ECLI:NL:RBZWB:2024:731

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 februari 2024
Publicatiedatum
7 februari 2024
Zaaknummer
02-022667-23 en 21-005744-17 (TUL)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor online handelsfraude en witwassen met voorwaardelijke gevangenisstraf en taakstraf

Op 7 februari 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan online handelsfraude en witwassen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 17 september 2020 tot en met 14 november 2021 een gewoonte heeft gemaakt van het aanbieden van goederen en diensten via internet, zonder deze daadwerkelijk te leveren. Dit heeft geleid tot financiële schade voor meerdere slachtoffers. De verdachte heeft een bekennende verklaring afgelegd en is door de rechtbank als medepleger aangemerkt. De officier van justitie heeft een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden en een taakstraf van 180 uur geëist. De rechtbank heeft deze eis gevolgd, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn stabiele leefsituatie en de wens om de geleden schade te vergoeden. De rechtbank heeft ook vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte verplicht is om schadevergoedingen te betalen aan verschillende slachtoffers. De rechtbank heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf toegewezen, maar omgezet naar een taakstraf, gezien de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-022667-23 en 21-005744-17 (TUL)
vonnis van de meervoudige kamer van 7 februari 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1988 te [geboorteplaats]
wonende te [woonadres]
raadsman mr. J. Boksem, advocaat te Leeuwarden

