde boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
Tijdens de zitting op 18 oktober 2024 heeft de gemachtigde van betrokkene, mr. M. Lagas, aangevoerd dat de informatieplicht en de hoorplicht zijn geschonden en heeft verzocht om een proceskostenvergoeding. Betrokkene ontkende de gedraging en stelde dat hij een brillendoosje vasthield in plaats van een telefoon. De zittingsvertegenwoordiger, mr. A. de Vreeze, heeft echter betoogd dat de verklaring van de verbalisant voldoende bewijs biedt voor de gedraging. De kantonrechter heeft de verklaring van de verbalisant als voldoende betrouwbaar beoordeeld en geen aanleiding gezien om te twijfelen aan de juistheid ervan.
De kantonrechter heeft geconcludeerd dat de boete terecht is opgelegd en heeft het beroep ongegrond verklaard. Tevens is het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen. De uitspraak is openbaar gedaan en betrokkene heeft de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.