ECLI:NL:RBZWB:2024:740

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 februari 2024
Publicatiedatum
7 februari 2024
Zaaknummer
C/02/415786 / HA ZA 23-585 (T)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • M. Goedegebuur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incident tot inzage op grond van artikel 4:78 BW voor berekening legitieme portie in nalatenschap

Op 7 februari 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een incident tot inzage op grond van artikel 4:78 BW. De eiseres in het incident, die in Duitsland woont, vorderde inzage in documenten om haar legitieme portie uit de nalatenschap van haar moeder te kunnen berekenen. De eiseres stelt dat zij door haar moeder is onterfd, maar dat haar legitieme portie is gelegateerd. De verweerster in het incident, die als erfgenaam verantwoordelijk is voor de afwikkeling van de nalatenschap, heeft een aantal stukken al verstrekt, maar de eiseres vordert aanvullende informatie en documenten, waaronder een boedelbeschrijving, taxatierapporten en bankafschriften.

De rechtbank heeft vastgesteld dat zij bevoegd is om van het geschil kennis te nemen, aangezien de nalatenschap in Nederland is opengevallen. De rechtbank oordeelt dat de eiseres niet voldoende heeft onderbouwd waarom de gevraagde stukken noodzakelijk zijn voor de berekening van haar legitieme portie. De rechtbank wijst de vorderingen van de eiseres af, met uitzondering van de proceskosten, die tussen partijen worden gecompenseerd. De uitspraak benadrukt het belang van voldoende onderbouwing bij het verzoek om inzage in documenten in het kader van erfopvolging.

De rechtbank heeft de kosten van het incident gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij haar eigen kosten draagt. De zaak zal op 21 februari 2024 opnieuw op de rol komen voor beraad over de verdere procedure.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Cluster II Handelszaken
Breda
zaaknummer / rolnummer: C/02/415786 / HA ZA 23-585
Vonnis in incident van 7 februari 2024
in de zaak van
[eiseres in het incident],
wonende te [plaats 1] ( [land] ),
eiseres in conventie in de hoofdzaak,
verweerster in reconventie in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. M. van der Meulen te Rosmalen,
tegen
[verweerster in het incident],
wonende te [plaats 2] ,
gedaagde in conventie in de hoofdzaak,
eiseres in reconventie in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. M.J. Drost te Leusden.
Partijen zullen hierna [eiseres in het incident] en [verweerster in het incident] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding tevens inhoudende provisionele vordering ex artikel 208 Rv, met
producties genummerd 1 tot en met 13,
  • de conclusie van antwoord in incident, met producties genummerd 1 tot en met 10,
  • de conclusie van antwoord in de hoofdzaak tevens eis in reconventie, met producties
genummerd 11 tot en met 17.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De vordering in het incident

2.1.
Het geschil in de hoofdzaak betreft de verdeling van de nalatenschap van de moeder van partijen (hierna: erflaatster). [eiseres in het incident] maakt aanspraak op haar legitieme portie. In het incident vordert [eiseres in het incident] dat de rechtbank [verweerster in het incident] veroordeelt om binnen veertien dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis de hierna te noemen gegevens af te geven aan [eiseres in het incident] , dan wel deze gegevens op te vragen, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,- per dag of een dagdeel dat [verweerster in het incident] in gebreke blijft aan deze veroordeling te voldoen tot een maximum van € 50.000,-, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen dwangsom c.q. maximum.
Het betreft de volgende stukken:
  • een boedelbeschrijving van de nalatenschap met alle onderliggende stukken;
  • een taxatierapport van de woning waaruit de waarde van de woning blijkt ten tijde van het
overlijden;
- een opgave van de hypotheekhouder per datum van overlijden waaruit de hoogte van de
hypotheekschuld blijkt;
- een brief van het Verbond van Verzekeraars waaruit blijkt dat als gevolg van het
overlijden er slechts één polis is vrijgevallen;
  • ‘vorderingen in familieverband’, onderliggende overeenkomsten van geldlening;
  • de onderliggende stukken van de door [verweerster in het incident] op de boedelbeschrijving opgevoerde
vorderingen (3x € 2.842,51);
  • de nota van uitvaart;
  • een opgave van door erflaatster gedane schenkingen;
  • de aangiften een aanslagen IB 2018 tot en met 2022 van erflaatster;
  • alle bankafschriften van alle rekeningen over de periode van tien jaar voor overlijden en
indien deze niet voorhanden zouden zijn ervoor zorg te dragen dat deze worden opgevraagd bij de bank, dan wel deze via internetbankieren te downloaden en te verstrekken.
Daarnaast vordert [eiseres in het incident] in het incident dat [verweerster in het incident] wordt veroordeeld in de kosten van het geding.
2.2.
[eiseres in het incident] legt aan haar vordering ten grondslag dat zij door erflaatster is onterfd, maar dat aan haar een bedrag ter hoogte van haar legitieme portie is gelegateerd. Om de omvang van de legitieme te kunnen berekenen heeft zij recht op en belang bij inzage in de genoemde stukken. Tot op heden heeft [verweerster in het incident] niet voldaan aan het verzoek van [eiseres in het incident] om deze stukken aan haar te verstrekken.

