ECLI:NL:RBZWB:2024:7370

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 oktober 2024
Publicatiedatum
30 oktober 2024
Zaaknummer
BRE 24/3351
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Inzage in persoonsgegevens op grond van de Wet politiegegevens en de Wet open overheid

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van eiser tegen het besluit van de korpschef van politie van 21 juni 2023, waarin eiser verzocht om inzage in zijn persoonsgegevens. De rechtbank heeft op 30 oktober 2024 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij het beroep gegrond is verklaard. Eiser had een verzoek ingediend op basis van de Wet politiegegevens (Wpg) en de Wet open overheid (Woo). De rechtbank heeft vastgesteld dat de korpschef in zijn besluit ten onrechte had vermeld dat er geen gegevens aan derden waren verstrekt, terwijl dit wel het geval was. Eiser had ook aangevoerd dat er een incident was geweest op 13 januari 2022, dat niet in het overzicht van verwerkingen was opgenomen. De rechtbank oordeelde dat het onderzoek van de korpschef niet toereikend was en dat het overzicht van verwerkingen niet volledig was. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en bepaald dat de door de korpschef verwerkte politiegegevens bestaan uit de gegevens zoals vermeld in het overzicht bij het bestreden besluit en de aanvullende gegevens die later zijn verstrekt. Eiser krijgt het griffierecht terug, maar er zijn geen proceskosten voor vergoeding in aanmerking gekomen. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/4098

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 oktober 2024 in de zaak tussen

[eiser], uit [plaats], eiser,

(gemachtigde: [gemachtigde 1]),
en

de korpschef van politie, verweerder,

(gemachtigde: [gemachtigde 2]),

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van de korpschef van 21 juni 2023 op eisers verzoek om inzage in zijn persoonsgegevens.
1.1.
De korpschef heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.2.
De korpschef heeft de rechtbank de documenten toegezonden waarin eiser inzage heeft gehad, met het verzoek om toepassing te geven aan artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). Met de beslissing van 16 november 2023 heeft de rechtbank bepaald dat beperking van de kennisneming van de stukken gerechtvaardigd is.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 12 juli 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen eiser, eisers gemachtigde en de gemachtigde van de korpschef.
1.4.
Nadat eiser op 18 augustus 2024 een aanvullende reactie aan de rechtbank heeft toegestuurd, heeft de rechtbank het onderzoek op 30 augustus 2024 heropend.
1.5.
De korpschef heeft twee documenten waarin gegevens van eiser zijn verwerkt aan de rechtbank gestuurd met het verzoek daarop artikel 8:29 van de Awb toe te passen. Eiser heeft op 14 september 2024 toestemming verleend dat alleen de bestuursrechter kennis neemt van deze stukken.
1.6.
Partijen hebben aangegeven geen behoefte te hebben aan een nadere zitting. De rechtbank heeft het onderzoek daarom op 16 oktober 2024 gesloten zonder nadere zitting.