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 24 januari 2024, waarbij de officier van justitie, mr. D.U. Colak, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter zitting is ook de vordering tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermeld parketnummer.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering. De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
feit 1: zich schuldig heeft gemaakt aan online handelsfraude dan wel mensen heeft
opgelicht;
feit 2: geld heeft witgewassen.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder feit 1 primair tenlastegelegde online handelsfraude. Op [benadeelde 1]
na (eerste gedachtestreepje) baseert zij zich daarbij op de aangiftes en de bekennende verklaring van verdachte. Voor [benadeelde 1] vindt de officier van justitie de ontkennende verklaring van verdachte niet geloofwaardig en onlogisch. Gelet op de overeenkomst met het onder gedachtestreepje 2 opgenomen incident ziet de officier van justitie wel genoeg wettig en overtuigend bewijs om ook gedachtestreepje 1 bewezen te verklaren. Ook feit 2 acht de officier van justitie wettig en overtuigend bewezen. Zij gaat ervan uit dat verdachte het geldbedrag uit eigen misdrijf voorhanden heeft gehad.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft alleen vrijspraak bepleit voor zover het bij feit 1 primair over [benadeelde 1] gaat. Gelet op de bekennende verklaring van verdachte kan feit 1 primair voor het overige en ook feit 2 bewezen worden.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
Indien hoger beroep wordt ingesteld zal een opgave van de bewijsmiddelen worden opgenomen in een bijlage die aan het vonnis zal worden gehecht
4.3.2
De bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
Verdachte heeft over vrijwel alle bij feit 1 primair ten laste gelegde incidenten een bekennende verklaring afgelegd. Omdat hij voor alle andere aangevers wel zelf de volledige verantwoordelijkheid heeft genomen, gaat de rechtbank voor [benadeelde 1] ook uit van de verklaring van verdachte. Kort samengevat kwam een Poolse kermis-collega van verdachte met het idee om een telefoon op Marktplaats aan te bieden zonder die daadwerkelijk te leveren. Vervolgens heeft verdachte niet alleen zijn bankrekeningnummer, maar ook zijn pinpas en pincode aan die collega gegeven. Daardoor kon de collega het door [benadeelde 1] overgemaakte geld opnemen. Naar het oordeel van de rechtbank is sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn collega, zodat verdachte als medepleger kan worden aangemerkt. Omdat echter alleen plegen en niet medeplegen ten laste is gelegd, moet verdachte worden vrijgesproken van het onderdeel van feit 1 primair dat op [benadeelde 1] ziet. Voor het overige is dit feit wettig en overtuigend bewezen.
Wat betekent dit voor het onder 2 feit ten laste gelegde witwassen? Door het medeplegen kan het door [benadeelde 1] op de rekening van verdachte gestorte geld wel worden meegenomen bij het door verdachte voorhanden hebben van geld uit eigen misdrijf. Voor dat bedrag is sprake van eenvoudig witwassen. Het door het bewezen verklaarde feit 1 verkregen geld is door verdachte ook gebruikt, zodat voor dat geld sprake is van witwassen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1, primair
in de periode van 17 september 2020 tot en met 14 november 2021 in Nederland een beroep of gewoonte heeft gemaakt van het door middel van een geautomatiseerd werk verkopen van goederen en/of het verlenen van diensten tegen betaling, met het oogmerk om zonder volledige levering zich van de betaling van die goederen of diensten te verzekeren door
- op 19 oktober 2020 op de internetsite "www.marktplaats.nl" een iPhone XS aan te bieden, waarna door de vriendin van [benadeelde 2] , € 100,= (als aanbetaling) werd overgemaakt op het door hem, verdachte, aangegeven rekeningnummer, teneinde die iPhone XS te kopen en
- op 31 oktober 2020 op "Facebook" te reageren op de advertentie 'met spoed stukadoor gezocht' en zich als stukadoor aan te bieden, waarop aangever/aanmelder heeft gereageerd, waarna door [benadeelde 3] € 25,= (aan voorrijkosten) werd overgemaakt op het door hem, verdachte, aangegeven rekeningnummer (via Tikkie), teneinde verdachtes dienst af te nemen en
- op 1 november 2020 zich op "Facebook" als tegelzetter/klusser aan te bieden, waarop aangever/aanmelder heeft gereageerd en waarna door [benadeelde 4] € 120,= (als voorschot voor materialen) werd overgemaakt op het door hem, verdachte, aangegeven rekeningnummer (via Tikkie) teneinde verdachtes dienst af te nemen en
- omstreeks 17 september 2020 zich op "Facebook" als stratenmaker aan te bieden ("betaalbare straatmaker biedt zich aan"), waarop aangever/aanmelder heeft gereageerd en waarna door [benadeelde 5] € 820,= (als voorschot en/of diverse extra betalingen voor blokken/zand/puincontainer/vervoer/graafmachine) werd overgemaakt op het door hem, verdachte, aangegeven rekeningnummer, en/of contant werd betaald, teneinde verdachtes diensten af te nemen en
- op "Facebook” (Verkoop Tilburg Reeshof) te reageren op de advertentie (waarin een stratenmaker werd gezocht) en zich als stratenmaker aan te bieden, waarop aangever/aanmelder heeft gereageerd en waarna door [benadeelde 6] (in totaal) € 2654,70 (als aanbetalingen voor stenen/containers/zand/graszoden/arbeidskosten) werd overgemaakt op het door hem, verdachte, aangegeven rekeningnummer, teneinde verdachtes dienst af te nemen en
- in de periode van 5 oktober 2021 tot en met 18 november 2021 op "Facebook" te reageren op de advertentie (waarin een stratenmaker werd gezocht) en zich als stratenmaker aan te bieden, waarop aangever/aanmelder heeft gereageerd en waarna door [benadeelde 7] (in totaal) € 335,= (als aanbetalingen voor een trilplaat/zand/knipmachine) werd overgemaakt op het door hem, verdachte, aangegeven rekeningnummer, teneinde verdachtes dienst af te nemen en
- op 30 september 2021op "Facebook" te reageren op een advertentie (waarin grind werd aangeboden) en zich als klusser/vervoerder aan te bieden, waarop aangever/aanmelder heeft gereageerd en waarna door [benadeelde 8] (als aanbetaling) € 50,= werd overgemaakt op het door hem, verdachte, aangegeven rekeningnummer, teneinde verdachtes dienst af te nemen en
- omstreeks 29 oktober 2021op "Facebook te reageren op een advertentie (waarin een klusser werd gezocht) en zich als klusser aan te bieden, waarop aangever/aanmelder heeft gereageerd en waarna door [benadeelde 9] (in totaal) (als aanbetalingen en/of voor materiaal) € 580,= werd overgemaakt op het door hem, verdachte, aangegeven rekeningnummer, teneinde verdachtes dienst af te nemen;
2
op tijdstippen in de periode van 17 september 2020 tot en met 14 november 2021 in Nederland, van een hoeveelheid (giraal) geld (in totaal € 3.943,70) gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist dat dat (giraal) geld - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf en op een tijdstip een hoeveelheid giraal geld (€ 100,00) voorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte, wist dat dat giraal geld onmiddellijk afkomstig was uit eigen misdrijf.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op, waarbij sprake is van voortgezette handeling als bedoeld in artikel 56 van het Wetboek van Strafrecht.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden met een proeftijd van twee jaar en een taakstraf van 180 uren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging kan zich in de vordering van de officier van justitie vinden en verzoekt de rechtbank de eis te volgen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De verdachte heeft in de periode van 17 september 2020 tot en met 14 november 2021 een gewoonte gemaakt van online handelsfraude door op internet goederen en diensten aan te bieden en op advertenties op Facebook te reageren. Een telefoon en diensten die hij aanbood, zijn door verdachte bewust niet geleverd, terwijl hij wel het geld geïncasseerd en gebruikt heeft. Verdachte heeft enkel met het oog op persoonlijk gewin gehandeld en door zijn handelen misbruik gemaakt van het door de slachtoffers in hem gestelde vertrouwen. Door de handelwijze van verdachte zijn in ieder geval acht slachtoffers financieel benadeeld. Daarnaast wordt door dit soort feiten ook het algemene vertrouwen dat het publiek in online handel heeft, aangetast. Het geld dat met de online handelsfraude werd verkregen, is door verdachte gebruikt. Dit is een vorm van witwassen.
Bij het bepalen van de strafmaat heeft de rechtbank acht geslagen op het strafblad van verdachte. Hij is eerder veroordeeld voor onder meer valsheid in geschrifte en flessentrekkerij. Nu deze feiten vrij oud zijn, heeft de rechtbank deze niet in strafverzwarende zin meegewogen voor de strafmaat.
Op zitting is gebleken dat verdachte zijn leven inmiddels aardig op de rit heeft. De (andere) schulden die hij had, heeft hij alle afbetaald en hij heeft een baan, een eigen woning en een vaste relatie. Zijn zwangere vriendin was aanwezig bij de zitting en over een paar maanden verwachten zij een dochter. De rechtbank laat deze belangrijke persoonlijke belangen zwaar meewegen in het voordeel van verdachte. Dat geldt ook voor zijn verklaring dat hij zijn verantwoordelijkheid wil nemen door zijn slachtoffers de geleden schade te vergoeden.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat de eis van de officier van justitie recht doet aan de ernst van de feiten en ook aan de persoon van verdachte. De rechtbank zal de eis dan ook volgen en verdachte veroordelen tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden met een proeftijd van twee jaar en een taakstraf van 180 uur.

