ECLI:NL:RBZWB:2024:7287

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
29 oktober 2024
Publicatiedatum
28 oktober 2024
Zaaknummer
02-135155-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deels voorwaardelijke gevangenisstraf voor poging tot zware mishandeling van moeder door slaan en schoppen

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 29 oktober 2024, stond de verdachte terecht voor poging tot zware mishandeling van zijn moeder. De feiten vonden plaats op 1 juni 2023, waarbij de verdachte zijn moeder meerdere keren met gebalde vuist in het gezicht en op het hoofd sloeg en haar tegen het lichaam schopte. De rechtbank heeft de zaak inhoudelijk behandeld op 15 oktober 2024, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk handelde, ondanks zijn psychische problemen, en dat hij zich bewust was van zijn daden. De rechtbank concludeerde dat de verwondingen van de moeder, waaronder een scheurwond op het voorhoofd, niet als zwaar lichamelijk letsel konden worden gekwalificeerd. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van zware mishandeling, maar wel schuldig bevonden aan poging tot zware mishandeling, omdat er een aanmerkelijke kans was dat de moeder zwaar letsel had kunnen oplopen.

De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 140 dagen, waarvan 70 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, en stelde bijzondere voorwaarden aan de voorwaardelijke straf, waaronder een meldplicht en behandeling bij GGZ. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn psychische problemen en het feit dat hij sinds de schorsing van zijn voorlopige hechtenis meewerkend was geweest aan zijn behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
Parketnummer: 02/135155-23
Vonnis van de meervoudige kamer van 29 oktober 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1994 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres 1] ,
verblijfsadres: [adres 2] ,
raadsvrouw mr. M. Akça-Altun, advocaat te Breda.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 15 oktober 2024, waarbij de officier van justitie mr. I. Klein en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 1 juni 2023 in [plaats] zijn moeder, [aangeefster] (hierna: aangeefster), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht, door haar meerdere keren met gebalde vuist in het gezicht en op het hoofd te slaan en haar meerdere keren tegen het lichaam te trappen.
Dit is primair ten laste gelegd als zware mishandeling, subsidiair als een poging tot zware mishandeling en meer subsidiair als eenvoudige mishandeling met zwaar lichamelijk letsel tot gevolg.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat met betrekking tot het primair en subsidiair ten laste gelegde niet kan worden bewezen dat verdachte vanwege zijn ziekelijke stoornis en/of gebrekkige ontwikkeling opzettelijk heeft gehandeld. Verder is betoogd dat geen sprake is van zwaar lichamelijk letsel, nu uit het dossier niet is gebleken dat een operatie noodzakelijk was.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
De rechtbank leidt uit voorgaande bewijsmiddelen - in onderling verband en samenhang bezien - af dat verdachte op 1 juni 2023 aangeefster in haar woning in [plaats] meermalen met kracht met gebalde vuist, met aan zijn middelvinger een zegelring, in het gezicht en tegen het hoofd heeft geslagen en dat hij haar meermalen tegen het lichaam heeft geschopt, terwijl zij op de grond lag. Aangeefster heeft als gevolg hiervan verwondingen opgelopen.
Heeft verdachte opzettelijk gehandeld?
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat verdachte vanwege zijn psychische gesteldheid niet opzettelijk heeft gehandeld.
Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad kan het verweer dat een verdachte als gevolg van zijn bijzondere psychische gesteldheid niet opzettelijk heeft gehandeld slechts slagen indien bij hem ten tijde van zijn handelen ieder inzicht in de draagwijdte van zijn gedragingen en de mogelijke gevolgen daarvan heeft ontbroken.
In onderhavige zaak heeft verdachte verklaard dat hij zich kan herinneren dat hij zijn moeder heeft geslagen en geschopt. Verdachte is onderzocht door een psychiater en een psycholoog (waarover meer onder 6.3). Volgens de psychiater kon verdachte nog in enige mate inzien dat zijn gedrag juridisch en/of moreel niet toelaatbaar was. De psycholoog heeft aangegeven dat verdachte begreep dat wat hij deed verkeerd was, maar dat hij onvoldoende zijn gedrag kon controleren. Uit de verklaring van verdachte en hetgeen door de psychiater en psycholoog is gerapporteerd, leidt de rechtbank af dat verdachte zich in ieder geval deels bewust was van wat hij deed. De rechtbank acht niet aannemelijk geworden dat bij hem ieder inzicht in de draagwijdte van zijn gedragingen ontbrak. Het verweer van de raadsvrouw wordt daarom verworpen.
