ECLI:NL:RBZWB:2024:7433

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
31 oktober 2024
Publicatiedatum
31 oktober 2024
Zaaknummer
02-174029-20, 02-195105-24 (gev.ttz)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor meerdere woninginbraken en verkeersdelict met gevangenisstraf en geldboete

Op 31 oktober 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere woninginbraken en een verkeersdelict. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 28 maanden voor vijf inbraken en een geldboete van € 500,00 voor het veroorzaken van gevaar op de weg. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen in de periode van juni tot juli 2020 vier inbraken heeft gepleegd in woningen in de gemeente Waalwijk en een inbraak in juni 2024 in een woning in Altena. De verdachte is niet verschenen op de zitting, maar zijn raadsman heeft de verdediging gevoerd. De officier van justitie heeft bewijs gepresenteerd dat de verdachte op camerabeelden te zien was tijdens de inbraken en dat hij in het bezit was van gestolen goederen. De rechtbank heeft de tenlasteleggingen bewezen verklaard en de verdachte strafbaar geacht. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, maar heeft geconcludeerd dat de ernst van de feiten en het recidivekarakter van de verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigen. De rechtbank heeft ook schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, die door de inbraken schade hebben geleden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/174029-20, 02/195105-24 (gev.ttz)
vonnis van de meervoudige kamer van 31 oktober 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1993 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] ,
raadsman mr. W.B.O. van Soest, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 17 oktober 2024. Verdachte is niet verschenen. Wel is verschenen zijn gemachtigde raadsman. De officier van justitie, mr. J. Verschuren, en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I van dit vonnis opgenomen. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
parketnummer 02/174029-20: samen met anderen vier inbraken heeft gepleegd. Subsidiair is bij de feiten 3 en 4 heling tenlastegelegd;
parketnummer 02/195105-24:
feit 1: een inbraak heeft gepleegd dan wel dat hij heeft geprobeerd een inbraak te plegen;
feit 2: gevaar heeft veroorzaakt op de weg.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
Parketnummer 02/174029-20
De officier van justitie acht bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van diefstallen met braak en inklimming. Op de zitting heeft de officier van justitie de volgens hem redengevende bewijsmiddelen naar voren gebracht.
Parketnummer 02/195105-24
De officier van justitie acht bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een diefstal met braak en inklimming en gevaar heeft veroorzaakt op de weg. Op de zitting heeft de officier van justitie de volgens hem redengevende bewijsmiddelen naar voren gebracht.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Parketnummer 02/174029-20
De verdediging bepleit vrijspraak van feit 1, omdat de herkenning van verdachte op de camerabeelden vals is opgemaakt. Ook voor feit 2 bepleit de verdediging vrijspraak. In het dossier zit geen direct bewijs dat verdachte op de plaats delict is geweest. Verder dient verdachte te worden vrijgesproken van het primair tenlastegelegde onder 3. Dat verdachte reflecterend materiaal op zijn broek had, maakt niet dat hij degene is die op de beelden te zien is en dat hij de inbraak heeft gepleegd. Verdachte heeft geen beschikkingsmacht gehad over de biljetten, waardoor ook vrijspraak dient te volgen voor de subsidiair tenlastegelegde heling. Voor de bewezenverklaring van feit 4 refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
Parketnummer 02/195105-24
Voor de bewezenverklaring van de feiten refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II van dit vonnis opgenomen.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Parketnummer 02/174029-20
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen de volgende feiten en omstandigheden vast.
