ECLI:NL:RBZWB:2024:7438
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toepassing van artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht inzake verzoek om inzage persoonsgegevens
In deze zaak heeft eiser op 21 april 2024 bij de korpschef van de politie informatie gevraagd over de verwerking van zijn persoonsgegevens. In het besluit van 7 mei 2024 heeft de korpschef aangegeven dat niet in alle persoonsgegevens inzage kan worden gegeven, met name inzage in registraties PL2000-2024033377 en PL2000-2024033043, omdat deze nog in onderzoek zijn. Eiser heeft op 5 augustus 2024 verzocht om herziening van dit besluit. De korpschef heeft op 27 augustus 2024 besloten het verzoek als zijnde een herhaald verzoek af te wijzen op grond van artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). In dit besluit is aangegeven dat hiertegen beroep kan worden ingesteld.
Eiser heeft op 20 september 2024 beroep ingesteld tegen het besluit van de korpschef en heeft op 30 september 2024 een verzoek om voorlopige voorziening ingediend. De rechtbank heeft in deze procedure te oordelen of de korpschef verplicht is om de op de zaak betrekking hebbende stukken vrij te geven. De rechtbank heeft vastgesteld dat het hier gaat om stukken die betrekking hebben op de zaak en dat beperking van de kennisneming, gezien de aard van de zaak, gerechtvaardigd is.
De rechtbank heeft op 30 oktober 2024 beslist dat de beperking van de kennisneming van de genoemde stukken gerechtvaardigd is. Deze beslissing is genomen door mr. J. van Alphen, rechter, en is ondertekend door mr.drs. R.J. Wesel, griffier. Tegen deze beslissing staat nog geen hoger beroep open, maar dit kan worden ingesteld tegelijkertijd met het hoger beroep tegen de einduitspraak in deze zaak.