Zwaar lichamelijk letsel?
De rechtbank moet beoordelen of de verwondingen van aangeefster kunnen worden gekwalificeerd als zwaar lichamelijk letsel in de zin van artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht. Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad kunnen als algemene gezichtspunten voor de beantwoording van de vraag of er sprake is van zwaar lichamelijk letsel, in elk geval worden aangemerkt de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel. In de beoordeling kan voorts worden betrokken of restschade aanwezig is, in het bijzonder in de vorm van één of meerdere littekens. Daarbij kunnen van belang zijn het uiterlijk en de ernst van het litteken en daarmee samenhangend de mate waarin dat litteken het lichaam ontsiert, en eventueel of in verband met dat litteken - langdurige - pijnklachten (hebben) bestaan.
De rechtbank stelt op basis van het dossier vast dat aangeefster een scheurwond van acht centimeter op het voorhoofd heeft opgelopen, een fractuur van de achtste rib, een hematoom op de linker oogkas en een schaafwond op de rechterknie. De scheurwond is in het ziekenhuis gehecht. Zij is diezelfde dag, op 1 juni 2023, uit het ziekenhuis ontslagen. De fractuur, het hematoom en de schaafwond kunnen gelet op de aard van dit letsel niet als zwaar lichamelijk letsel worden aangemerkt. Dit zou anders kunnen zijn voor de scheurwond op het voorhoofd. Als gevolg daarvan is immers een litteken op het voorhoofd achter gebleven. Indien duidelijk is dat deze ontsierend is, zou geoordeeld kunnen worden dat daarmee zwaar lichamelijk letsel is toegebracht. Een medisch oordeel over de huidige toestand van de wond ontbreekt echter. Verdachte heeft weliswaar verklaard dat aangeefster inderdaad een litteken op het voorhoofd aan het incident heeft overgehouden, maar heeft tevens aangegeven dat deze amper zichtbaar zou zijn. Nu de rechtbank over onvoldoende actuele informatie beschikt over de grootte en de zichtbaarheid van het litteken, acht zij niet wettig en overtuigend bewezen dat sprake is van zwaar lichamelijk letsel, zodat verdachte van het primair ten laste gelegde feit dient te worden vrijgesproken.
Poging tot zware mishandeling?
Naar het oordeel van de rechtbank levert het meermalen met kracht slaan met gebalde vuist, met aan de middelvinger een zegelring, in het gezicht en tegen het hoofd van een persoon en het vervolgens meermalen trappen tegen het lichaam, wel een aanmerkelijke kans op dat die persoon als gevolg daarvan zwaar lichamelijk letsel oploopt. Hoewel niet is gebleken dat aangeefster daadwerkelijk dergelijk letsel heeft opgelopen, was er wel een reële kans dat zij - bijvoorbeeld - een ontsierend litteken aan het geweld had overhouden. Die aanmerkelijke kans heeft verdachte, gelet op zijn handelen, bewust aanvaard.
Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot zware mishandeling, zoals subsidiair ten laste is gelegd.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
hij op 1 juni 2023 te [plaats] , gemeente Hilvarenbeek ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [aangeefster] (zijnde zijn moeder) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, die [aangeefster] voornoemd meerdere malen (met kracht)
- in het gezicht en op het hoofd heeft geslagen (met gebalde vuist voorzien van
eenring) en vervolgens
- tegen het lichaam heeft geschopt, terwijl die [aangeefster] voornoemd op de grond
lag, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 140 dagen, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 70 dagen
voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en met oplegging van de door de reclassering geadviseerde voorwaarden.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw verzoekt om een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen gelijk aan de duur van het voorarrest.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank houdt bij het bepalen van de straf rekening met de ernst van het gepleegde
feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan alsmede de persoon en de
persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Ernst van het feit
Verdachte heeft geprobeerd om zijn moeder in haar eigen woning zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Hij heeft haar meerdere keren met gebalde vuist in het gezicht en tegen het hoofd geslagen en haar vervolgens terwijl zij op de grond lag tegen haar lichaam geschopt. Het slachtoffer heeft hierdoor letsel opgelopen, waaronder een scheurwond op haar voorhoofd. Uit de aangifte blijkt dat het voor het slachtoffer een zeer beangstigende situatie is geweest. Verdachte heeft met zijn handelen op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer.
