ECLI:NL:RBZWB:2024:7298

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
29 oktober 2024
Publicatiedatum
28 oktober 2024
Zaaknummer
BRE 24/1471
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep tegen WOZ-beschikking door niet-gerechtigde eiseres

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 29 oktober 2024, wordt het beroep van eiseres tegen de WOZ-beschikking 2023 behandeld. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Tilburg, die op 18 december 2023 is gedaan. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat eiseres niet gerechtigd is om beroep in te stellen. Dit oordeel is gebaseerd op het feit dat de uitspraak op bezwaar is gedaan naar aanleiding van een bezwaar van een andere belanghebbende, en dat de gemachtigde van eiseres het beroep heeft ingesteld zonder dat eiseres zelf belanghebbende was in deze procedure.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de gemachtigde van eiseres op 18 januari 2024 beroep heeft ingesteld, maar dat de heffingsambtenaar de uitspraak op bezwaar heeft gedaan naar aanleiding van een bezwaar van een andere persoon. Hierdoor is eiseres niet bevoegd om beroep in te stellen. De rechtbank heeft geen zitting gehouden, omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk was, zoals mogelijk gemaakt door artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De rechtbank concludeert dat het beroep niet-ontvankelijk is, wat betekent dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk beoordeelt en dat het bestreden besluit in stand blijft. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. drs. S.J. Willems-Ruesink, in aanwezigheid van griffier mr. W. Dekkers, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 24/1471

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 oktober 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres

(gemachtigde: [gemachtigde] ),
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Tilburg, de heffingsambtenaar.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de rechtbank over het beroep van eiseres tegen de bestreden uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 18 december 2023. Het beroep ziet op de WOZ-beschikking 2023 met [aanslagnummer] voor het [object] , te [plaats] (de WOZ-beschikking).
1.1.
Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank is van oordeel dat het beroep tegen de uitspraak op bezwaar is ingesteld door eiseres. Eiseres is echter niet gerechtigd om beroep in te stellen tegen die beslissing. De rechtbank verklaart het beroep daarom niet-ontvankelijk.
2.1
Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt, en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Feiten

3.2
De heffingsambtenaar heeft bij brief van 18 december 2023 uitspraak op bezwaar gedaan ten aanzien van de WOZ-beschikking. De uitspraak op bezwaar is geadresseerd aan een gemachtigde, en ziet – blijkens de tekst van de uitspraak – op een bezwaar van
[naam] (de uitspraak op bezwaar).
3.3
Vervolgens heeft gemachtigde bij brief van 18 januari 2024 beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar namens eiseres.
3.4
De griffier heeft op 6 maart 2024, 24 april 2024 en 18 juli 2024 in het digitale dossier van eiseres een brief geplaatst. In deze brieven wordt gevraagd om duidelijkheid over wie in deze zaak belanghebbende is en zo nodig (aanvullende) stukken te overleggen. Van de plaatsing van deze brieven is op dezelfde data een notificatie aan gemachtigde verzonden naar het door hem voor dit doel opgegeven e-mailadres. De rechtbank neemt daarom aan dat gemachtigde de brieven heeft ontvangen. Gemachtigde heeft niet gereageerd.

Motivering

4. Op grond van de feiten in deze zaak gaat de rechtbank allereerst in op de vraag door wie het beroep tegen de uitspraak op bezwaar is ingesteld.
4.1
De rechtbank stelt voorop dat uit de uitspraak op bezwaar volgt dat uitspraak is gedaan naar aanleiding van een bezwaar van [naam] tegen de WOZ-beschikking.
[naam] is zodoende als belanghebbende bevoegd om beroep in te stellen tegen de uitspraak op bezwaar.
4.2
De rechtbank is van oordeel dat uit het beroepschrift, in combinatie met de bij de rechtbank ingediende volmacht, volgt dat het beroepschrift door gemachtigde is ingediend namens eiseres.
4.3
Omdat het beroep is ingesteld door een ander dan degene die bezwaar heeft gemaakt, verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk beoordeelt en dat het bestreden besluit in stand blijft. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. S.J. Willems-Ruesink, rechter, in aanwezigheid van
mr. W. Dekkers, griffier, op 29 oktober 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.