Aanleiding onderzoek en aanhouding verdachte
In de periode van 24 juni 2020 tot en met 3 juli 2020 vonden er in de gemeente Waalwijk veel woninginbraken plaats. Daarom heeft de politie in de nacht extra surveillance ingezet. Op 3 juli 2020, omstreeks 05:13 uur, is er een scooter gezien die reed in de richting van de [straat 1] in [plaats 2] . Op die scooter zaten twee mannen in het donker gekleed. De scooter had geen verlichting en geen kentekenplaat. De twee mannen zijn van de scooter afgestapt en zijn de bosschages aan de [straat 1] ingelopen, wat doorgang geeft naar de achterzijde van de flatwoningen aan de [straat 2] . Beide mannen zijn de portiek van de flatwoning binnengelopen. Een van hun had daarbij een witte kussensloop vast. Op het moment dat de politie naar de portiek liep, kwam een van de mannen terug naar buiten gelopen. De politie herkende deze persoon als een van de twee mannen op de scooter. Dit bleek verdachte te zijn. Hij is op dat moment aangehouden. De tweede man is gevlucht, maar is later ook aangehouden. Dit bleek [naam 1] te zijn. In de berging aan de [adres 1] zijn een scooter zonder kentekenplaat en een kussensloop aangetroffen. In de kussensloop zaten sieraden, die afkomstig zijn van de inbraak aan de [adres 2] in [plaats 1] (feit 4).
Feit 3[aangever 1] heeft aangifte gedaan van diefstal met braak uit zijn woning aan de [adres 3] in [plaats 1] . Het raam aan de voorzijde van de woning was open gewrikt en via inklimming kon de woning worden betreden. Er is een geldbedrag van € 600,00 tot € 700,00 gestolen. Dit waren allemaal biljetten van € 50,00. Op de camerabeelden van de woning aan de [adres 4] in [plaats 1] zijn de inbrekers te zien. Te zien is dat op 3 juli 2020 om 03:26 of om 04:26 uur twee mannen achter elkaar lopen. Een man draagt witte sneakers en heeft op zijn broek, ter hoogte van de knieholte aan de rechterachterzijde, een reflecterend materiaal. De andere man heeft een lichtkleurige zak, vermoedelijk een kussensloop vast. Verdachte is in diezelfde nacht, rond 05:13 uur, in [plaats 2] aangehouden en had toen dezelfde broek en schoenen aan als de man op de beelden van de [adres 4] . Bij de aanhouding van verdachte was hij samen met [naam 1] en hadden zij een kussensloop in hun bezit, wat ook op de beelden te zien is en die later in de berging aan de [adres 1] in [plaats 2] is aangetroffen. Na de aanhouding van [naam 1] werd in zijn fouillering € 650,00 aangetroffen in biljetten van € 50,00. [naam 1] heeft hierover verklaard dat hij dit bedrag heeft gepind, maar uit de gegevens van zijn bankrekening blijkt dat er in deze periode geen pintransactie van meer dan € 30,00 heeft plaatsgevonden.
Het is dus verdachte die te zien is op de beelden met een persoon die een kussensloop bij zich heeft. Het is verdachte die vervolgens een paar uur later met [naam 1] wordt aangetroffen, terwijl zij in het bezit zijn van een kussensloop en waarbij het geld van [aangever 1] bij [naam 1] is aangetroffen.
Gelet op het voorgaande, in onderlinge samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van de inbraak aan de [adres 3] in [plaats 1] .
Feit 4
[aangever 2] heeft aangifte gedaan van diefstal uit haar woning aan de [adres 2] in [plaats 1] . Een raam is open gewrikt en via inklimming kon de woning worden betreden. Er zijn sieraden, een kussensloop en een antieke pop gestolen. De rechtbank is van oordeel dat verdachte hiervoor verantwoordelijk is. In de kussensloop die verdachte en [naam 1] in het bezit hadden - en die later is aangetroffen in de berging aan de [adres 1] - zaten sieraden, die door [aangever 2] zijn herkend als haar sieraden. Ook de kussensloop werd door haar herkend. Hier komt bij dat op de iPhone van [naam 1] foto’s zijn gevonden, die op 3 juli 2020 om 03:05 uur zijn gemaakt, waarbij de locatie [adres 5] staat geregistreerd. Dit is tegenover [adres 2] , waar de inbraak heeft plaatsgevonden. Verdachte was die nacht samen met [naam 1] en zij hebben ook de inbraak gepleegd aan de [adres 3] . Daarnaast zijn er in de woning nog schoensporen aangetroffen, die qua profiel, slijtageverschijnselen en afmetingen overeenkomen met de onder verdachte en [naam 1] inbeslaggenomen schoenen.
