ECLI:NL:RBZWB:2024:7269

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 oktober 2024
Publicatiedatum
28 oktober 2024
Zaaknummer
02-223197-24 en 02-073917-24
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging onvoorwaardelijke ISD-maatregel na beschadiging van politieauto's

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 30 oktober 2024, is de verdachte beschuldigd van het opzettelijk en wederrechtelijk beschadigen van dienstauto's van de politie op 10 juli 2024 te Tilburg. De verdachte, geboren in 1993 en thans gedetineerd, was niet aanwezig tijdens de zitting op 16 oktober 2024, maar zijn raadsman, mr. I.A.C. Cools, was wel aanwezig. De officier van justitie, mr. P. Kuijpers, heeft de zaak behandeld en vorderde een onvoorwaardelijke ISD-maatregel. De rechtbank heeft vastgesteld dat de tenlastelegging geldig was en dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de feiten zoals ten laste gelegd. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was, onder andere op basis van aangiftes en camerabeelden, dat de verdachte zowel de dienstauto met kenteken 1 als kenteken 2 heeft beschadigd. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten.

De rechtbank heeft ook gekeken naar de strafbaarheid van de verdachte en concludeerde dat er geen feiten of omstandigheden waren die de strafbaarheid uitsloten. De officier van justitie vorderde de ISD-maatregel, en de verdediging voerde aan dat rekening gehouden moest worden met de tijd in voorarrest. De rechtbank oordeelde dat de ISD-maatregel noodzakelijk was, gezien het recidiverisico en de problematiek van de verdachte. De rechtbank legde de maatregel voor de maximale termijn van twee jaar op, zonder in mindering te brengen de tijd die de verdachte in voorarrest had doorgebracht. De vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke ISD-maatregel werd afgewezen, omdat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan een nieuw strafbaar feit voor het einde van de proeftijd. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 38m, 38n en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummers: 02/223197-24 en 02/073917-24
vonnis van de meervoudige kamer van 30 oktober 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1993 te [geboorteplaats] , [land] ,
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting te Grave,
raadsman: mr. I.A.C. Cools, advocaat te Tilburg.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld ter terechtzitting van 16 oktober 2024. Verdachte is niet verschenen. Wel is zijn uitdrukkelijk gemachtigde raadsman verschenen. De officier van justitie, mr. P. Kuijpers, en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte dienstauto’s van de politie heeft beschadigd.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde feit.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt dat tot een bewezenverklaring kan worden gekomen van beschadiging van de dienstauto met [kenteken 1] .Verdachte heeft zich namelijk op het standpunt gesteld dat hij één dienstauto aan de linkerzijde heeft bekrast toen hij het politiebureau verliet. Ten aanzien van de dienstauto met [kenteken 2] bepleit de verdediging partieel vrijspraak.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Op grond van - onder meer - de aangifte en de beschrijving van de camerabeelden, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zowel de dienstauto met [kenteken 2] als de dienstauto met [kenteken 1] heeft beschadigd.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 10 juli 2024 te Tilburg opzettelijk en wederrechtelijk dienstauto's met kentekens [kenteken 2] en [kenteken 1], die aan de Nationale Politie toebehoorden heeft beschadigd.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) op te leggen conform het advies van de reclassering van 4 september 2024.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging voert geen verweer tegen de geëiste ISD-maatregel. Wel bepleit zij op grond van artikel 38n van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) bij het bepalen van de duur van de ISD-maatregel rekening te houden met de tijd dat verdachte in voorarrest heeft gezeten en te gelasten dat twaalf maanden na aanvang van de maatregel een tussentijdse toets zal plaatsvinden.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft op 10 juli 2024 twee dienstauto’s van de politie beschadigd. Dit is een vervelend feit, dat niet alleen schade en overlast oplevert, maar ook een gebrek aan respect voor andermans eigendommen en de politie laat zien.
Ter beoordeling ligt voor of oplegging van de ISD-maatregel aan verdachte mogelijk en noodzakelijk is.
Uit het strafblad van verdachte van 4 september 2024 blijkt dat verdachte al meerdere malen onherroepelijk is veroordeeld. Niet alleen voor vernielingen, maar ook voor andere strafbare feiten, zoals winkeldiefstallen. Daar komt bij dat verdachte nog in een proeftijd liep van een veroordeling voor - onder meer - een vernieling.
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van het reclasseringsadvies van 4 september 2024. Daarin staat dat verdachte bekend is met agressief gedrag wat voortkomt uit zijn onmacht om met teleurstellingen om te gaan. De reclassering signaleert bij verdachte risicofactoren op de leefgebieden: financiën, middelengebruik, psychosociaal functioneren en houding.
Op alle andere leefgebieden signaleert de reclassering problematiek. Verdachte heeft een pro-criminele houding, waarbij de reclassering heeft opgemerkt dat er bij verdachte sprake is van een hoge mate van onmacht door zijn verstandelijke beperking.
Het recidiverisico wordt door de reclassering hoog ingeschat, omdat verdachte niet beschikt over algemene praktische basisvoorwaarden als wonen, financiën en dagbesteding.
Eerdere gevangenisstraffen, ambulante behandeling, reclasseringstoezichten en ook andere justitiële maatregelen hebben niet geleid tot (blijvende) gedragsverandering. In het verleden is gebleken dat een verplicht reclasseringstoezicht onvoldoende kader biedt om verdachte op een adequate manier te kunnen begeleiden, gedragsverandering te bereiken en om recidive te voorkomen. Volgens de reclassering is gedragsverandering alleen haalbaar als dit in een drang- en dwangkader is, zoals de ISD-maatregel. De reclassering heeft om die reden geadviseerd aan verdachte een onvoorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen.
De rechtbank stelt vast dat wordt voldaan aan de eisen die de wet stelt aan het opleggen van
de ISD-maatregel. Het op 10 juli 2024 door verdachte begane delict is een misdrijf waarvoor op grond van artikel 67 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) voorlopige hechtenis is toegelaten. Daarnaast blijkt uit zijn strafblad dat hij in de vijf jaar voorafgaand aan het door hem begane misdrijf ten minste driemaal onherroepelijk wegens een misdrijf is veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf. Bovendien is het delict begaan na de tenuitvoerlegging van deze straffen en moet er ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte opnieuw een misdrijf zal begaan. De veiligheid van personen of goederen eist het opleggen van de maatregel.
Uit het strafblad van verdachte blijkt dat ook is voldaan aan de beleidseisen die de “Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers” van het Openbaar Ministerie aan het vorderen van een ISD-maatregel door het Openbaar Ministerie stelt: verdachte is een zeer actieve veelpleger, die over een periode van vijf jaren processen-verbaal tegen zich zag worden opgemaakt voor meer dan tien misdrijven, waarvan ten minste één in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de pleegdatum van het laatst gepleegde feit.
De ISD-maatregel is niet alleen wettelijk mogelijk, maar naar het oordeel van de rechtbank ook noodzakelijk. Dit blijkt voor de rechtbank niet alleen uit voormeld reclasseringsrapport, maar ook uit het feit dat verdachte in juni 2024 van de rechtbank, in tegenstelling tot wat de reclassering destijds had geadviseerd, nog een laatste kans had gekregen om te laten zien dat hij in het kader van een voorwaardelijke ISD-maatregel met de geboden hulp en begeleiding geen overlast zou veroorzaken en geen nieuw strafbare feiten zou plegen. Al snel is echter gebleken dat het verdachte niet lukt in vrijheid zijn gedrag in positieve zin te veranderen.
Alles afwegende ziet de rechtbank de onvoorwaardelijke ISD-maatregel dan ook als enige mogelijkheid om verdachte de nodige behandeling en structuur te bieden en het jarenlange delictpatroon van verdachte te kunnen doorbreken. De verdediging heeft ter terechtzitting naar voren gebracht dat verdachte ook open staat voor de ISD-maatregel.
Om de beëindiging van de recidive van verdachte en het leveren van een bijdrage aan de oplossing van zijn problematiek alle kansen te geven en voorts ter optimale bescherming van de maatschappij, is het van groot belang dat voldoende tijd wordt genomen om de ISD-maatregel ten uitvoer te leggen. Daarom zal de rechtbank de maatregel voor de maximale termijn van twee jaar opleggen en de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, niet in mindering brengen op de duur van de maatregel. Het verzoek van de verdediging wordt daarom afgewezen. Mocht verdachte binnen kortere tijd dan de maximale termijn de behandeling met succes afronden, dan bestaat er een mogelijkheid de duur van de ISD-maatregel te bekorten.
Ook het verzoek van de verdediging om de ISD-maatregel na twaalf maanden te toetsen, wordt afgewezen. De rechtbank ziet hiervoor geen aanleiding. De verdediging kan bovendien te zijner tijd op grond van artikel 38n, derde lid, Sr zo nodig een verzoek daartoe doen.

