Op 12 september 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beschikking gegeven in een zaak betreffende een verzoek om een tijdelijke afkoelingsperiode ex artikel 376 Faillissementswet (Fw) voor de verzoekster, een besloten vennootschap. De verzoekster heeft op 31 maart 2024 een verklaring ex artikel 370 lid 3 Fw ter griffie gedeponeerd en gekozen voor een besloten akkoordprocedure buiten faillissement. Op 9 september 2024 heeft de verzoekster een verzoekschrift ingediend met het verzoek om een afkoelingsperiode af te kondigen, zodat derden geen verhaal kunnen nemen op haar goederen zonder toestemming van de rechtbank. Dit verzoek is gedaan in het licht van dreigende acties van een schuldeiser, [B.V. 2], die beslag zou kunnen leggen op de bankrekeningen van de verzoekster of faillissement zou kunnen aanvragen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het verzoek om een afkoelingsperiode het eerste verzoek in deze procedure is en dat de verzoekster heeft gekozen voor een besloten akkoordprocedure. De rechtbank heeft de rechtsmacht en bevoegdheid vastgesteld om het verzoek in behandeling te nemen. Gezien de spoedeisendheid van de situatie heeft de rechtbank besloten om bij wijze van tussenbeslissing een afkoelingsperiode af te kondigen, die inhoudt dat derden geen verhaal kunnen nemen op de goederen van de verzoekster zonder toestemming van de rechtbank. De behandeling van het verzoek tot afkondiging van de afkoelingsperiode is gepland voor 20 september 2024, waarbij de betrokken partijen in de gelegenheid worden gesteld om hun zienswijze te geven.
De beschikking is openbaar uitgesproken en de verzoekster is verplicht om een kopie van deze beschikking aan de betrokken schuldeisers te sturen, zodat zij op de hoogte zijn van de afkoelingsperiode en de mogelijkheid hebben om deel te nemen aan de zitting.