Gelet op het voorgaande, in onderlinge samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van de inbraak aan de [adres 2] in [plaats 1] .
Feit 1
[aangever 3] heeft aangifte gedaan van diefstal uit zijn woning aan de [adres 6] in [plaats 2] . Het badkamerraam is opengebroken en via inklimming kon de woning worden betreden. Er zijn twee horloges en een geldbedrag van € 750,00 gestolen. Op de camerabeelden van de woning zijn op 28 juni 2020 om 03:38 uur vier personen te zien. Op het moment dat een persoon richting de camera loopt, gaat het schriklicht van de woning aan. Hierdoor wordt het gelaat van deze persoon opgelicht. [verbalisant] herkent deze persoon als zijnde verdachte. De verbalisant herkende verdachte aan zijn vrij open en ronde neusgaten en aan zijn baard en snor, die verdachte al een aantal jaren laat staan. De camerabeelden zijn op de zitting bekeken en de rechtbank is van oordeel dat deze beelden van zodanige kwaliteit zijn dat je daarop een persoon kan herkennen. Door de verdediging is aangegeven dat de herkenning vals is opgemaakt, omdat verdachte een aantal jaren heeft vastgezeten en hij daarvoor geen baard had. Deze bewering is ontkracht door het door de officier van justitie op de zitting overgelegde proces-verbaal uit 2016, waarin een foto van verdachte is opgenomen met baard. Gelet hierop acht de rechtbank de herkenning van de verbalisant betrouwbaar. Het was dus verdachte die op de beelden is te zien toen er werd ingebroken in de woning. Daarnaast zijn er in de woning schoensporen aangetroffen, die qua profiel, slijtageverschijnselen en afmetingen overeenkomen met de onder [naam 1] inbeslaggenomen schoenen.
Gelet op het voorgaande, in onderlinge samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van de inbraak aan de [adres 6] in [plaats 2] .
Feit 2
Uit de hiervoor bewezenverklaarde inbraken leidt de rechtbank een modus operandi af. Bij alle inbraken is een raam opengebroken en wordt de woning via het raam betreden. Bij de feiten 3 en 4 is er een kussensloop gebruikt om daarin de gestolen sieraden te doen.
[aangever 4] heeft aangifte gedaan van diefstal uit zijn woning aan de [adres 7] in [plaats 2] . Op 28 juni 2020 omstreeks 5.27 uur is de ruit van de balkondeur vernield en kon de woning worden betreden via inklimming. Er zijn twee na-vullingen van parfum, make-up, een paspoort en een rood kistje met daarin sieraden gestolen. De rechtbank is van oordeel dat verdachte hiervoor verantwoordelijk is. Op 3 juli 2020 - enkele dagen na deze inbraak - is er in de berging aan de [adres 1] een kussensloop gevonden met daarin resten van een rood kistje. Dit kistje is door [aangever 4] herkend als zijnde haar kistje, waar haar sieraden in lagen. Het voorgaande komt overeen met de modus operandi van de overige inbraken. Daarnaast zijn er in de woning aan de [adres 7] handschoensporen aangetroffen, die qua afmetingen overeenkomen met de handschoen die bij de aanhouding van verdachte is aangetroffen. In de handschoen zat ook DNA van verdachte.
Gelet op het aantreffen van het rode kistje enkele dagen na de inbraak in de berging aan de [adres 1] , de handschoensporen en de modus operandi van verdachte acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het plegen van de inbraak aan de [adres 7] in [plaats 2] .
Parketnummer 02/195105-24
Feit 1
[aangever 5] heeft aangifte gedaan van diefstal uit zijn woning aan de [adres 8] in [plaats 3] . Het badkamerraam werd vernield en via inklimming kon de woning worden betreden. Op het moment dat de politie ter plaatse kwam, zagen zij een man uit het raam klimmen. De man sprong op het dak van de garage en vluchtte weg. Dit bleek uiteindelijk verdachte te zijn. Bij het raam van de badkamer, waar verdachte de woning heeft verlaten, lag een kussensloop met daarin sieraden. Verdachte heeft verklaard dat hij naar de woning is gegaan, maar dat hij niets heeft meegenomen. Toch is de rechtbank van oordeel dat sprake is van een voltooide diefstal. Door de sieraden in een kussensloop te doen en mee te nemen naar de plek waar hij de woning wilde verlaten, heeft verdachte als heer en meester over de sieraden beschikt. Bovendien mist [aangever 5] nog één ketting en is er dus sowieso al sprake van een voltooide diefstal.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de inbraak aan de [adres 8] in [plaats 3] .