7.De vordering tot tenuitvoerlegging

Op 22 juli 2024 heeft de officier van justitie een vordering ingediend tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke ISD-maatregel van twee jaar, die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van deze rechtbank van 21 juni 2024 onder parketnummer 02/073917-24.
Ter terechtzitting heeft de officier van justitie gevorderd deze vordering af te wijzen. De verdediging heeft ook bepleit tot afwijzing van de vordering.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden.
Nu reeds in de hoofdzaak aan verdachte een onvoorwaardelijke iSD-maatregel wordt opgelegd, is de rechtbank met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat de vordering moet worden afgewezen.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 38m, 38n en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging maatregel
- gelast de
plaatsing van verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders voor twee jaar;
Vordering tenuitvoerlegging
- wijst de vordering tot tenuitvoerlegging af.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.H.W.M. Sterk, voorzitter, mr. L.W. Louwerse en mr. V. Hartman, rechters, in tegenwoordigheid van M.C.C. Joosen, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 30 oktober 2024.
Bijlage I
De tenlastelegging
hij op of omstreeks 10 juli 2024 te Tilburg, althans in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk een of meerdere (dienst)auto('s) (met kenteken(s) [kenteken 2] en/of [kenteken 1]), in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan de Nationale Politie, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield en/of beschadigd.
(Artikel art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht)