ECLI:NL:RBZWB:2024:7460
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- W.H.C. van Eck
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen verkeersboete en ontvankelijkheid van het beroep
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 18 oktober 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. Betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het rijden van 8 km per uur te hard op een autoweg buiten de bebouwde kom, vastgesteld op 4 oktober 2022. Betrokkene heeft beroep ingesteld bij de officier van justitie, maar deze verklaarde het beroep niet-ontvankelijk omdat het te laat was ingediend. Betrokkene heeft vervolgens beroep ingesteld bij de kantonrechter.
Tijdens de zitting op 18 oktober 2024 was betrokkene niet aanwezig, maar de officier van justitie werd vertegenwoordigd door mr. A. de Vreeze. De kantonrechter overwoog dat de termijn voor het indienen van beroep bij de officier van justitie op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zes weken bedraagt, en dat deze termijn in dit geval op 25 november 2022 eindigde. Het beroepschrift was echter pas op 4 januari 2023 ontvangen, wat te laat was.
De kantonrechter merkte op dat artikel 6:11 van de Awb toestaat dat een te laat ingesteld beroep ontvankelijk kan zijn als het de betrokkene niet kan worden toegerekend. Betrokkene had echter niet aannemelijk gemaakt dat er bijzondere omstandigheden waren die het te laat indienen van het beroep rechtvaardigden. Daarom concludeerde de kantonrechter dat de officier van justitie het beroep terecht niet-ontvankelijk had verklaard, en verklaarde het beroep tegen die beslissing ongegrond.