7.De benadeelde partijen

7.1
[benadeelde 2]
De benadeelde partij [benadeelde 2] vordert een schadevergoeding van € 100,- voor feit 1 primair (tweede gedachtestreepje).
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden. De door de benadeelde gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank toewijsbaar tot een bedrag van € 100,-. Deze schade staat ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit.
7.2
[benadeelde 4]
De benadeelde partij [benadeelde 4] vordert een schadevergoeding van € 120,- voor feit 1 primair (vierde gedachtestreepje).
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden. De door de benadeelde gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank toewijsbaar. Deze schade staat ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit.
7.3
[benadeelde 6]
De benadeelde partij [benadeelde 6] vordert een schadevergoeding van € 2.654,70 voor feit 1 primair (zesde gedachtestreepje).
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden. De door de benadeelde gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank toewijsbaar tot een bedrag van € 2.654,70. Deze schade staat ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit.
7.4
[benadeelde 7]
De benadeelde partij [benadeelde 7] vordert een schadevergoeding van € 335,- voor feit 1 primair (zevende gedachtestreepje).
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden. De door de benadeelde gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank toewijsbaar. Deze schade staat ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit.
7.5
[benadeelde 9]
De benadeelde partij [benadeelde 9] vordert een schadevergoeding van € 680,- voor feit 1 primair (negende gedachtestreepje).
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
De door de benadeelde gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank toewijsbaar tot een bedrag van € 580,- aan materiële schade. Deze schade staat ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit.
Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade van € 100,- is de rechtbank van oordeel dat de gestelde schade niet is komen vast te staan, omdat de onderbouwing hiervan ontbreekt. De rechtbank zal dit deel van de vordering daarom afwijzen.
7.6
[benadeelde 1]
De benadeelde partij [benadeelde 1] vordert een schadevergoeding van € 400,-. Dit bedrag bestaat uit € 100,- materiële schade en € 300,- immateriële schade.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte de door benadeelde voor een telefoon overgemaakte € 100,00 heeft witgewassen als geld afkomstig uit eigen misdrijf (feit 2). Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
De door de benadeelde gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank toewijsbaar tot een bedrag van € 100,- aan materiële schade. Deze schade staat ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit 2.
Omdat de benadeelde voor zijn dochter voor € 300,00 een andere telefoon heeft gekocht bij een officiële verkoper vordert hij die kosten als immateriële schade. Dit deel van de vordering valt niet onder de in de wet genoemde categorieën van immateriële schade die voor vergoeding in aanmerking komen. Daarom zal de rechtbank dit deel van de vordering afwijzen.
7.7
Wettelijke rente en schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal bij de toegewezen vorderingen van de benadeelde partijen ook de wettelijke rente toewijzen en de schadevergoedingsmaatregel opleggen. Dit betekent dat het CJIB de inning van het toegekende schadebedrag zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.

