In deze tussenuitspraak van 29 oktober 2024 beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van eiser inzake zijn WIA-uitkering. Eiser, vertegenwoordigd door mr. V.M.C. Verhaegen, heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van het UWV van 24 maart 2023, waarin het UWV weigerde terug te komen op een eerder besluit van 19 juni 2019. Dit eerdere besluit kende eiser een loongerelateerde WGA-uitkering toe met een arbeidsongeschiktheid van 49,88% per 23 februari 2016. Eiser heeft in september 2023 een voornemen tot wijziging ontvangen, waarna het UWV op 27 oktober 2023 het bezwaar gegrond verklaarde en de arbeidsongeschiktheid vaststelde op 63,17%.
De rechtbank heeft het beroep op 4 oktober 2024 behandeld, waarbij zowel eiser als de gemachtigde van het UWV aanwezig waren. De rechtbank concludeert dat het UWV nieuwe feiten en omstandigheden heeft aangenomen op basis van deskundigenrapporten, maar oordeelt dat de beperkingen van eiser in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 29 juni 2023 zijn onderschat. De rechtbank stelt vast dat eiser beperkt is in zijn inzicht in eigen kunnen en in het omgaan met collega’s, wat niet correct is meegenomen in de FML.
De rechtbank maakt gebruik van de 'bestuurlijke lus' en geeft het UWV de gelegenheid om het gebrek in het bestreden besluit te herstellen binnen acht weken. Als het UWV hiervan geen gebruik maakt, moet dit binnen twee weken aan de rechtbank worden meegedeeld. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak.