Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 31 oktober 2024 in de zaak tussen
[verzoeker 1] V.O.F., uit [plaats 1] ,
[verzoekster 1], uit [plaats 1] ,
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 31 oktober 2024, wordt het verzoek van verzoekers om een proceskostenveroordeling beoordeeld. Verzoekers, bestaande uit V.O.F. en twee andere partijen, hebben hun beroep tegen een projectplan van het algemeen bestuur van waterschap Brabantse Delta ingetrokken nadat verweerder het projectplan op 26 juni 2024 had ingetrokken. De rechtbank heeft verweerder de gelegenheid gegeven om te reageren op het verzoek om proceskostenveroordeling. Verweerder heeft aangegeven bereid te zijn de proceskosten en het griffierecht te vergoeden conform het Besluit proceskosten bestuursrecht, maar merkte op dat het beroep geen aanleiding heeft gegeven voor het intrekkingsbesluit.
De rechtbank doet uitspraak zonder zitting en wijst het verzoek om proceskostenveroordeling toe. De rechtbank overweegt dat als een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, de bestuursrechter op verzoek van de indiener het bestuursorgaan kan veroordelen in de proceskosten. Verzoekers hebben op 8 februari 2024 beroep ingesteld tegen het projectplan en dit beroep op 18 juli 2024 ingetrokken, met een verzoek om vergoeding van de proceskosten. Verweerder heeft de aanspraak op vergoeding van de proceskosten niet bestreden.
De rechtbank concludeert dat verzoekers recht hebben op een vergoeding van de proceskosten en wijst het verzoek als kennelijk gegrond toe. Verweerder wordt veroordeeld tot betaling van € 875,- aan proceskosten aan verzoekers. Daarnaast heeft verweerder aangegeven bereid te zijn het griffierecht van € 371,- te vergoeden, waarvoor verzoekers zich tot verweerder moeten wenden. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet tegen deze uitspraak.