De moeder van verdachte heeft per e-mail van 3 september 2024 laten weten dat het inmiddels goed gaat tussen haar en verdachte.
De persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van verdachte van 28 augustus 2024, waaruit blijkt dat hij de afgelopen vijf jaar niet is veroordeeld voor een soortgelijk feit.
De rechtbank heeft acht geslagen op de Pro Justitia-rapportages van 23 en 30 november 2023, opgesteld door [psychiater] en [GZ-psycholoog] . Volgens de deskundigen is bij verdachte sprake van ADHD, een psychotische stoornis en een stoornis in het gebruik van diverse middelen. Deze problematiek was ten tijde van het ten laste gelegde aanwezig en beïnvloedde de gedragskeuzes en gedragingen van verdachte. Volgens de psychiater werd het ten laste gelegde in belangrijke mate bepaald door het psychotisch toestandsbeeld waar verdachte op dat moment in verkeerde. Hij was hierdoor achterdochtig en had last van paranoïde wanen. Zoals hierboven al is overwogen, had verdachte geen controle meer over zijn gedrag of over zijn agressieve impulsen, maar kon nog wel in enige mate inzien dat zijn gedrag juridisch en/of moreel niet toelaatbaar was. Het psychotisch toestandsbeeld werd in belangrijke mate veroorzaakt door het forse gebruik van harddrugs. Ook de psycholoog heeft aangegeven dat verdachte ten tijde van het ten laste gelegde psychotisch ontregeld was en steeds meer zelfbeheersing en grip op zijn eigen gedrag verloor. De deskundigen adviseren om het ten laste gelegde in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen.
De rechtbank is van oordeel dat de rapportages op deugdelijke wijze tot stand zijn gekomen
en dat de conclusies worden gedragen door een deugdelijke en inzichtelijk gemotiveerde
onderbouwing. De rechtbank neemt daarom de conclusies van de psychiater en psycholoog over en zal de bewezen verklaarde feiten verminderd aan verdachte toerekenen.
Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van het reclasseringsrapport van 8 december 2023 en een e-mail van de reclassering van 10 oktober 2024. Het recidiverisico wordt als gemiddeld ingeschat. De reclassering is sinds de schorsing van de voorlopige hechtenis van verdachte op 10 augustus 2023 bij verdachte betrokken. Verdachte is meewerkend en stelt zich coöperatief op. Hij is een behandeling gestart en krijgt medicatie. Het psychiatrisch toestandsbeeld is op dit moment stabiel. Uit de urinecontroles is gebleken dat verdachte nog wel eens alcohol en cannabis heeft gebruikt en een enkele keer cocaïne en ketamine. De reclassering heeft geadviseerd een (deels) voorwaardelijke straf aan verdachte op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, een ambulante behandelverplichting bij GGZ Ingeest, een ambulante behandelverplichting bij Inforsa gericht op het middelengebruik en meewerken aan middelencontrole. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard bereid te zijn zich aan de bijzondere voorwaarden te (blijven) houden.
Strafoplegging
Uit de aard en de ernst van het bewezen verklaarde volgt echter dat niet kan worden volstaan met een andere straf dan een vrijheidsbenemende straf. Bij de bepaling van de zwaarte en hoogte van de straf heeft de rechtbank, naast het voorgaande, aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht en bij straffen die in vergelijkbare gevallen zijn opgelegd.
