ECLI:NL:RBZWB:2024:7250

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 oktober 2024
Publicatiedatum
25 oktober 2024
Zaaknummer
02/038497-24
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot zware mishandeling en mishandelingen met gevangenisstraf en tbs met voorwaarden

Op 25 oktober 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 2 februari 2024 zijn vader, [slachtoffer 1], heeft geprobeerd zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door hem een kopstoot te geven en hem meermalen tegen het hoofd te schoppen. Daarnaast heeft de verdachte [slachtoffer 2] mishandeld door hem op de neus te stompen en [slachtoffer 3], een politieambtenaar, mishandeld door hem tegen het been te schoppen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar was, gezien zijn psychische problemen, waaronder een bipolaire stoornis en middelengebruik. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 267 dagen, met aftrek van voorarrest, en een terbeschikkingstelling (tbs) met voorwaarden. De tbs-maatregel is dadelijk uitvoerbaar, gezien het risico op herhaling van geweldsdelicten. De rechtbank heeft ook schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3].

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/038497-24
vonnis van de meervoudige kamer van 25 oktober 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1981 te [geboorteplaats] ,
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Vught, Penitentiair Psychiatrisch Centrum,
raadsvrouw mr. A. Huseinovic, advocaat te Tilburg .

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 11 oktober 2024, waarbij de officier van justitie, mr. J. Peerboom, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 2 februari 2024:
feit 1:heeft geprobeerd om zijn vader, [slachtoffer 1] , zwaar lichamelijk letsel toe te brengen dan wel dat verdachte zijn vader heeft mishandeld;
feit 2:[slachtoffer 2] heeft mishandeld;
feit 3:verbalisant [slachtoffer 3] heeft mishandeld.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan. Ten aanzien van feit 1 is zij van mening dat de primair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling kan worden bewezen. Zij baseert zich daarbij op de bewijsmiddelen in het dossier.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit vrijspraak van de onder feit 1 primair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling, nu niet kan worden bewezen dat verdachte andere geweldshandelingen heeft verricht dan het geven van een kopstoot tegen het hoofd. Deze gedraging brengt niet zonder meer een aanmerkelijke kans op het ontstaan van zwaar lichamelijk letsel met zich mee. Verdachte heeft deze aanmerkelijke kans daarnaast ook niet bewust aanvaard. Het ontbrak hem ten tijde van zijn handelen aan ieder inzicht in de draagwijdte van zijn gedragingen en de mogelijke gevolgen. Hij verkeerde op dat moment immers in een psychose. Ten slotte kan zwaar lichamelijk letsel niet worden bewezen, omdat er onvoldoende medische informatie over het letsel beschikbaar is.
Voor de onder feit 1 subsidiair ten laste gelegde mishandeling refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank, met dien verstande dat verdachte partieel moet worden vrijgesproken van het schoppen tegen het hoofd.
Ook wat de feiten 2 en 3 betreft refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
Indien hoger beroep wordt ingesteld, zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan het vonnis zal worden gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feit 1
Vaststelling van de feiten
Op basis van de bewijsmiddelen gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Op vrijdag 2 februari 2024 zijn [slachtoffer 1] , de vader van verdachte, en verdachte elkaar tegengekomen bij de moskee in [plaats] . Verdachte is bij het zien van [slachtoffer 1] op hem afgelopen en heeft hem een kopstoot tegen zijn neus gegeven, waarna zijn vader op de grond is gevallen. Toen [slachtoffer 1] op de grond lag, heeft verdachte meerdere keren tegen zijn hoofd geschopt. Door het handelen van verdachte heeft [slachtoffer 1] een gebroken neus, een hersenschudding, een hersenkneuzing, een opgezwollen linkeroog en een hoofdwond aan de achterzijde van zijn hoofd opgelopen.
Schoppen tegen het hoofd
Anders dan de verdediging gaat de rechtbank er vanuit dat verdachte zijn vader niet alleen een kopstoot tegen zijn neus heeft gegeven maar ook tegen zijn hoofd heeft geschopt. Uit de aard van het letsel blijkt immers dat er meer geweldshandelingen hebben plaatsgevonden dan alleen het geven van een enkele kopstoot tegen de neus.
Kwalificatie
De vraag die de rechtbank vervolgens moet beantwoorden, is hoe het handelen van verdachte juridisch gekwalificeerd moet worden.