Feit 2
Op basis van de processen-verbaal van bevindingen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 15 juni 2024 gevaar heeft veroorzaakt op de weg.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
Parketnummer 02/174029-20
1
in de periode van 26 juni 2020 tot en met 28 juni 2020 te [plaats 2] tezamen en in vereniging met anderen, een geldbedrag (totaal ongeveer 750,00 euro) en twee horloges (merk Michael Kors en Garmin), die geheel of ten dele aan [aangever 3] , toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak en inklimming;
2
op 28 juni 2020 te [plaats 2] gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, om ongeveer 05.27 uur, uit een woning gelegen aan de [adres 7] een kistje inhoudende sieraden (kettingen en armbanden en broches) en een paspoort (o.n.v. [naam 2] ) en make-up goederen en twee navullingen parfum (Chanel Mademoiselle), die geheel of ten dele aan [aangever 4] en/of [naam 3] toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming;
3
in de periode van 02 juli 2020 tot en met 03 juli 2020 te [plaats 1] , tezamen en in vereniging met een ander, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, om ongeveer 03.26 uur of 04.26 uur, uit een woning gelegen aan de [adres 3] , een hoeveelheid geld, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en zijn mededader toebehoorde, te weten [aangever 1] , heeft weggenomen, met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigen, terwijl verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak en inklimming;
4
in de periode van 29 juni 2020 tot en met 03 juli 2020 te [plaats 1] , tezamen en in vereniging met een ander, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, uit een woning gelegen aan de [adres 2] , een grote hoeveelheid sieraden en een kussensloop en een antieke pop, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en zijn mededader toebehoorde, te weten [aangever 2] , heeft weggenomen, met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigen, terwijl verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak en inklimming.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Parketnummer 02/195105-24
1
op 15 juni 2024 te [plaats 3] , gemeente Altena, in een woning te weten de [adres 8] te [plaats 3] , alwaar hij, verdachte, zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, sieraden en goederen naar zijn gading, die geheel of ten dele aan [aangever 5] , toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl hij, verdachte, zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming;
2
op 15 juni 2024 te [plaats 3] , gemeente Altena, en Hank en Raamsdonksveer en Waspik en Sprang-Capelle en [plaats 2] , als bestuurder van een voertuig (een Volvo V50, gekentekend [kenteken] ), daarmee rijdende op de weg, de Keizer Napoleonweg en A27 en Werfkampenseweg en Aanwassenweg en Maasweg en Zijlweg en Oude Straat en Het Vaartje en de Winterdijk en de Burgemeester Verwielstraat en de Duvenvoordestraat en de Kasteellaan en de Grotestraat en Hollandsestraat en de Tempelierstraat en de [straat 2] en de Doelenstraat, zich zodanig heeft gedragen dat door zijn gedragingen gevaar op die weg werd veroorzaakt, en het verkeer op die weg werd gehinderd, immers heeft hij, verdachte, meermaals, althans eenmaal
- met een hogere snelheid dan de aldaar voor personenauto's toegestane maximum snelheid per uur gereden en
- over drempels gereden waarbij (nauwelijks) snelheid werd verminderd (als gevolg waarvan het voertuig los van de weg kwam) en
- de rotonde tegen het verkeer ingenomen en
- geremd zonder dat hier een aanleiding voor bestond en
- foutief richting aangegeven en