Alles afwegend acht de rechtbank de door de officier van justitie geëiste deels voorwaardelijke gevangenisstraf, waarbij het onvoorwaardelijk deel gelijk is aan de duur van het voorarrest, passend en geboden. Dit betekent dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 140 dagen, waarvan 70 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Aan het voorwaardelijke strafdeel zal de rechtbank de door de reclassering geadviseerde voorwaarden verbinden. Het voorwaardelijke strafdeel dient ertoe verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw aan strafbare feiten schuldig te maken en te bewerkstelligen dat een oplossing wordt gevonden voor de problematiek van verdachte om zo de kans op herhaling terug te dringen.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 45 en 302 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het
primairtenlastegelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4. is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
poging tot zware mishandeling;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 140 (honderdveertig) dagen, waarvan 70 (zeventig) dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 (twee) jaar;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
-
bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
  • dat verdachte zich uiterlijk binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd zal melden bij Reclassering Inforsa, Vlaardingenlaan 5 te Amsterdam en zich daarna gedurende de proeftijd op de door de reclassering te bepalen tijdstippen zal blijven melden, zo lang en zo frequent als de reclassering dat noodzakelijk acht;
  • dat verdachte zich gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de reclassering nodig vindt, laat behandelen door GGZ Ingeest of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering, waarbij verdachte zich houdt aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Bij een terugval in het middelengebruik of verslechtering van het psychiatrische ziektebeeld kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende opname indiceert, zal verdachte zich, na goedkeuring door de rechter, laten opnemen in een zorginstelling voor zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing in forensische zorg, bepaalt in welke zorginstelling de opname plaatsvindt;
  • dat verdachte zich gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de reclassering nodig vindt, laat behandelen door de forensische ambulante zorg van Inforsa of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering, teneinde zich te laten behandelen voor middelengebruik, waarbij verdachte zich houdt aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
  • dat verdachte gedurende de proeftijd meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen en ten behoeve van de naleving van dit verbod meewerkt aan urine- of ademonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
van rechtswege gelden voorts als voorwaarden:
  • dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
  • dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.A. van Beelen, voorzitter, mr. D. van Kralingen en mr. P.A.M. Wijffels, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J. van Biert, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 29 oktober 2024.
De voorzitter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
De tenlastelegging
hij op of omstreeks 1 juni 2023 te [plaats] , gemeente Hilvarenbeek
aan [aangeefster] (zijnde zijn moeder) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een diepe scheurwond (van 8 centimeter) in het voorhoofd en/of een gebroken rib, heeft toegebracht door die [aangeefster] voornoemd meerdere malen, althans eenmaal (met kracht)
- tegen het gezicht en/of het hoofd en/of het lichaam te slaan en/of te stompen (met gebalde vuist voorzien van ringen en/of met een stift in zijn hand) en/of (vervolgens/daarbij)
- tegen het lichaam te schoppen (terwijl die [aangeefster] voornoemd op de grond lag);
subsidiair:
hij op of omstreeks 1 juni 2023 te [plaats] , gemeente Hilvarenbeek
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [aangeefster] (zijnde zijn moeder) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, die [aangeefster] voornoemd meerdere malen, althans eenmaal (met kracht)
- in het gezicht en/of op het hoofd en/of het lichaam heeft geslagen en/of gestompt (met gebalde vuist voorzien van ringen en/of met een stift in zijn hand) en/of (vervolgens/daarbij)
- tegen het lichaam heeft geschopt (terwijl die [aangeefster] voornoemd op de grond lag),
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair:
hij op of omstreeks 1 juni 2023 te [plaats] , gemeente Hilvarenbeek
[aangeefster] (zijnde zijn moeder) heeft mishandeld door die [aangeefster] voornoemd meerdere malen, althans eenmaal (met kracht)
- in het gezicht en/of tegen het hoofd en/of het lichaam te stompen en/of te slaan (met gebalde vuist voorzien van ringen en/of met een stift in de hand) en/of (vervolgens/daarbij)
- tegen het lichaam te schoppen (terwijl die [aangeefster] voornoemd op de grond lag), terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten een diepe scheurwond (8 centimeter) in het voorhoofd en/of een gebroken rib ten gevolge heeft gehad.