Om tot een bewezenverklaring van poging tot zware mishandeling te kunnen komen, is vereist dat verdachte opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan het slachtoffer. De rechtbank ziet geen aanwijzingen in het dossier dat verdachte ‘vol’ opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [slachtoffer 1] , in die zin dat het zijn bedoeling was om hem zwaar te verwonden. De rechtbank acht wel wettig en overtuigend bewezen dat verdachte voorwaardelijk opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [slachtoffer 1] . Zij overweegt daartoe als volgt.
Van voorwaardelijk opzet is sprake wanneer de gedragingen van verdachte de
aanmerkelijke kans op het gevolg in het leven hebben geroepen en verdachte het risico op het intreden van deze gevolgen ook bewust heeft aanvaard. Het antwoord op de vraag of een kans aanmerkelijk is, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedragingen en de omstandigheden waaronder deze zijn verricht. Daarbij kunnen bepaalde gedragingen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer te zijn gericht op een bepaald gevolg, dat het – behoudens contra-indicaties – niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg heeft aanvaard.
De rechtbank heeft hiervoor vastgesteld dat verdachte [slachtoffer 1] een kopstoot tegen zijn neus heeft gegeven en hem meerdere keren tegen zijn hoofd heeft geschopt, toen hij op de grond lag. Gelet op de verklaring van [getuige] en de aard van het letsel bij [slachtoffer 1] gaat de rechtbank er vanuit dat bij het geven van die kopstoot en die trappen een behoorlijke mate van kracht is gebruikt.
Het is een feit van algemene bekendheid dat het hoofd een zeer kwetsbaar en vitaal onderdeel is van het menselijk lichaam. In het hoofd bevinden zich immers niet alleen de hersenen die het gehele lichaam aansturen, maar ook de ogen en andere kwetsbare lichaamsdelen. De rechtbank is van oordeel dat door met enige kracht een kopstoot tegen de neus van [slachtoffer 1] te geven en met enige/een behoorlijke mate van kracht meerdere keren tegen het hoofd van [slachtoffer 1] te schoppen er een aanmerkelijke kans was op zwaar lichamelijk letsel bij [slachtoffer 1] . De handelingen van verdachte moeten naar hun aard en uiterlijke verschijningsvorm ook worden geacht daarop gericht te zijn geweest. Door zo te handelen heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel zou oplopen.
Dat er, zoals de verdediging heeft bepleit, sprake was van het ontbreken van ieder inzicht in de draagwijdte van het handelen van verdachte volgt de rechtbank niet. Hier is enkel in zeer uitzonderlijke situaties sprake van en een dergelijke situatie doet zich hier niet voor. Het feit dat verdachte heeft verklaard een black-out te hebben gehad en zich niet te kunnen herinneren dat hij zijn vader een kopstoot tegen zijn neus heeft gegeven en hem tegen zijn hoofd heeft geschopt, is daartoe onvoldoende.
De rechtbank acht de primair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling daarom wettig en overtuigend bewezen.
Feit 2
De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de mishandeling van [slachtoffer 2] .
Feit 3De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de mishandeling van verbalisant [slachtoffer 3] .
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1
primair
op 2 februari 2024 te [plaats] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan zijn vader tot wie hij in familierechtelijke betrekking staat, [slachtoffer 1] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, die [slachtoffer 1] een kopstoot tegen de neus heeft gegeven en daarbij die [slachtoffer 1] ten val heeft gebracht en die [slachtoffer 1] meermalen tegen het hoofd heeft geschopt terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
op 2 februari 2024 te [plaats] [slachtoffer 2] heeft mishandeld door die [slachtoffer 2] op de neus te stompen;
3
op 2 februari 2024 te [plaats] , een politieambtenaar, [slachtoffer 3] (politie-BOA bij team arrestantentaken), gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening heeft mishandeld door die [slachtoffer 3] tegen het been te schoppen.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
De rechtbank acht verdachte verminderd toerekeningsvatbaar en zal hier bij de strafoplegging dieper op ingaan. Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid volledig uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 298 dagen met aftrek van het voorarrest. Daarnaast vordert zij de terbeschikkingstelling (tbs) met voorwaarden van verdachte, met daaraan verbonden alle voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd en de dadelijke uitvoerbaarheid daarvan. Tevens vordert zij oplegging van de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht (Sr).