- slingerend over het wegdek gereden.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert voor de vijf inbraken een gevangenisstraf van 28 maanden met aftrek van het voorarrest. Voor het veroorzaken van gevaar op de weg vordert hij een geldboete van € 500,00.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Hij probeert zijn leven op orde te krijgen en samen met de reclassering praktische zaken te regelen. Verdachte heeft een dochter en ook nog een dochter op komst. Daarnaast is sprake van overschrijding van de redelijke termijn.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich samen met een ander in 2020 schuldig gemaakt aan vier woninginbraken. In 2024 heeft verdachte opnieuw een woninginbraak gepleegd. Dit soort feiten leveren schade en overlast op voor de direct betrokkenen en zorgen voor gevoelens van onrust en onveiligheid bij hen en de maatschappij als geheel. De aangevers hebben verklaard dat zij door de inbraak slecht slapen, stress hebben bij onbekende geluiden en gevoelens van onveiligheid ervaren. Bij deze gevolgen heeft verdachte kennelijk niet stilgestaan. Verdachte heeft hiermee laten zien geen enkel respect te hebben voor de eigendommen van anderen en het veiligheidsgevoel van de betrokken personen en enkel te handelen uit eigen belang. Verdachte liep in 2020 nog in een voorwaardelijke invrijheidsstelling als gevolg van een eerdere veroordeling voor negen inbraken en in 2024 liep hij nog in een schorsing toen hij wéér werd aangehouden op verdenking van een inbraak. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan. Toen verdachte bij de inbraak in 2024 werd betrapt door de politie is hij bovendien gevlucht. Verdachte is in een auto gestapt en heeft vervolgens gevaar veroorzaakt op de weg. Zo heeft verdachte onder andere met hoge snelheden gereden, de rotonde tegen het verkeer ingenomen en slingerend over de weg gereden. Het is een wonder dat verdachte hierbij geen schade heeft veroorzaakt en niemand gewond is geraakt.
Naast de ernst van het feit houdt de rechtbank bij het bepalen van de straf rekening met het strafblad van verdachte. Verdachte heeft een omvangrijk strafblad van 21 pagina’s en is al eerder veroordeeld voor woninginbraken. Ook houdt de rechtbank in strafverzwarende zin rekening met de houding van verdachte. Hij heeft geen enkele verantwoordelijkheid genomen voor de woninginbraken en zijn gevaarlijke rijgedrag. Verdachte is zelfs niet op de zitting verschenen, terwijl aanwezig zijn bij de inhoudelijke behandeling van de zaak als schorsingsvoorwaarde is opgelegd en de zaak op 6 april 2023 op verzoek van verdachte is aangehouden, omdat verdachte niet aanwezig kon zijn, terwijl hij dit wel graag zou willen. De rechtbank vindt dit onbegrijpelijk.
Verder houdt de rechtbank rekening met het reclasseringsrapport van 4 oktober 2024, waaruit volgt dat bij verdachte sprake is van instabiliteit op alle leefgebieden. De houding van verdachte, zijn sociaal netwerk, zijn psychosociaal functioneren en financiën zijn delictgerelateerd. De reclassering schat het recidiverisico in als hoog. Verdachte heeft al jaren geen vast inkomen en dient hulp te krijgen voor de praktische leefgebieden, maar ook voor zijn psychosociaal functioneren en houding. Daarom wordt geadviseerd om aan verdachte bijzondere voorwaarden op te leggen.
Volgens de landelijke oriëntatiepunten van de rechtspraak is het uitgangspunt voor een inbraak in een woning, waarbij sprake is van recidive, een gevangenisstraf van zeven maanden. De rechtbank houdt in strafmatigende zin rekening met de overschrijding van de redelijke termijn in de zaak met parketnummer 02/174029-20.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat niet met een andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf kan worden volstaan. Zij acht de eis van de officier van justitie passend en geboden en zal aan verdachte opleggen een gevangenisstraf van 28 maanden met aftrek van het voorarrest. Voor de overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994 legt de rechtbank aan verdachte een geldboete op van € 500,00.
