ECLI:NL:RBZWB:2024:7374

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 oktober 2024
Publicatiedatum
30 oktober 2024
Zaaknummer
C/02/427456 / HA RK 24/198 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek in civiele procedure met beschuldigingen van partijdigheid

Op 28 oktober 2024 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een verzoek tot wraking afgewezen. Het verzoek was ingediend door [verzoekster] B.V. tegen mr. De Graauw, de rechter in de hoofdzaak. De wraking was gebaseerd op beschuldigingen van partijdigheid, omdat de rechter volgens verzoekster niet adequaat had gereageerd op onjuiste verklaringen van de wederpartij en haar gemachtigde minder ruimte had gegeven. Tijdens de zitting van 9 oktober 2024 in Tilburg had verzoekster de rechter gewraakt na een schorsing. De wrakingskamer heeft de processtukken en zittingsaantekeningen van de hoofdzaak beoordeeld en geconcludeerd dat er geen zwaarwegende aanwijzingen zijn voor vooringenomenheid van de rechter. De rechter had de vrijheid om de zitting in te richten zoals zij dat nodig achtte en had beide partijen voldoende gelegenheid gegeven om hun standpunten naar voren te brengen. De wrakingskamer oordeelde dat de door verzoekster aangevoerde gronden voor wraking niet objectief gerechtvaardigd waren. De beslissing om het wrakingsverzoek af te wijzen werd genomen door mr. Van Kralingen, mr. Van de Sande en mr. Van Alphen, met mr. Hamans als griffier. De behandeling van de hoofdzaak zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van de schorsing.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Wrakingskamer
Locatie: Breda
Procedurenummer: C/02/427456 / HA RK 24/198
beslissing van 28 oktober 2024 op het wrakingsverzoek zoals bedoeld in artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van:
[verzoekster] B.V.
verzoekster
gemachtigde: [gemachtigde] .

1.Procesverloop

Het verloop van deze procedure blijkt onder meer uit:
 de processtukken zoals opgenomen in het procesdossier van de hoofdzaak met zaaknummer 11019261 \ CV EXPL 24-1625,
 de zittingsaantekeningen van de zitting in de hoofdzaak van 9 oktober 2024 in Tilburg,
 het proces-verbaal van die zitting met daarin de wrakingsgronden,
 het e-mailbericht van de gewraakte rechter aan de wrakingskamer van 10 oktober 2024 waarin staat dat zij niet in de wraking berust,
 een schriftelijke aanvulling op de wrakingsgronden met bijlage van verzoekster, ontvangen op 11 oktober 2024,
 de behandeling van het wrakingsverzoek door de wrakingskamer op de zitting van 21 oktober 2024 in Breda, waarbij aanwezig waren: de gemachtigde van verzoekster en eigenaren [naam 1] en [naam 2] , en de gewraakte rechter.

2.Het verzoek

2.1
Het verzoek strekt tot wraking van mr. De Graauw (hierna: de rechter), optredend als kantonrechter in de bovengenoemde hoofdzaak. Dit verzoek berust op de gronden zoals die door, althans namens, verzoekster uiteen zijn gezet tijdens de zitting in de hoofdzaak van 9 oktober 2024, in de schriftelijke aanvulling van 11 oktober 2024 en tijdens de zitting van de wrakingskamer van 21 oktober 2024.
2.2
De rechter berust niet in het verzoek tot wraking.

3.Feiten

3.1
In de hoofdzaak is verzoekster gedagvaard door mevrouw [naam 3] . Zij vordert dat verzoekster wordt veroordeeld tot betaling van een vervangende schadevergoeding ter hoogte van € 5.651,39, alsmede buitengerechtelijke kosten, expertisekosten, proceskosten en wettelijke rente. Verzoekster heeft in opdracht van [naam 3] een geïsoleerde dakkapel met verschillende kozijnen en ramen geplaatst. Volgens [naam 3] heeft verzoekster dat echter niet volledig en gebrekkig uitgevoerd.
3.2
Na een schriftelijke reactie van verzoekster is bij tussenvonnis van 29 mei 2024 een mondelinge behandeling bepaald op 9 oktober 2024 in het gerechtsgebouw te Tilburg. Nadat beide partijen nog enkele producties in het geding hebben gebracht, heeft deze zitting plaatsgevonden. Tijdens deze zitting heeft verzoekster na een schorsing de rechter gewraakt.

4.Het standpunt van verzoekster

4.1
Kort weergegeven heeft de rechter volgens verzoekster de schijn van partijdigheid gewekt door tijdens de zitting in de hoofdzaak van 9 oktober 2024 niet in te gaan op onjuiste en inconsistente verklaringen van de wederpartij, en door niet door te vragen bij de wederpartij terwijl er aan verzoekster wel kritische vragen werden gesteld. Daarnaast voert verzoekster aan dat de rechter haar gemachtigde minder ruimte gaf dan die van de wederpartij. Verder wijst verzoekster erop dat de rechter niet volledig is meegegaan in het verzoek om een kwartier te schorsen.
4.2
Ook heeft de rechter volgens verzoekster diverse partijdige uitlatingen gedaan, zoals dat verzoekster niet bereid zou zijn om te herstellen, dat de resterende projectsom een financiële tegemoetkoming zou zijn en dat er een deskundige zou kunnen worden benoemd als er geen schikking zou worden bereikt.
4.3
Volgens verzoekster heeft de rechter door zo te handelen een negatieve sfeer laten ontstaan. Ten slotte heeft de rechter volgens verzoekster niet ingegrepen toen haar gemachtigde door de gemachtigde van de wederpartij letterlijk bij de kraag werd gevat.

