ECLI:NL:RBZWB:2024:7310
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek om proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke zaak tegen waterschap Brabantse Delta
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 31 oktober 2024, wordt het verzoek van verzoeker om veroordeling van verweerder in de proceskosten beoordeeld. Verzoeker had eerder beroep ingesteld tegen een projectplan van het waterschap Brabantse Delta, maar trok dit beroep in nadat verweerder het projectplan op 26 juni 2024 had ingetrokken. De rechtbank heeft verweerder de gelegenheid gegeven om te reageren op het verzoek om proceskostenveroordeling. Op 24 oktober 2024 heeft verweerder aangegeven bereid te zijn de proceskosten en het griffierecht te vergoeden conform het Besluit proceskosten bestuursrecht, maar merkte op dat het beroep geen aanleiding had gegeven voor het intrekkingsbesluit.
De rechtbank doet uitspraak zonder zitting en wijst het verzoek om proceskostenveroordeling toe. De rechtbank legt uit dat wanneer een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, de bestuursrechter op verzoek van de indiener het bestuursorgaan kan veroordelen in de proceskosten. Verzoeker had zijn beroep op 31 juli 2024 ingetrokken met een verzoek om vergoeding van de proceskosten, welke door verweerder niet is bestreden.
De rechtbank concludeert dat verweerder op basis van artikel 8:75a van de Awb in de kosten moet worden veroordeeld die verzoeker heeft gemaakt in verband met de behandeling van het beroep. Verzoeker krijgt een vergoeding van € 875,- voor de proceskosten, terwijl verweerder ook heeft aangegeven het griffierecht van € 187,- te vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet tegen deze uitspraak.