In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 29 oktober 2024, wordt het beroep van eiseres tegen de WOZ-beschikking 2023 behandeld. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Tilburg, die op 18 december 2023 is gedaan. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat eiseres niet gerechtigd is om beroep in te stellen. Dit oordeel is gebaseerd op het feit dat de uitspraak op bezwaar is gedaan naar aanleiding van een bezwaar van een andere belanghebbende, en dat de gemachtigde van eiseres het beroep heeft ingesteld zonder dat eiseres zelf belanghebbende was in deze procedure.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de gemachtigde van eiseres op 18 januari 2024 beroep heeft ingesteld, maar dat de heffingsambtenaar de uitspraak op bezwaar heeft gedaan naar aanleiding van een bezwaar van een andere persoon. Hierdoor is eiseres niet bevoegd om beroep in te stellen. De rechtbank heeft geen zitting gehouden, omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk was, zoals mogelijk gemaakt door artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank concludeert dat het beroep niet-ontvankelijk is, wat betekent dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk beoordeelt en dat het bestreden besluit in stand blijft. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. drs. S.J. Willems-Ruesink, in aanwezigheid van griffier mr. W. Dekkers, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.