De rechtbank zal de schorsing van de voorlopige hechtenis in de zaak met parketnummer 02/174029-20 opheffen, omdat verdachte zich niet heeft gehouden aan de algemene en bijzondere voorwaarden. Verdachte heeft namelijk in 2024 twee strafbare feiten gepleegd. Daarnaast was verdachte niet op de zitting bij de inhoudelijke behandeling van de zaak en is hij op 15 oktober 2024 ook niet bij de reclassering verschenen.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.De benadeelde partijen

[aangever 4]
De benadeelde partij [aangever 4] vordert een schadevergoeding van € 2.500,00 aan immateriële schade voor feit 2.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
Gelet op de omstandigheden van het geval en de bedragen die in vergelijkbare gevallen zijn toegekend, acht de rechtbank een vergoeding van een bedrag van € 500,00 billijk. Deze schade staat ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit. Voor het overige deel zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren.
[aangever 1]
De benadeelde partij [aangever 1] vordert een schadevergoeding van € 1.754,84 voor
feit 3, bestaande uit € 1.054,84 aan materiële schade en € 700,00 aan immateriële schade. De materiële schade bestaat uit het resterend weggenomen geldbedrag van € 450,00 en het aanschaffen van camera’s voor € 604,84.
Ten aanzien van het resterend weggenomen geldbedrag overweegt de rechtbank als volgt. In de aangifte heeft [aangever 1] aangegeven dat bij de inbraak een geldbedrag van € 600,00 tot
€ 700,00 is weggenomen. In de vordering heeft [aangever 1] aangegeven dat er € 1.450,00 is weggenomen en dat de verzekering tot € 1.000,00 heeft vergoed. Uit het dossier blijkt echter niet dat er een geldbedrag van meer dan € 1.000,00 is gestolen. Daarom zal de rechtbank dit deel van de vordering afwijzen.
Ook de kosten voor het aanschaffen van de camera’s wijst de rechtbank af. De kosten voor de aanschaf van de camera’s zijn niet aan te merken als schade die het rechtstreekse gevolg zijn van de inbraak. De camera’s dienen namelijk als beveiliging tegen toekomstige soortgelijke feiten. Daarom is er geen sprake van rechtstreekse schade, zodat dit deel van de vordering wordt afgewezen.
Ten aanzien van de immateriële schade overweegt de rechtbank als volgt. De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
Gelet op de omstandigheden van het geval en de bedragen die in vergelijkbare gevallen zijn toegekend, acht de rechtbank een vergoeding van een bedrag van € 500,00 billijk. Deze schade staat ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit. Voor het overige deel zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren.
[aangever 2]
De benadeelde partij [aangever 2] vordert een schadevergoeding van € 500,00 aan immateriële schade voor feit 4.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden. De rechtbank acht een vergoeding van € 500,00 billijk. Deze schade staat ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit. Voor het overige deel zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren.
Wettelijke rente, schadevergoedingsmaatregel en hoofdelijkheid
De rechtbank zal ten aanzien van de toegewezen schade de wettelijke rente toewijzen. De rechtbank zal tevens ten aanzien van alle vorderingen de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.
Daarnaast stelt de rechtbank vast dat verdachte de strafbare feiten samen met anderen heeft gepleegd en dat zij naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de gehele schade. Daarom zal de rechtbank de vorderingen en de schadevergoedingsmaatregel hoofdelijk toewijzen. Dit betekent dat verdachte niet meer hoeft te betalen voor zover het bedrag door één of meer mededaders is betaald, en andersom.

8.Het beslag

8.1
De teruggave aan verdachte
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen aan verdachte, aangezien de voorwerpen niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en onder verdachte in beslag zijn genomen.
8.2
De verbeurdverklaring
De rechtbank is van oordeel dat de onder verdachte inbeslaggenomen handschoenen vatbaar zijn voor verbeurdverklaring. Verdachte heeft deze handschoenen namelijk gebruikt bij een woninginbraak.