3.Het verweer in het incident

3.1.
[verweerster in het incident] voert verweer en concludeert dat [eiseres in het incident] niet ontvankelijk moet worden verklaard, althans dat haar vordering moet worden afgewezen, waarbij de kosten tussen partijen worden gecompenseerd.
3.2.
[verweerster in het incident] stelt, voor zover van belang in het incident, dat de nalatenschap aanvankelijk door een executeur werd beheerd. [verweerster in het incident] is vanaf 17 april 2023 als erfgenaam verantwoordelijk voor de afwikkeling. Op 12 juli 2023 heeft [verweerster in het incident] aan [eiseres in het incident] een boedelbeschrijving en een rekening en verantwoording met achterliggende stukken verstrekt. Op 11 september 2023 heeft [eiseres in het incident] om aanvullende stukken gevraagd. [verweerster in het incident] heeft toegezegd die gegevens op te vragen en te verstrekken en heeft daarvoor geduld gevraagd. [eiseres in het incident] heeft daarop deze rechtszaak gestart.

4.De beoordeling in het incident

4.1.
[eiseres in het incident] woont in Duitsland , waardoor deze procedure een internationaal karakter heeft. De rechtbank moet daarom eerst beoordelen of zij bevoegd is om over het geschil te beslissen en zo ja, welk recht van toepassing is.
4.2.
De rechtbank is van oordeel dat zij bevoegd is om van het geschil kennis te nemen, omdat de moeder van [eiseres in het incident] en [verweerster in het incident] in Nederland woonde. De nalatenschap is in Nederland opengevallen. Daarom is ook het Nederlands recht van toepassing. [1]
4.3.
[eiseres in het incident] heeft haar vordering tot inzage ingesteld als provisionele vordering.
Een dergelijke vordering kan echter niet worden ingediend als provisionele vordering. De vordering tot inzage betreft een vordering die wordt ingesteld met het oog op de instructie van de zaak. De rechtbank begrijpt dat [eiseres in het incident] heeft bedoeld deze vordering in te stellen als incidentele vordering gegrond op artikel 4:78 BW.
4.4.
Op grond van wat in artikel 4:78 BW is bepaald, kan [eiseres in het incident] als legitimaris die niet erfgenaam is in de nalatenschap van erflaatster tegenover (in dit geval) de erfgenaam die met het beheer is belast, aanspraak maken op inzage en afschrift van alle bescheiden die zij voor de berekening van haar legitieme portie nodig heeft.
Uit de woorden “alle daartoe strekkende inlichtingen” in artikel 4:78 BW kan worden afgeleid dat dit begrip zo ruim mogelijk moet worden uitgelegd, maar dat het wel is beperkt tot de gegevens die nodig zijn voor de berekening van de legitieme portie. Artikel 4:65 BW bepaalt dat de legitieme portie wordt berekend over de waarde van de goederen van de nalatenschap, te vermeerderen met de bij de berekening in aanmerking te nemen giften en verminderd met de schulden ex artikel 4:7 lid 1 onder a t/m c en f BW. Informatie over in het verleden gedane giften is dus ook van belang. Op grond van artikel 4:67 BW moeten de in dat artikel vermelde giften bij de berekening van de legitieme portie worden meegenomen.
Artikel 4:78 BW houdt echter geen verplichting in tot rekening en verantwoording en schept ook geen algemeen inzagerecht. Om fishing expeditions te voorkomen, moet [eiseres in het incident] voldoende concreet stellen en onderbouwen waarom de gevorderde stukken voor de berekening van de legitieme portie noodzakelijk zijn. Dit geldt te meer als het stukken betreft die, zoals in dit geval, niet vallen onder de stukken die in de rechtspraktijk worden beschouwd als stukken waarop de legitimaris
in ieder gevalrecht heeft. [2]
4.5.
De rechtbank stelt vast dat [eiseres in het incident] ten aanzien van geen van de gevraagde stukken concreet en onderbouwd heeft gesteld waarom deze stukken noodzakelijk zijn. Zij stelt enkel dat zij belang heeft bij de stukken en dat [verweerster in het incident] de stukken nog niet beschikbaar heeft gesteld. Omdat [verweerster in het incident] hiertegen echter geen inhoudelijk verweer heeft gevoerd, zal de rechtbank de gevraagde stukken en informatie aan de hand van de opsomming van [eiseres in het incident] toetsen aan voornoemd uitgangspunt en daarbij het verweer van [verweerster in het incident] betrekken.
-
een boedelbeschrijving met onderliggende stukken
[verweerster in het incident] stelt dat [eiseres in het incident] de boedelbeschrijving al heeft ontvangen. Zij overlegt deze nogmaals. [eiseres in het incident] heeft daarom geen belang bij deze vordering.
-