5.Het standpunt van de rechter

5.1
De rechter heeft tijdens de zitting van de wrakingskamer in reactie op het standpunt van verzoekster het volgende aangevoerd.
5.2
Tijdens de zitting van 9 oktober 2024 zijn er aan beide partijen vragen gesteld, en zijn aan beide partijen zaken voorgehouden. Er was gelegenheid voor beide partijen om te reageren en om corrigerende opmerkingen te maken.
5.3
Bij het voorhouden van punten van aandacht zijn zaken niet als feit gepresenteerd, maar is het voorbehoud gemaakt dat er nog een oordeel geveld moest worden. Tijdens de schikkingsonderhandelingen was het de bedoeling om te zoeken naar een oplossing, niet om zaken juridisch te duiden.
5.4
De gemachtigden van beide partijen zijn aangesproken op uitlatingen van minder prettige toon. Dat er fysiek contact is geweest tussen de gemachtigden herkent de rechter niet.

6.De beoordeling

Beoordelingskader
6.1
Op grond van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering kan op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
6.2
Voorop moet worden gesteld dat bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van een rechter als uitgangspunt geldt dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn. Dit is slechts anders als zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert dat een rechter ten aanzien van een procespartij vooringenomen is, althans dat de bij die partij bestaande vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is.
Beoordeling van de wrakingsgronden
6.3
De wrakingskamer neemt voor de gang van zaken tijdens de zitting in de hoofdzaak van 9 oktober 2024 de voornoemde zittingsaantekeningen en het voornoemde proces-verbaal van deze zitting tot uitgangspunt. Verzoekster heeft deze voorafgaand aan de behandeling van het wrakingsverzoek ontvangen en de inhoud daarvan niet betwist.
6.4
Gelet op de zittingsaantekeningen en het proces-verbaal, alsmede de verklaringen van de rechter tijdens de zitting van de wrakingskamer, kan de wrakingskamer er niet van uitgaan dat er tijdens de zitting van 9 oktober 2024 fysiek contact is geweest tussen de gemachtigde van verzoekster en die van de wederpartij.
6.5
Het is aan de behandelend rechter om binnen de daarvoor bestaande wettelijke kaders het verloop van de procedure te bepalen, en met het oog daarop tijdens een zitting de vragen te stellen die zij zelf relevant acht voor de beoordeling van de zaak. De rechter heeft daarbij de vrijheid om de zitting in te richten zoals zij dat wil. Een zitting kan mede gericht zijn op een poging om partijen alsnog nader tot elkaar te brengen.
6.6
Tegen deze achtergrond en gelet op de zittingsaantekeningen van de zitting van 9 oktober 2024 kan verzoekster niet worden gevolgd in de stellingen dat de rechter haar minder ruimte heeft gegeven dan de wederpartij, en dat de rechter te weinig kritisch is geweest naar de wederpartij. Uit de zittingsaantekeningen blijkt namelijk dat de gemachtigde van verzoekster in de gelegenheid is geweest om te reageren en om corrigerende opmerkingen te maken waar hij dat nodig vond. Daarnaast blijkt dat niet alleen de gemachtigde van verzoekster, maar ook die van de wederpartij door de rechter is bevraagd. Uit de enkele omstandigheid dat de rechter tijdens de zitting geen of onvoldoende tijd heeft besteed aan uitlatingen van de wederpartij die volgens verzoekster inconsistent of onjuist zijn, kan niet worden afgeleid dat zij vooringenomen is. Ook volgt de wrakingskamer verzoekster niet in de stelling dat de rechter partijdige uitlatingen heeft gedaan. Hierbij is van belang dat de rechter blijkens de zittingsaantekeningen meermaals het voorbehoud heeft gemaakt dat er nog hobbels genomen moeten worden en dat zij haar oordeel nog niet kon vellen. Dat verzoekster zich niet gedurende een kwartier, maar wel gedurende vijf minuten schorsing mocht beraden op de wrakingsgronden levert ook geen grond voor wraking op. Hierbij is van belang dat verzoekster mede gelet op de schriftelijke aanvulling van 11 oktober 2024 na deze schorsing al de essentie van de wrakingsgronden heeft weten weer te geven.
6.7
De wrakingskamer is dan ook van oordeel dat de door verzoekster aangevoerde redenen voor wraking geen zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat de rechter jegens verzoekster vooringenomenheid koestert, of dat de bij verzoekster bestaande vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Dit leidt tot de conclusie dat het wrakingsverzoek moet worden afgewezen.
Beslissing
De wrakingskamer:
 wijst het verzoek tot wraking af;
 bepaalt dat de behandeling van de zaak met zaaknummer 11019261 \ CV EXPL 24-1625 zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van de schorsing wegens de indiening van dit verzoek.
Deze beslissing is genomen op 28 oktober 2024 door mr. Van Kralingen, rechter en voorzitter, en mr. Van de Sande en mr. Van Alphen, rechters, in aanwezigheid van mr. Hamans, griffier. De beslissing wordt openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.