Totstandkoming van het besluit

2. Eiser heeft een verzoek gedaan aan de korpschef om inzage in zijn persoonsgegevens, onder meer op grond van de Wet politiegegevens (Wpg) en de Wet open overheid (Woo).
2.1.
Met het bestreden besluit heeft de korpschef het verzoek van eiser toegewezen en een overzicht aan hem gestuurd van registraties waarin hij wordt genoemd en die zijn verwerkt in het kader van de politietaak. Eiser is uitgenodigd om over te gaan tot fysieke inzage en eiser heeft daarvan gebruik gemaakt.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt het besluit van de korpschef op eisers verzoek om inzage in zijn persoonsgegevens. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser. In deze procedure is er geen ruimte voor een beoordeling van eisers ontslag bij defensie, of de meldingen die aan het ontslag ten grondslag lagen juist zijn en hoe de informatie uit de meldingen bij eisers commandant terecht is gekomen.
4. Het beroep is gegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4.1.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Is terecht vermeld dat persoonsgegevens niet aan derden zijn verstrekt?
5. Eiser heeft aangevoerd dat in het besluit ten onrechte is vermeld dat uit de dossiers niet blijkt dat sprake is van verstrekking aan derden. Eiser heeft gesteld dat politiegegevens die op hem betrekking hebben gedeeld zijn met de Koninklijke Marechaussee (Kmar).
5.1.
Eiser heeft naar het oordeel van de rechtbank terecht opgemerkt dat in het bestreden besluit ten onrechte is vermeld dat uit de dossiers niet blijkt dat sprake is van verstrekking van eisers persoonsgegevens aan derden. De rechtbank beschouwt dit niet als een (motiverings)gebrek, omdat elders uit het besluit én uit het overzicht dat aan eiser is verstrekt blijkt dat eisers persoonsgegevens onder meer zijn gedeeld met de Kmar. De korpschef heeft er ook nooit een geheim van gemaakt dat eisers persoonsgegevens aan derden zijn verstrekt. De vermelding dat uit de dossiers niet blijkt van verstrekking aan derden beschouwt de rechtbank dan ook als een verschrijving.
Is het overzicht volledig?
6. Eiser heeft aangevoerd dat er op 13 januari 2022 een incident heeft plaatsgevonden bij de poort van de Oranjekazerne. Dat incident is niet vermeld in het door de korpschef verstrekte overzicht, terwijl naast de Kmar, ook de politie daarbij betrokken was.
6.1.
De korpschef heeft medegedeeld dat er in de systemen geen verwerking van eisers persoonsgegevens is aangetroffen die verband houdt met dit incident. De korpschef heeft op de zitting toegelicht dat het politiesysteem op eisers naam is bevraagd. Als er sprake was van een registratie over het incident op 13 januari 2022 waarbij eisers naam zou zijn gekoppeld aan de rol van aangever, getuige, verdachte, benadeelde of slachtoffer, dan was die registratie bij bevraging van het systeem naar voren gekomen. Er is niet gebleken van zo een registratie. De korpschef heeft vervolgens ten overvloede nog navraag gedaan naar dit incident bij de wijkagent, maar ook dat heeft niets opgeleverd. Dat niet is gebleken van een registratie hoeft volgens de korpschef niet te betekenen dat er geen politie bij het incident aanwezig is geweest. Mogelijk was er wel politie aanwezig, maar zijn er ondanks het beleid geen mutaties gemaakt, of zijn er wel mutaties gemaakt, maar komt eisers naam daarin niet voor in één van de hiervoor genoemde rollen. Daarnaast is het mogelijk dat de politie bij het incident mondeling informatie heeft overgedragen aan de Kmar. Bij grotere acties is dat niet ongebruikelijk.
6.2.
Nadat het onderzoek ter zitting gesloten was, heeft de korpschef een aanvullende zoekslag laten verrichten, specifiek naar het incident op 13 januari 2022. Daarbij is gebleken dat er méér gegevens van eiser zijn verwerkt dan in het eerdere overzicht is vermeld. Eisers naam is daarbij niet gekoppeld aan één van de hiervoor omschreven rollen. De korpschef heeft voor zover de gegevens binnen het bereik van het kennisnemingsverzoek vallen, eiser inzage gegeven.
6.3.
De rechtbank overweegt dat uit het voorgaande volgt dat het onderzoek naar eisers persoonsgegevens dat de korpschef voorafgaand aan het nemen van het bestreden besluit heeft gedaan, niet toereikend is geweest. Het overzicht van verwerkingen zoals de korpschef dat bij het bestreden besluit heeft verstrekt was als gevolg daarvan niet volledig.
6.4.
Het beroep is gegrond en de rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen.
Is er ruimte voor inzage in persoonsgegevens op grond van de Woo?