8.De vordering tot tenuitvoerlegging

De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke gevangenisstraf van één week die aan verdachte is opgelegd bij arrest van het gerechtshof te Arnhem- Leeuwarden van 29 november 2018 ten uitvoer zal worden gelegd. Op zitting heeft de officier van justitie gevorderd dat de ten uitvoer te leggen gevangenisstraf wordt omgezet naar een taakstraf. Voor de hoogte van de taakstraf heeft zij zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat een tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke gevangenisstraf van één week met daaropvolgend de omzetting naar een taakstraf redelijk is.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Daarom zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen. Gelet op zijn persoonlijke omstandigheden zal de rechtbank verdachte echter in de gelegenheid stellen een taakstraf te verrichten in plaats van de opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 56, 57, 326e, 420bis en 420bis.1 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde oplevert de voortgezette handeling van de volgende strafbare feiten:
feit 1 primair:een beroep of gewoonte maken van het door middel van een geautomatiseerd werk verkopen van goederen of het verlenen van diensten tegen betaling met het oogmerk om zonder volledige levering zich van de betaling van die goederen of diensten te verzekeren;
feit 2:witwassen, meermalen gepleegd, en
eenvoudig witwassen;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat deze straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 180 uur;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
90 dagen;
Vordering tenuitvoerlegging
- gelast dat de voorwaardelijke straf die bij arrest van het gerechtshof Arnhem- Leeuwarden d.d. 29 november 2018 is opgelegd in de zaak met parketnummer 21-005744-17
ten uitvoer zal worden gelegd, te weten
een week gevangenisstraf;
- gelast dat deze ten uitvoer te leggen gevangenisstraf
wordt vervangen door een taakstraf van 30 uur;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
7 dagen;
Benadeelde partijen
[benadeelde 1]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 1] van
€ 100,-aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 3 oktober 2020 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] voor het overige af;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde 1] (feit 2),
€ 100,-te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf
3 oktober 2020 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling
2 dagen gijzelingkan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
[benadeelde 2]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 2] van
€ 100,-aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 19 oktober 2020 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde 2] (feit 1),
€ 100,-te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf
19 oktober 2020 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling
2 dagen gijzelingkan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
[benadeelde 4]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 4] van
€ 120,-aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 1 november 2020 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde 4] (feit 1),
€ 120,-te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf
1 november 2020 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 2
dagen gijzelingkan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
[benadeelde 6]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 6] van
€ 2.654,70aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 11 augustus 2021 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde 6] (feit 1),
€ 2.654,70te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 11 augustus 2021 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling
35 dagen gijzelingkan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
[benadeelde 7]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 7] van
€ 335,-aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 13 oktober 2021 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde 7] (feit 1),
€ 335,-te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 13 oktober 2021 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling
6 dagen gijzelingkan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
[benadeelde 9]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 9] van
€ 580,-aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 30 oktober 2021 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 9] voor het overige af;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde 9] (feit 1),
€ 580,-te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf
30 oktober 2020 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling
11 dagen gijzelingkan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Breeman, voorzitter, mr. R.J.H. de Brouwer en mr. D.S.G. Froger, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.R. Tafazzul, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 7 februari 2024.