een taxatierapport van de woning waaruit de waarde van de woning blijkt ten tijde van het
overlijden
[verweerster in het incident] heeft gesteld dat een dergelijk rapport niet bestaat. Zij kan dit dan ook niet overleggen. Daarnaast is de woning inmiddels door tussenkomst van een makelaar en boven de vraagprijs verkocht. De rechtbank is van oordeel daarmee in dit kader voldoende blijkt van de waarde van de woning. Deze vordering wordt daarom afgewezen.
-
een opgave van de hypotheekhouder per datum van overlijden waaruit de hoogte van de
hypotheekschuld blijkt
Deze schuld blijkt uit de aangifte erfbelasting. [verweerster in het incident] heeft daarnaast de brief van de hypotheekverstrekker overgelegd, waaruit de schuld blijkt, zodat er geen belang meer is bij deze vordering.
-
een brief van het Verbond van Verzekeraars waaruit blijkt dat als gevolg van het
overlijden er slechts een polis is vrijgevallen
[verweerster in het incident] stelt dat zij niet beschikt over een dergelijke brief, maar dat de executeur en afwikkelingsbewindvoerder twee uitvaartverzekeringen heeft gevonden en de uitkering daarvan heeft geregeld. Deze informatie is ook bij [eiseres in het incident] bekend. [eiseres in het incident] heeft geen enkele aanwijzing gegeven dat erflaatster daarnaast nog over andere (levens)verzekeringen beschikte, zodat deze vordering bij gebrek aan belang wordt afgewezen.
-
de onderliggende stukken van de door [verweerster in het incident] op de boedelbeschrijving opgevoerde
vorderingen (3x € 2.842,51)
Ten aanzien van de vorderingen van 3x € 2.842,51 heeft [verweerster in het incident] verwezen naar een notariële akte die is overgelegd. Daaruit blijkt voldoende van het bestaan van deze vorderingen, zodat deze vordering van [eiseres in het incident] wordt afgewezen.
- ‘
‘vorderingen in familieverband’, onderliggende overeenkomsten van geldlening;
[verweerster in het incident] verwijst hiervoor naar de bovenstaande vordering. Deze vordering wordt verder niet nader door [eiseres in het incident] gespecificeerd en onderbouwd, zodat deze wordt afgewezen.
-
de nota van de uitvaart
Deze is al aan [eiseres in het incident] verstrekt en wordt nogmaals door [verweerster in het incident] overgelegd. Deze vordering wordt daarom afgewezen.
-
een opgave van door erflaatster gedane schenkingen;
[verweerster in het incident] stelt dat er geen giften zijn gedaan die meetellen bij de legitimaire massa. [eiseres in het incident] voert ook geen feiten of omstandigheden aan waaruit blijkt dat er wel sprake is van giften. Deze vordering wordt dan ook afgewezen.
-
de aangiften een aanslagen IB 2018 tot en met 2022 van erflaatster
De rechtbank stelt nogmaals voorop dat op [eiseres in het incident] een stelplicht rust ten aanzien van de gevorderde stukken. [eiseres in het incident] heeft hieraan niet voldaan, zodat het gevorderde in beginsel wordt afgewezen. [verweerster in het incident] heeft echter aangevoerd dat zij deze stukken heeft opgevraagd en zij heeft toegezegd deze te verstrekken. Gelet daarop en omdat de rechtbank uit haar stellingen niet kan concluderen dat [verweerster in het incident] weigerachtig zal zijn die toezegging na te komen en medewerking te verlenen, wordt de vordering op dit punt eveneens afgewezen.
-
alle bankafschriften van alle rekeningen over de periode van tien jaar voor overlijden en
indien deze niet voorhanden zouden zijn ervoor zorg te dragen dat deze worden opgevraagd bij de bank, dan wel deze via internetbankieren te downloaden en te verstrekken.
[verweerster in het incident] heeft deze gegevens verstrekt, zodat [eiseres in het incident] geen belang meer heeft bij deze vordering.
4.6.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De rechtbank
in het incident
5.1.
wijst het gevorderde af,
5.2.
compenseert de kosten van het incident tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
in de hoofdzaak
5.3.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
21 februari 2024voor beraad rolrechter over het bepalen van een mondelinge behandeling en op de rol van
20 maart 2024voor conclusie van antwoord in reconventie.
Dit vonnis is gewezen door mr. Goedegebuur en in het openbaar uitgesproken op 7 februari 2024. [3]

Voetnoten

1.Artikel 6 sub g Rv en Verordening (EU) nr. 650/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen en de aanvaarding en de tenuitvoerlegging van authentieke akten op het gebied van erfopvolging, alsmede betreffende de instelling van een Europese erfrechtverklaring, artikel 4 en 21 lid 1.
3.type: mvda