8.3
De teruggave
De rechtbank zal de teruggave gelasten van het hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerp aan de rechthebbende.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 23, 24c, 33, 33a, 57, 62, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5 en 177 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
parketnummer 02/174029-20:
feit 1:diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de
toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak
en inklimming;
feit 2:diefstal gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning door
iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende
bevindt, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming;
feit 3:diefstal gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning door
iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende
bevindt, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de
toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak
en inklimming;
feit 4:diefstal gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning door
iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende
bevindt, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de
toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak
en inklimming;
parketnummer 02/195105-24
feit 1:diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming;
feit 2:overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
-
parketnummer 02/174029-20 en 02/195105-24 feit 1: veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 28 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
-
parketnummer 02/195105-24 feit 2: veroordeelt verdachte tot
betaling van een geldboete van € 500,00;
- beveelt dat bij niet betaling van de geldboete,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
10 dagen;
Beslag
- verklaart verbeurd het inbeslaggenomen voorwerp, te weten 2 STK handschoen (omschrijving: PL2000-2024149655-G2736975);
- gelast de teruggave aan verdachte van de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:
* 2 STK kleding (omschrijving: PL2000-2024149655-G2736971);
* 2 STK kleding (omschrijving: PL2000-2024149655-G2737068);
* 1 STK schoeisel (omschrijving: PL2000-2024149655-G2737070);
* 2 STK kleding (omschrijving: PL2000-2024149655-G2737069);
* 2 STK schoenen (omschrijving: PL2000-2024149655-G2737077);
* 1 STK zonnebril (omschrijving: PL2000-2024149655-G2737079);
* 1 STK Zonnebril (omschrijving: PL2000-2024149655-G2737079);
- gelast de teruggave aan de rechthebbende van het inbeslaggenomen voorwerp, te weten:
* 1 STK schoeisel (omschrijving: PL2000-2024149655-G2737074);
Benadeelde partijen
[aangever 4]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [aangever 4] van € 500,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 juni 2020 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat verdachte met de mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [aangever 4] (feit 2), € 500,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 juni 2020 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 10 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat verdachte met de mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
[aangever 1]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [aangever 1] van € 500,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 juli 2020 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat verdachte met de mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- verklaart de benadeelde partij ten aanzien van de overige immateriële schade niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- wijst de vordering voor het overige af;
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [aangever 1] (feit 3), € 500,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 juli 2020 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 10 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat verdachte met de mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
[aangever 2]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [aangever 2] van € 500,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 juli 2020 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- bepaalt dat verdachte met de mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [aangever 2] (feit 4), € 500,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 juli 2020 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 10 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat verdachte met de mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Voorlopige hechtenis
- heft op de schorsing van de voorlopige hechtenis in de zaak met parketnummer 02/174029-20.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.A.H.A. Schnitzler-Strijbos, voorzitter,
mr. C.H.M. Pastoors en mr. F.L. Donders, rechters, in tegenwoordigheid van
mr. E. Andraws, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 31 oktober 2024.
Mr. W.A.H.A. Schnitzler-Strijbos en mr. F.L. Donders zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
De tenlastelegging
parketnummer 02/174029-20
1
hij op een tijdstip in of omstreeks de periode van 26 juni 2020 tot en met 28 juni 2020 te [plaats 2] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een geldbedrag (totaal ongeveer 750,00 euro) en/of een twee horloges merk Michael Kors en/of Gamin), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [aangever 3] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft hebben verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
(art. 310 Wetboek van Strafrecht, art. 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art. 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht)
2
hij op of omstreeks 28 juni 2020 te [plaats 2] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, om ongeveer 05.27 uur, in/uit een woning gelegen aan de [adres 7] een kistje inhoudende sieraden (kettingen en/of armbanden en/af broches) en/of een paspoort (o.n.v. [naam 2] ) en/of make-up goederen en/of twee navullingen parfum (Chanel Mademoiselle), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [aangever 4] en/of [naam 3] . in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft hebben verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
(art. 310 Wetboek van Strafrecht, art. 311 lid 1 aht/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art. 311 lid 1 aht/sub 5 Wetboek van Strafrecht)
3
hij op een af meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 02 juli 2020 tot en met 03 juli 2020 te [plaats 1] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, om ongeveer 03.26 uur en/of 04.26 uur, vanuit in/uit een woning gelegen aan de [adres 3] , een (grote) hoeveelheid geld, in elk geval enig goed. dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten [aangever 1] , heeft weggenomen, met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen geldbedrag en/of goed/goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming:
(art. 311 lid 1 ahf/sub 3 Wetboek van Strafrecht, art. 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art. 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 04 juli 2020 te [plaats 1] en/of [plaats 2] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, 14 biljetten van 50,00 euro, althans (een) geldbedrag/goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
(art. 416 id 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht, art. 417bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht, art. 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
4
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 29 juni 2020 tot en met 03 juli 2020 te [plaats 1] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, vanuit in/uit een woning gelegen aan de [adres 2] , een (grote) hoeveelheid sieraden en/of een kussensloop en/of een antieke pop, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten [aangever 2] , heeft weggenomen, met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
(art. 311 lid 1 ahf/sub 3 Wetboek van Strafrecht, art. 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art. 311 lid 1 ahf sub 5 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 03 juli 2020 te [plaats 1] en/of [plaats 2] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een kussensloop en/of sieraden en/of antieke pop, althans (een) goed(eren) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
(art. 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht, art. 417 bis hd 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht, art. 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht).
