ECLI:NL:RBZWB:2024:7308

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
31 oktober 2024
Publicatiedatum
29 oktober 2024
Zaaknummer
24/1634
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke zaak tegen waterschap Brabantse Delta

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 31 oktober 2024, wordt het verzoek van verzoeker om veroordeling van verweerder in de proceskosten beoordeeld. Verzoeker had eerder beroep ingesteld tegen een projectplan van het waterschap Brabantse Delta, maar trok dit beroep in nadat verweerder het projectplan op 26 juni 2024 had ingetrokken. Verzoeker verzocht de rechtbank om verweerder te veroordelen in de proceskosten en het griffierecht. Verweerder gaf aan bereid te zijn om de proceskosten en het griffierecht te vergoeden conform het Besluit proceskosten bestuursrecht, maar merkte op dat het beroep geen aanleiding had gegeven voor het intrekkingsbesluit.

De rechtbank heeft het verzoek om proceskostenveroordeling toegewezen. Volgens de rechtbank kan een bestuursorgaan worden veroordeeld in de proceskosten als het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener van het beroepschrift. Verzoeker had zijn beroep op 7 augustus 2024 ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten. Verweerder heeft deze aanspraak niet bestreden, wat de rechtbank aanleiding gaf om verweerder te veroordelen in de kosten die verzoeker heeft moeten maken in verband met de behandeling van het beroep.

De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker recht heeft op een vergoeding van € 875,- voor de proceskosten, omdat de gemachtigde van verzoeker een beroepschrift heeft ingediend. Daarnaast heeft verweerder aangegeven bereid te zijn om het griffierecht van € 187,- te vergoeden. De rechtbank heeft de uitspraak openbaar gemaakt en partijen geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet tegen de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/1634

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 31 oktober 2024 in de zaak tussen

[verzoeker] , uit [plaats] , verzoeker,

(gemachtigde: mr. J.J.J. de Rooij),
en

Het algemeen bestuur van waterschap Brabantse Delta (verweerder).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het verzoek van verzoeker om een veroordeling van verweerder in de proceskosten. Verzoeker heeft dit verzoek gedaan bij de intrekking van zijn beroep tegen het [projectplan] ( [deelgebied] ) van verweerder van 13 november 2023. Hij heeft het beroep ingetrokken omdat verweerder het projectplan op 26 juni 2024 heeft ingetrokken.
De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld te reageren op het verzoek om veroordeling in de proceskosten. Op 24 oktober 2024 heeft verweerder de rechtbank meegedeeld dat verweerder bereid is om de proceskosten en het griffierecht te vergoeden conform het Besluit proceskosten bestuursrecht. Hierbij merkt verweerder op dat het beroep geen aanleiding heeft gegeven voor het intrekkingsbesluit.
De rechtbank doet zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling. [1]

Beoordeling door de rechtbank

1. De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling toe. Zij legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Wanneer wordt een bestuursorgaan in de proceskosten veroordeeld?
2. Als een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, kan de bestuursrechter op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. [2]
Heeft verzoeker recht op een vergoeding van de proceskosten?
3. Op 2 februari 2024 heeft verzoeker beroep ingesteld tegen het [projectplan] ( [deelgebied] ). Verweerder heeft dat projectplan op 26 juni 2024 ingetrokken. Verzoeker heeft het beroep op 7 augustus 2024 ingetrokken, met een verzoek om verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht. Verweerder heeft de aanspraak op een vergoeding van de proceskosten conform het Besluit proceskosten bestuursrecht niet bestreden. Onder deze omstandigheden wordt aanleiding gevonden om verweerder met toepassing van het bepaalde in artikel 8:75a van de Awb te veroordelen in de kosten die verzoeker in verband met de behandeling van het beroep heeft moeten maken.
Welk bedrag aan proceskosten moet verweerder aan verzoeker vergoeden?
4. De rechtbank wijst het verzoek als kennelijk gegrond toe. Verzoeker krijgt een vergoeding van zijn proceskosten. Verweerder moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 875,-, omdat de gemachtigde van verzoeker een beroepschrift heeft ingediend. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.
Krijgt verzoeker een vergoeding van het griffierecht?
5. De rechtbank stelt vast dat verweerder ook heeft aangegeven bereid te zijn om het griffierecht van € 187,- te vergoeden. Verzoeker moet zich hiervoor dan ook tot verweerder wenden.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder tot betaling van € 875,- aan proceskosten aan verzoeker.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M.L.E. Ides Peeters, rechter, in aanwezigheid van mr. N. van Asten, griffier, op 31 oktober 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, in samenhang met artikel 8:75a, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Dit volgt uit artikel 8:75a van de Awb en is nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).