ECLI:NL:RBZWB:2024:7419

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
31 oktober 2024
Publicatiedatum
31 oktober 2024
Zaaknummer
02-002001-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling openlijke geweldpleging met letsel aan slachtoffers

Op 31 oktober 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan openlijke geweldpleging. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 17 oktober 2024, waarbij de verdachte niet aanwezig was, maar zijn raadsvrouw, mr. M. Schmit, wel. De officier van justitie, mr. M. Nieuwenhuis, presenteerde de aanklacht, die betrekking had op geweld tegen twee slachtoffers, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], die letsel hadden opgelopen.

De rechtbank oordeelde dat de tenlastelegging geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. De rechtbank concludeerde dat de verdachte op 23 april 2022 openlijk geweld had gepleegd in vereniging met medeverdachten, waarbij hij [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] had mishandeld. De bewijsmiddelen, waaronder camerabeelden en getuigenverklaringen, ondersteunden deze conclusie. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte [slachtoffer 1] in het gezicht had geslagen en [slachtoffer 2] had geraakt met een lantaarn, wat resulteerde in letsel voor beide slachtoffers.

Bij de strafoplegging hield de rechtbank rekening met de ernst van het geweld, de impact op de slachtoffers en de omstandigheden waaronder het geweld plaatsvond. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 14 weken geëist, maar de rechtbank legde uiteindelijk een gevangenisstraf van 10 weken op, zonder voorwaardelijke straf. De rechtbank benadrukte dat dergelijk geweld niet getolereerd kan worden en dat er een stevige reactie nodig is om de veiligheid in de samenleving te waarborgen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-002001-23
vonnis van de meervoudige kamer van 31 oktober 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1974 te [geboorteplaats]
verblijvende te [woonadres]
raadsvrouw mr. M. Schmit, advocaat te Rotterdam

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 17 oktober 2024. Verdachte is niet verschenen. Wel is verschenen zijn gemachtigde raadsvrouw. De officier van justitie, mr. M. Nieuwenhuis, en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

1.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan openlijk geweld jegens onder andere [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] die daarbij letsel hebben opgelopen dan wel dat verdachte hen heeft mishandeld.

2.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan openlijke geweldpleging. Hij baseert zich daarbij op de aangiftes, de verklaring van [medeverdachte 1] , de camerabeelden en het proces-verbaal van bevindingen waarin een beschrijving van deze beelden wordt gegeven.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging refereert zich wat betreft een bewezenverklaring.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
3.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
3.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen vast dat verdachte zich op 23 april 2022 schuldig heeft gemaakt aan het primair tenlastegelegde feit, te weten openlijke geweldpleging. De rechtbank baseert zich daarbij op het proces-verbaal van bevindingen waarin de camerabeelden zijn beschreven, de herkenning van verdachte, de aangiftes en de medische informatie in het dossier ten aanzien van het letsel van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , het proces-verbaal van bevindingen waarin geverbaliseerd wordt dat een melder die onbekend wil blijven is geschopt en geslagen door drie personen en het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 1] .
Verdachte is in de nacht van 23 april 2022 samen met medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] naar [café] (gelegen aan de [adres] in [plaats] ) gegaan. Verdachte was samen met onder andere de medeverdachten eerder op de avond al in het café geweest. Toen verdachte en de medeverdachten er voor de tweede keer kwamen, escaleerde de situatie op het terras toen beveiliger [slachtoffer 1] hen niet binnen wilde laten. Daarbij hebben verdachte en de medeverdachten de volgende geweldshandelingen verricht.
Verdachte heeft [slachtoffer 1] en een onbekend gebleven persoon met gebalde vuist in het gezicht geslagen en trappen uitgedeeld. Ook de medeverdachten hebben zich schuldig gemaakt aan geweldshandelingen. Zo heeft [medeverdachte 1] meerdere vuistslagen aan twee onbekend gebleven personen uitgedeeld. [medeverdachte 2] heeft op meerdere momenten richting de medewerkers getrapt. Daarbij hebben verdachte en [medeverdachte 2] ook stoelen en tafels van het terras van het café gepakt en deze in de richting van de beveiligers en ingang van het café gegooid. Tevens heeft verdachte een lantaarn van tafel gepakt en deze in de richting van het café gegooid op het moment dat [slachtoffer 2] naar buiten kwam gelopen. De lantaarn kwam tegen het gezicht van [slachtoffer 2] .
Verdachte heeft hiermee een significante en wezenlijke bijdrage geleverd aan het geweld welke handelingen kunnen worden gekwalificeerd als openlijke geweldpleging. Zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] hebben door deze geweldpleging letsel opgelopen, waarmee ook dit onderdeel van de tenlastelegging bewezen kan worden verklaard.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 23 april 2022 te [plaats] openlijk, te weten aan de [adres] (buiten) voor [café] ), in vereniging geweld heeft gepleegd tegen personen, te weten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en onbekend gebleven personen, door
- die [slachtoffer 1] in het gezicht te stompen en tegen het lichaam te schoppen en
- een lantaarn tegen het oor van die [slachtoffer 2] te gooien en
- die onbekend gebleven personen tegen het hoofd te stompen en tegen het lichaam te schoppen en
- met meubilair (tegen deze personen) te gooien,
terwijl dit door hem gepleegde geweld enig lichamelijk letsel, te weten
- een gescheurde lip en ontwricht kraakbeen in de neus, voor [slachtoffer 1] en
- diverse verwondingen aan het oor voor [slachtoffer 2] gevolge heeft gehad.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