parketnummer 02/195105-24
1
hij, op of omstreeks 15 juni 2024 te [plaats 3] , gemeente Altena, in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, te weten de [adres 8] te [plaats 3] , alwaar hij, verdachte, zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, sieraden en/of geld en/of goederen naar zijn gading, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [aangever 5] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl hij, verdachte, zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen sieraden en/of geld en/of goederen naar zijn gading onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of Inklimming;
(art. 310 Wetboek van Strafrecht, art. 311 lid 1 ahf/sub 3 Wetboek van Strafrecht, art. 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht, art. 311 lid 2 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 15 juni 2024 te [plaats 3] , gemeente Altena ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, de [adres 8] te [plaats 3] , alwaar hij, verdachte, zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, sieraden en/of geld en/of goederen naar zijn gading, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [aangever 5] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen sieraden en/of geld en/of goederen naar zijn gading onder zijn bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming, immers heeft hij
- een raam van de woning ingegooid en/of vernield en/of
- (vervolgens) zich de toegang verschaft tot de woning door naar binnen te klimmen, en/of
- een kussensloop gepakt, en/of
- (vervolgens) spullen uit de woning gepakt en deze spullen in de kussensloop gestopt terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(art. 310 Wetboek van Strafrecht, art. 311 lid 1 ahf/sub 3 Wetboek van Strafrecht, art. 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht, art. 311 lid 2 Wetboek van Strafrecht, art. 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
2
hij, op of omstreeks 15 juni 2024 te [plaats 3] , gemeente Altena, en/of Hank en/of Raamsdonksveer en/of Waspik en/of Sprang-Capelle en/of [plaats 2] , althans in Nederland, als bestuurder van een voertuig (een Volvo V50, gekentekend [kenteken] ), daarmee rijdende op de weg, de Keizer Napoleonweg en/of A27 en/of Werfkampenseweg en/of Aanwassenweg en/of Maasweg en/of Zijlweg en/of Oude Straat en/of Het Vaartje en/of de Winterdijk en/of de Burgemeester Verwielstraat en/of de Duvenvoordestraat en/of de Kasteellaan en/of de Grotestraat en/of Hollandsestraat en/of de Tempelierstraat en/of de Noordstraat en/of de Doelenstraat, althans op een of meerdere openbare wegen zich zodanig heeft gedragen dat door zijn gedraging(en) gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd, immers heeft hij, verdachte, meermaals, althans eenmaal
- met een hogere snelheid dan de aldaar voor personenauto's toegestane maximum snelheid per uur gereden, in elk geval gereden met een (veel) hogere snelheid dan ter plaatse verantwoord was en/of
- over drempels gereden waarbij (nauwelijks) snelheid werd verminderd (als gevolg waarvan het voertuig los van de weg kwam), en/of
- de rotonde tegen het verkeer ingenomen, en/of
- geremd zonder dat hier een aanleiding voor bestond, en/of
- foutief richting aangegeven, en/of
- slingerend over het wegdek gereden;
(art. 5 Wegenverkeerswet 1994).