Uitspraak
1.De procedure
- het wrakingsverzoek ter zitting van 7 mei 2024gericht tegen mr. De Beer, in zijn hoedanigheid van rechter, tevens kinderrechter, in deze rechtbank;
- het proces-verbaal van de zitting van 7 mei 2024;
- de mededeling van mr. De Beer van 13 mei 2024 dat hij niet in de wraking berust;
- de processtukken zoals opgenomen in de dossiers in de hoofdzaken met zaaknummers C/02/420345 / JE RK 24-481 en C/02/420347 / JE RK 24-482;
-de e-mailberichten van de griffier van de wrakingskamer van 16 mei 2024 aan mr. De Beer;
- het e-mailbericht van mr. De Beer van 16 mei 2024 aan de wrakingskamer met de mededeling dat hij geen gebruik maakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen;
- de brief van de griffier van de wrakingskamer van 21 mei 2024 aan verzoeker.
2.Het verzoek
JE RK 24-481 en het verzoek tot wijziging van de verdeling van de zorg- en opvoedtaken in de procedure met nummer C/02/420347 / JE RK 24-482.
3.De feiten en de gronden van de wraking
- [minderjarige 2] , geboren op [geboortedag 2] 2012 in [geboorteplaats] .
Verzoeker en de moeder zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over voornoemde minderjarigen. De minderjarigen zijn onder toezicht gesteld van de GI. Zij verblijven bij de moeder.
Tijdens de zitting heeft verzoeker onderhavig wrakingsverzoek gedaan, gericht tegen de rechter.
“
U zegt dat u de kinderen vanochtend gesproken hebben en dat ze mij niet meer willen zien.Wat is de reden? Ik heb ze niet mishandeld of iets.U zegt dat ze niet hebben verteld waarom ze dat niet willen. Dat lijkt me best gek. Heeft u ze dat niet gevraagd?U zegt dat ze het over trauma’s hebben. Het is aan u om te vragen welke trauma’s.U zegt dat ze daarvoor bij de hulpverlening lopen. Dat is gestopt.U zegt dat de kinderen heel duidelijk zijn. Dan stopt het. Ik wraak u gewoon bij deze. U heeft uw werk niet gedaan. Er wordt niet door de rechtbank gevraagd waarom ze geen contact willen.”
4.De beoordeling
Het is aan de rechter die de zaak behandelt om het verloop van de zitting en de regie te bepalen en om de orde tijdens de zitting te bewaken. Daarnaast is het uitgangspunt dat de rechter bepaalt welke vragen hij tijdens het verhoor van de minderjarigen aan hen stelt. Dat verzoeker het met de inhoud van deze vragen niet eens is, mag zo zijn, maar deze enkele omstandigheid maakt niet dat de rechter tegenover verzoeker vooringenomen is of dat zijn vrees daarvoor objectief is gerechtvaardigd.
Verzoeker heeft overigens geen feiten of omstandigheden gesteld op grond waarvan aan de onpartijdigheid van de rechter kan worden getwijfeld.