Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 8 oktober 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. Betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het rijden van 8 km per uur te hard op een autosnelweg, vastgesteld door trajectcontrole op 23 oktober 2022. Betrokkene heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep niet-ontvankelijk had verklaard omdat het te laat was ingediend. De kantonrechter heeft de zaak behandeld, waarbij de zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie, mr. A. de Vreeze, aanwezig was, maar betrokkene zelf niet.
De kantonrechter overwoog dat de termijn voor het indienen van beroep bij de officier van justitie op grond van de Algemene wet bestuursrecht zes weken bedraagt, en dat deze termijn in dit geval op 14 december 2022 eindigde. Het beroepschrift was echter pas op 24 januari 2023 ontvangen, wat te laat was. Betrokkene had in het beroepschrift aangevoerd dat de huurder van het voertuig verantwoordelijk was voor de boete en dat het indienen van het beroep buiten haar wil om te laat was gebeurd. De kantonrechter oordeelde echter dat betrokkene niet aannemelijk had gemaakt dat er bijzondere omstandigheden waren die het te laat indienen van het beroep konden rechtvaardigen.
Daarom verklaarde de kantonrechter het beroep ongegrond, wat betekent dat de beslissing van de officier van justitie om het beroep niet-ontvankelijk te verklaren terecht was. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en betrokkene werd geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, onder bepaalde voorwaarden.