5.De strafoplegging

5.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 14 weken waarvan 4 weken voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
5.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt aan verdachte een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen of een werkstraf. Bij de strafoplegging dient rekening te worden gehouden met de oudheid van het feit en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich in de nacht van 22 op 23 april 2023 schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging bij [café] . Beveiliger [slachtoffer 1] en barmedewerker [slachtoffer 2] hebben hierdoor letsel opgelopen. Verdachte heeft hierbij een zeer actieve rol vervuld en kan naar het oordeel van de rechtbank ook als initiator worden aangemerkt. Verdachte was immers degene die de eerste vuistslag uitdeelde en die ook het letsel bij de beveiligers heeft veroorzaakt.
Eerder die avond was er een groep mannen, waaronder verdachte, het café binnengekomen. De mannen waren herkenbaar aan hun motorhesjes met daarop de naam ‘ [naam] ’. Toen één van de mannen uit deze groep de hele zaak een rondje wilde geven, werd dat geweigerd door de eigenaar. Daarop heeft de groep met tegenzin het café verlaten. Omstreeks 01.30 uur keerde een deel van deze groep terug om, zoals [medeverdachte 1] heeft verklaard, ‘verhaal’ te halen. Als de beveiliger aangeeft dat er niemand meer binnen wordt gelaten omdat het sluitingstijd is, slaan en schoppen de verdachten erop los.
Verdachte en zijn medeverdachten zijn vrijwel direct vreselijk tekeer gegaan op het terras van [café] . Ze hebben daar geweld gebruikt tegen niet alleen medewerkers die gewoon hun werk deden, maar ook tegen omstanders die op het terras zaten. Dit heeft een behoorlijke impact gehad op alle aanwezigen. Uit angst voor de motorclub, heeft “no name 2”, die notabene slachtoffer was van het geweld, zijn naam niet bekend willen maken bij de politie en ook geen aangifte durven te doen. De eigenaar van het café heeft verklaard nog nooit zo’n aanval van deze orde te hebben meegemaakt, terwijl hij al 41 jaar café-eigenaar is. Het voelde als een aanval op het café en het gevoel van veiligheid is totaal verdwenen sinds deze aanval. De rechtbank heeft begrip voor deze vrees en ziet de geweldsplegingen ook als een aanval op het café. Er werd door verdachten blijkbaar niet geaccepteerd dat hen eerder op die avond was geweigerd een rondje voor de zaak te geven en dat hen later de toegang werd geweigerd. Hierop werd met grof en zinloos geweld gereageerd. De rechtbank kan dit niet anders duiden. Tegen dit soort gedrag dient hard te worden opgetreden.
De rechtbank ziet om deze reden geen ruimte voor een andere of lichtere sanctie dan het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Bij de bepaling van de strafmaat houdt de rechtbank, naast bovengenoemde omstandigheden, rekening met de LOVS-oriëntatiepunten en de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. De rechtbank heeft bij de strafbepaling tevens rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn, waarbij zij de door de verdediging ingediende onderzoekswensen, maar ook de termijn waarin is vervolgd in aanmerking heeft genomen.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 10 weken noodzakelijk is. De rechtbank ziet geen ruimte voor een andere of lichtere sanctie. De rechtbank ziet ook geen aanleiding een deel hiervan voorwaardelijk op te leggen.

6.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op het artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht zoals dit artikel luidde ten tijde van het bewezenverklaarde.

7.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen, terwijl het door hem gepleegde geweld enig lichamelijk letsel ten gevolge heeft.;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 10 wekenmet aftrek van de periode dat verdachte in voorarrest heeft gezeten.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.H.M. Pastoors, voorzitter, mr. W.A.H.A. Schnitzler-Strijbos en mr. F.L. Donders, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. Bles, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 31 oktober 2024.
Mrs. W.A.H.A. Schnitzler-Strujbos en mr. F.L. Donders zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
De tenlastelegging
hij in of omstreeks de periode van 22 april 2022 tot en met 23 april 2022 te
[plaats] openlijk, te weten aan de [adres]
(buiten) voor [café] ), in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een
voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een
persoon, te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of een of meer onbekend
gebleven personen, door
- die [slachtoffer 1] in het gezicht te slaan/stompen en/of tegen het lichaam te schoppen/trappen en/of
- een lantaarn, dan wel een hard voorwerp, tegen het oor/hoofd van die [slachtoffer 2] te
gooien en/of
- die onbekend gebleven personen op/tegen het hoofd te slaan/stompen en/of
op/tegen het lichaam te schoppen/trappen en/of
- met meubilair en/of glazen (tegen deze personen) te gooien,
terwijl dit door hem gepleegde geweld enig lichamelijk letsel, te weten
- een gescheurde lip en/of ontwricht kraakbeen in de neus, voor [slachtoffer 1]
en/of
- diverse verwondingen aan het oor/de oorschelp voor [slachtoffer 2]
ten gevolge heeft gehad;
( art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 141 lid 2 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 22 april 2022 tot en met 23 april 2022 te
[plaats] [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft mishandeld door
- die [slachtoffer 1] in/op het gezicht, althans het hoofd, te slaan/stompen en/of tegen
het lichaam te schoppen/trappen en/of
- een lantaarn, dan wel een hard voorwerp, tegen het oor/hoofd van die [slachtoffer 2] te
gooien;
( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht )