ECLI:NL:RBZWB:2024:733

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 februari 2024
Publicatiedatum
7 februari 2024
Zaaknummer
02-256281-22
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor verkeersdelicten met motorscooter en disproportioneel politiegeweld

Op 8 februari 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 1 januari 2022 te Tilburg zonder geldig rijbewijs een motorscooter bestuurde. De verdachte negeerde een stopteken van de politie, wat leidde tot een achtervolging waarbij hij verschillende verkeersregels overtrad, zoals het negeren van stoptekens, het rijden door rood licht en het rijden tegen de rijrichting in. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan overtredingen van artikel 5a en artikel 107 van de Wegenverkeerswet 1994. De officier van justitie had een taakstraf van 100 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf geëist, maar de rechtbank legde uiteindelijk een taakstraf van 80 uur op, te vervangen door 40 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van één week met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank hield rekening met de jeugdige leeftijd van de verdachte, zijn strafblad en de omstandigheden van de zaak, waaronder het disproportionele geweld van de politie tijdens de aanhouding. De verdachte werd vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten, maar de rechtbank achtte de bewezenverklaring van de verkeersdelicten voldoende om tot strafoplegging over te gaan.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-256281-22
vonnis van de meervoudige kamer van 8 februari 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 2000 te [geboorteplaats]
wonende te [woonadres]
raadsman mr. M. Broere, advocaat te Roosendaal

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 25 januari 2024, waarbij de officier van justitie, mr. Y.E.Y. Vermeulen, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zonder een geldig rijbewijs te hebben een motorscooter heeft bestuurd en zich zodanig heeft gedragen dat hij verschillende verkeersregels heeft geschonden, waardoor levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten was dan wel gevaar en/of hinder op de weg heeft veroorzaakt.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht op grond van de bewijsmiddelen in het dossier wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair onder 1 tenlastegelegde. Hij acht daarbij onder meer van belang de langdurigheid van de achtervolging en de cumulatie van de overtredingen. Voor het opzet baseert de officier van justitie zich tevens op de verklaring van verdachte waaruit blijkt dat hij niet aangehouden wilde worden in verband met een feestje waar hij nog naartoe wilde. Hij acht het levensgevaar in ieder geval aanwezig voor de persoon die bij verdachte achterop de motorscooter zat.
Aangezien verdachte geen rijbewijs had, acht de officier van justitie ook het tenlastegelegde onder 2 wettig en overtuigend bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging refereert zich voor de tenlastegelegde verkeersovertredingen onder feit 1 primair aan het oordeel van de rechtbank. Betwist wordt wel dat deze gedragingen levensgevaar voor een ander hebben opgeleverd. Voor andere weggebruikers blijkt dit namelijk niet zonder meer uit de camerabeelden. Evenmin is gebleken dat de gedragingen op zichzelf genomen zulk gevaar voor de bijrijder hebben opgeleverd. Volgens de verdediging moet daarom vrijspraak volgen voor feit 1 primair. Voor feit 1 subsidiair en feit 2 wordt gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
Indien hoger beroep wordt ingesteld zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan het vonnis zal worden gehecht
4.3.2
De bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
Feit 1
Niet ter discussie staat dat verdachte op 1 januari 2022 te Tilburg op een motorscooter zonder kentekenplaat reed met [naam] achterop en dat zij beiden geen helm droegen. Het stopteken dat verdachte van de politie naar aanleiding van het ontbreken van de kentekenplaat kreeg, heeft hij genegeerd. Hij is doorgereden omdat hij die nacht nog naar een feestje wilde. De politie heeft hierop een achtervolging gestart. Gedurende de achtervolging heeft verdachte diverse verkeersovertredingen begaan, namelijk het meermalen negeren van een stopteken, het meermalen in ernstige mate overschrijden van de maximumsnelheid, het rijden door rood licht, het tegen de rijrichting in rijden en het rijden over een voetpad.
Op grond hiervan concludeert de rechtbank dat verdachte gedurende een langere achtervolging door de politie, meerdere voor de verkeersveiligheid zeer belangrijke verkeersregels heeft geschonden. Sommige verkeersregels zijn op zichzelf al in ernstige mate overtreden zoals de forse overschrijdingen van de maximum snelheid op sommige plaatsen in het centrum van Tilburg. Gelet op de combinatie van die verkeersovertredingen en de omstandigheden waaronder verdachte deze heeft begaan, waaronder de verklaring van verdachte dat hij aan de politie wilde ontkomen, kan naar het oordeel van de rechtbank ook worden geconcludeerd dat verdachte al deze voor de verkeersveiligheid belangrijke verkeersregels opzettelijk en in ernstige mate heeft geschonden.
Beoordeeld moet vervolgens nog worden of er door de gedragingen van verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen te duchten was. De rechtbank is daarover van oordeel dat dit het geval is geweest. Door het rijgedrag van verdachte konden namelijk (levens)gevaarlijke situaties ontstaan. Zo bestond dergelijk gevaar naar het oordeel van de rechtbank in ieder geval voor de bijrijder die bij verdachte achterop zat en geen helm droeg. Het was nieuwjaarsnacht waardoor er nog veel personen en/of weggebruikers op straat waren. Door het met hoge snelheid negeren van stoptekens, door rood licht en het rijden tegen rijrichtingen in, was de kans op een aanrijding of botsing groot. Het letsel van verdachte zelf na de crash is hierbij tekenend. Daarnaast is op de camerabeelden te zien dat er drie fietsers op de Korvelseweg rijden die uitweken voor verdachte, terwijl hij rakelings langs hen heen reed. Naar het oordeel van de rechtbank was ook voor hen zulk gevaar aanwezig. Dit gevaar was naar algemene ervaringsregels ook voorzienbaar voor verdachte. Verdachte heeft zich hiermee schuldig gemaakt aan overtreding van artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994.
Feit 2
Onder dit feit wordt verdachte verweten dat hij op 1 januari 2022 te Tilburg zonder rijbewijs op een motorscooter heeft gereden. Uit de verklaring van verdachte blijkt hierover dat hij aanvankelijk dacht dat hij op een bromfiets was gestapt, maar dat hij er al rijdende op enig moment achter kwam dat het geen bromfiets maar een motorfiets betrof. Hij wist dat voor het besturen van een motorfiets een rijbewijs was vereist. Bekend is dat voor het besturen van een motorfiets het rijbewijs categorie A is vereist waarvan uit het dossier blijkt dat verdachte hierover in het geheel niet beschikte. Op grond hiervan acht de rechtbank het tenlastegelegde onder dit feit wettig en overtuigend bewezen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
op 1 januari 2022 te Tilburg, als bestuurder van een voertuig (motorfiets), daarmee rijdende op de weg, te weten de Noordhoekring en/of Generaal Smutslaan en/of Trouwlaan en/of St Annaplein en/of Zomerstraat en/of Schouwburgring en/of Schoolstraat en/of Korte Schijfstraat, zich opzettelijk zodanig heeft gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate werden geschonden door:
- verkeersaanwijzingen van daartoe op grond van de Wegenverkeerswet 1994 bevoegde personen niet op te volgen, namelijk door (meermalen) geen gevolg te geven aan door politieambtenaren gegeven stoptekens en
- meermalen de wettelijk toegestane maximumsnelheid ter plaatse in ernstige mate te overschrijden, en
- door rood licht te rijden en
- tegen de rijrichting in te gaan rijden en te blijven rijden en
- over enige afstand over een voetpad te rijden,
door welke verkeersgedragingen van verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (een) ander(en) te duchten was.
2
op 1 januari 2022 te Tilburg, als bestuurder van een motorrijtuig (motorfiets) heeft gereden op de weg, de Noordhoekring en/of Generaal Smutslaan en/of Trouwlaan en/of St Annaplein en/of Zomerstraat en/of Schouwburgring en/of Schoolstraat en/of Korte Schijfstraat, zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert voor feit 1 primair aan verdachte op te leggen een taakstraf van 100 uur, te vervangen door 50 dagen hechtenis, een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken met een proeftijd van twee jaar en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van zes maanden. Voor feit 2 vordert de officier van justitie aan verdachte op te leggen een taakstraf van twintig uur, te vervangen door tien dagen hechtenis. Hij baseert zich hierbij op de richtlijnen van het Openbaar Ministerie en houdt daarbij rekening met het samenstel van gedragingen. Verder houdt de officier van justitie enerzijds in strafverzwarende zin rekening met het strafblad van verdachte waaruit blijkt dat hij eerder voor Wegenverkeerswet-feiten is veroordeeld en dat hij is weggevlucht voor de politie. Anderzijds houdt hij in strafmatigende zin rekening met artikel 63 Sr, de overschrijding van de redelijke termijn van berechting, het eigen letsel en de fulltime baan van verdachte.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit om verdachte schuldig te verklaren zonder oplegging van een straf of maatregel. Daartoe wordt aangevoerd dat verdachte al meer dan voldoende is gestraft. Zo heeft de politie disproportioneel geweld toegepast om verdachte aan te kunnen houden als gevolg waarvan hij langdurig letsel heeft opgelopen. Hij heeft hierdoor tot zes maanden geleden niet kunnen werken. Daarnaast heeft verdachte door een ongelukkige samenloop van omstandigheden bij het CBR nog altijd zijn rijbewijs niet terug. Verder betaalt hij maandelijks de schade aan de politieauto af.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft als bestuurder van een motorscooter opzettelijk meerdere verkeersregels ernstig geschonden. Verdachte wilde niet stoppen voor de politie toen zij hem een stopteken gaven omdat hij bang was dat hij zou worden aangehouden en niet meer naar een feestje zou kunnen waar hij nog naar toe wilde. De politie heeft vervolgens een achtervolging gestart waarna verdachte alleen maar bezig is geweest om hen kwijt te raken. Verdachte heeft hierbij meerdere stoptekens genegeerd, meermalen in ernstige mate de maximumsnelheid overschreden, door rood licht gereden, tegen de rijrichting in gereden en over een voetpad gereden. Door zo te handelen heeft verdachte (levens)gevaarlijke situaties gecreëerd en de veiligheid van niet alleen andere verkeersdeelnemers maar ook die van zijn bijrijder en zichzelf ernstig in gevaar gebracht. Verkeersdeelnemers zijn voor hun veiligheid niet alleen afhankelijk van hun eigen rijgedrag, maar ook van het gedrag van anderen. Verdachte heeft met zijn gedrag zijn verantwoordelijkheid ten opzichte van de veiligheid van zijn medeweggebruikers en zijn bijrijder onvoldoende in acht genomen.
Voor wat betreft het gevoerde verweer over disproportioneel politiegeweld is de rechtbank van oordeel dat het verdachte is geweest die bewust de keuze heeft gemaakt om er, koste wat het kost, vandoor te gaan om zich aan zijn staande houding en mogelijke aanhouding te onttrekken. Onder die omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat verdachte zichzelf in de situatie heeft gebracht waarin de politie is overgegaan tot het toepassen van middelen om te voorkomen dat verdachte zich aan zijn staande- of aanhouding zou (blijven) onttrekken. Dat heeft uiteindelijk tot inzet van de Toyota geleid, waarvan vaststaat dat óók als die inzet niet had gemogen, de weg voor verdachte niet geheel was versperd. Uit de camerabeelden volgt immers dat er nog ruimte was om er langs te rijden. Naar het oordeel van de rechtbank is het wel zo dat de Toyota op de weg in combinatie met de hoge snelheid van verdachte er waarschijnlijk toe heeft geleid dat hij hierop niet meer adequaat kon reageren, ten val is gekomen en ernstig letsel heeft opgelopen. De rechtbank zal daarbij in de strafmaat in het voordeel van verdachte rekening mee houden.
De rechtbank heeft verder acht geslagen op het strafblad van de verdachte van 5 januari 2024, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor het overtreden van verkeerswetgeving, onder meer voor een overtreding als gevolg waarvan een verkeersongeval is ontstaan. De rechtbank weegt dit in strafverzwarende zin mee. Daarnaast blijkt uit zijn strafblad dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
Gelet op het hiervoor overwogene en rekening houdend met de omstandigheden van de jeugdige leeftijd van verdachte, het afbetalen van de schade aan de politieauto en de overschrijding van de redelijke termijn van berechting, acht de rechtbank voor feit 1 oplegging van een taakstraf van 80 uur, te vervangen door 40 dagen hechtenis passend en geboden. Daarnaast zal zij aan verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één week met een proeftijd van twee jaar opleggen teneinde hem er in de toekomst van te weerhouden zich opnieuw aan strafbare (verkeers)feiten schuldig te maken. Verder acht zij mede vanuit het oogpunt van normhandhaving een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van zes maanden op zijn plaats. Met deze straf wordt tevens beoogd een signaal af te geven naar verdachte dat alertheid en voorzichtigheid in het verkeer te allen tijde geboden is.
Voor feit 2 acht zij een voorwaardelijke gevangenisstraf van één week met een proeftijd van twee jaar passend en geboden.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 62 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5a, 107, 176, 177 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 primair:Overtreding van artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994;
feit 2:Overtreding van artikel 107, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994;
- verklaart verdachte strafbaar;
Feit 1
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van tachtig uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
veertig dagen;
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van één week voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat deze straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
Bijkomende straffen
- veroordeelt verdachte tot een
ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen van zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat de voorwaardelijke rijontzegging niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
Feit 2
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van één week voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat deze straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.G.F. Vliegenberg, voorzitter, mr. M.A.E. Dekker en
mr. R.J.H. Goossens, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. de Jonge, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 8 februari 2024.
Mr. Goossens en mr. De Jonge zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.