ECLI:NL:RBZWB:2024:7436
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- T. Peters
- Rechtspraak.nl
Veroordeling in de proceskosten door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in een bestuursrechtelijke zaak
Op 31 oktober 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen verzoekster B.V. en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Verzoekster had een verzoek ingediend om het UWV te veroordelen in de proceskosten na de intrekking van haar beroep tegen een besluit van het UWV van 3 november 2023. Dit beroep werd ingetrokken omdat het UWV op 16 augustus 2024 een nieuwe beslissing op bezwaar had genomen, waarmee het UWV tegemoetkwam aan verzoekster.
De rechtbank heeft het UWV in de gelegenheid gesteld om te reageren op het verzoek om proceskostenveroordeling, maar het UWV heeft hierop niet gereageerd. De rechtbank heeft vervolgens zonder zitting uitspraak gedaan en het verzoek om proceskostenveroordeling toegewezen. De rechtbank oordeelde dat het UWV geheel aan verzoekster was tegemoetgekomen, waardoor verzoekster recht had op een vergoeding van haar proceskosten.
De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekster recht heeft op een vergoeding van € 875,- voor de proceskosten, aangezien de gemachtigde van verzoekster een beroepschrift had ingediend. Daarnaast is het UWV verplicht om het door verzoekster betaalde griffierecht van € 365,- te vergoeden. De rechtbank heeft de uitspraak openbaar gemaakt en een afschrift verzonden aan de betrokken partijen. Partijen hebben de mogelijkheid om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.