7. Eiser heeft aangevoerd dat de korpschef zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat er geen ruimte is om naast de Wpg inzage in persoonsgegevens te geven op grond van de Woo.
7.1.
De rechtbank overweegt dat de korpschef in het bestreden besluit heeft toegelicht dat het regime van de Wpg in de weg staat aan toepassing van (artikel 5.5 van) de Woo, omdat de Wpg niet alleen de openbaarheid uitputtend beperkt, maar ook de individuele verstrekking. De korpschef verwijst daarbij naar de totstandkomingsgeschiedenis van de Woo (Kamerstukken II, 2019-2020, 35 112, nr. 9). Eiser heeft zijn stelling dat de korpschef zich ten onrechte op dit standpunt stelt verder niet onderbouwd. Alleen al daarom kan deze stelling naar het oordeel van de rechtbank niet slagen.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is gegrond en de rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen, omdat het overzicht van verwerkingen op dat moment niet volledig was. Uit het oogpunt van finale geschilbeslechting ziet de rechtbank aanleiding zelf in de zaak te voorzien, in die zin dat de door de korpschef over eiser verwerkte politiegegevens bestaan uit de gegevens zoals vermeld in het overzicht bij het bestreden besluit en de in de brief van de korpschef van 16 augustus 2024 vermelde gegevens.
8.1.
Omdat het beroep gegrond is krijgt eiser het griffierecht terug. Er is daarnaast niet gebleken van proceskosten die op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking komen. Eiser heeft zelf het beroepschrift ingediend. Hoewel eiser zich tijdens de zitting heeft laten bijstaan door zijn oom als gemachtigde, kan die bijstand naar het oordeel van de rechtbank niet worden aangemerkt als rechtsbijstand die door een derde beroepsmatig is verleend. Uit de e-mailhandtekening van gemachtigde volgt dat hij in het dagelijks leven werkzaam is als makelaar. Niet gebleken is dat gemachtigde (daarnaast) beroepsmatig rechtsbijstand verleent en in dat kader relevante juridische scholing heeft genoten.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 21 juni 2023;
- bepaalt dat de door de korpschef over eiser verwerkte politiegegevens bestaan uit de gegevens zoals vermeld in het overzicht bij het besluit van 21 juni 2023 en de in de brief van de korpschef van 16 augustus 2024 vermelde gegevens;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit van 21 juni 2023;
- bepaalt dat de korpschef het griffierecht van € 184,- aan eiser moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.P. Broeders, rechter, in aanwezigheid van mr. W.J.C. Goorden, griffier, op 30 oktober 2024 en openbaar gemaakt door geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Wet politiegegevens (Wpg)
Op grond van artikel 1 van de Wpg wordt in deze wet en de daarop berustende bepalingen verstaan onder:
a. politiegegeven: elk persoonsgegeven dat wordt verwerkt in het kader van de uitvoering van de politietaak, bedoeld in de artikelen 3 en 4 van de Politiewet 2012, met uitzondering van:
– de uitvoering van wettelijke voorschriften anders dan de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften;
– de bij of krachtens de Vreemdelingenwet 2000 opgedragen taken, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel i, onder 1° en artikel 4, eerste lid, onderdeel f, van de Politiewet 2012;
persoonsgegeven: alle informatie over een geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon.
Artikel 25, eerste lid, van de Wpg bepaalt dat de betrokkene het recht heeft om op diens schriftelijke verzoek van de verwerkingsverantwoordelijke binnen zes weken uitsluitsel te verkrijgen over de verwerking van hem betreffende persoonsgegevens en, wanneer dat het geval is, om die persoonsgegevens in te zien en om informatie te verkrijgen over:
a. de doelen en de rechtsgrond van de verwerking;
b. de betrokken categorieën van politiegegevens;
c. de vraag of de deze persoon betreffende politiegegevens gedurende een periode van vier jaar voorafgaande aan het verzoek zijn verstrekt en over de ontvangers of categorieën van ontvangers aan wie de gegevens zijn verstrekt, met name ontvangers in derde landen of internationale organisaties;
d. de voorziene periode van opslag of indien dat niet mogelijk is, de criteria om die termijn te bepalen;
e. het recht te verzoeken om rectificatie, vernietiging of afscherming van de verwerking van hem betreffende politiegegevens;
f. het recht een klacht in te dienen bij de Autoriteit persoonsgegevens, en de contactgegevens van die autoriteit;
g. de herkomst, voor zover beschikbaar, van de verwerking van hem betreffende politiegegevens.