Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 18 oktober 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het rijden met een voertuig waarvan de band niet voldeed aan de eisen voor de profilering. De gedraging vond plaats op 29 oktober 2022 op de 's-Gravenpolderseweg te Goes. De betrokkene heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard.
Tijdens de zitting heeft de gemachtigde van de betrokkene, mr. M. Lagas, aangevoerd dat de auto in beslag was genomen en dat er vier nieuwe banden onder zaten. Tevens werd gesteld dat de betrokkene niet de eigenaar van het voertuig was, maar deze had geleend. De verbalisant had verklaard dat de band was gemeten, maar de gemeten waarde niet was genoteerd, wat volgens de gemachtigde zou betekenen dat de gedraging niet kon worden vastgesteld. De zittingsvertegenwoordiger, mr. A. de Vreeze, heeft echter betoogd dat de verklaring van de verbalisant voldoende was om de gedraging vast te stellen, ondanks het ontbreken van de exacte gemeten waarde.
De kantonrechter oordeelde dat de verklaring van de verbalisant voldoende bewijs bood voor de vaststelling van de gedraging. De kantonrechter wees erop dat in zaken op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) de verklaring van de verbalisant in beginsel voldoende is, tenzij er specifieke feiten zijn die aan de juistheid van die verklaring twijfelen. De kantonrechter concludeerde dat de boete terecht was opgelegd en dat er geen reden was om deze te matigen. Het beroep werd ongegrond verklaard en het verzoek om proceskostenvergoeding werd afgewezen.