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt bij een bewezenverklaring een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest en tbs met voorwaarden op te leggen zoals geadviseerd door beide deskundigen en de reclassering. Verdachte kan in dat kader een behandeling ondergaan. Volgens de verdediging wordt het gevaar voor anderen en het recidiverisico daarmee voldoende ingeperkt. Daarmee is oplegging van een gedragsbeïnvloedende en vrijheids-beperkende maatregel niet noodzakelijk.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling en twee mishandelingen. Na het gebed in de moskee heeft hij – zonder duidelijke aanleiding – zijn vader een kopstoot gegeven. Nadat zijn vader op de grond was gevallen, heeft hij hem nog meerdere keren tegen zijn hoofd geschopt. Verdachte was aan het schreeuwen in de moskee. Omstander [slachtoffer 2] vroeg hem waarom hij dat aan het doen was. Als reactie daarop stompte verdachte hem op zijn neus. Hij is daarop door de politie aangehouden en naar het cellencomplex gebracht. Aldaar heeft verdachte politieagent [slachtoffer 3] hard tegen zijn been geschopt. Alle slachtoffers hebben letsel opgelopen. De vader van verdachte had een gebroken neus, een hersenschudding, een hersenkneuzing, een opgezwollen linkeroog en een wond aan de achterzijde van zijn hoofd. [slachtoffer 2] had een gekneusde neus en oogkas en [slachtoffer 3] had letsel aan zijn been.
Verdachte heeft met zijn handelen aanzienlijk inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers. Het is daarnaast een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van geweldsdelicten zich soms nog lang angstig en onveilig kunnen voelen en/of psychische gevolgen van het gepleegde geweld kunnen ondervinden. Het geweld tegen de vader van verdachte en [slachtoffer 2] heeft zich bovendien overdag bij de moskee afgespeeld, waardoor ook omstanders daarmee zijn geconfronteerd. Ook voor hen kan dit een nare en beangstigende gebeurtenis zijn geweest.
Strafblad
Uit het strafblad van verdachte blijkt dat hij eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten. De rechtbank weegt dit in het nadeel van verdachte mee.
De proceshouding van verdachte
Verdachte heeft op de zitting verteld dat hij zich pas sinds kort bewust is van wat hij op
2 februari 2024 heeft gedaan en dat hij daar erg van geschrokken is. Het ging op dat moment niet goed met hem. Hij heeft spijt van wat er gebeurd is, vooral tegenover zijn vader. Ook aan politieagent [slachtoffer 3] , die op de zitting heeft verteld over de impact die de mishandeling op hem heeft gehad, heeft verdachte zijn excuses aangeboden. Verdachte heeft op de zitting ook laten blijken dat hij vindt dat hij behandeling nodig heeft om te voorkomen dat dit nog een keer gebeurt. Dit alles is op de rechtbank authentiek overgekomen.
Tbs-maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd om verdachte een tbs-maatregel op te leggen. De vragen die de rechtbank in dat kader moet beantwoorden, zijn of verdachte al dan niet (verminderd) toerekeningsvatbaar was ten tijde van de bewezenverklaarde feiten en of de noodzaak bestaat tot het opleggen van een tbs-maatregel, eventueel met voorwaarden.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de Pro Justitia-rapportages van psychiater
dr. [psychiater] van 27 mei 2024 en GZ-psycholoog [GZ-psycholoog] van 13 mei 2024. Uit de rapportages blijkt dat bij verdachte sprake is van een bipolaire stoornis type 1 (laatste episode manisch-psychotisch), ADHD (gedeeltelijk in remissie) en een stoornis in het alcohol-, cocaïne en amfetaminegebruik. Ook is er sprake van cluster B persoonlijkheids-trekken. Deze problematiek was ook aanwezig op het moment dat verdachte zijn vader, [slachtoffer 2] en verbalisant [slachtoffer 3] mishandelde en beïnvloedde zijn gedragskeuzes en gedragingen. Beide deskundigen hebben daarom geadviseerd om het bewezenverklaarde op zijn minst in een verminderde mate aan verdachte toe te rekenen.
Zowel de psychiater als de psycholoog schatten het risico op gewelddadig gedrag in de toekomst in als hoog. Bij verdachte is sprake van ernstige psychiatrische problematiek, die momenteel slechts deels in remissie is nu hij in het Penitentiaire Psychiatrisch Centrum verblijft. Verdachte heeft een beperkt ziektebesef en -inzicht, wat maakt dat hij niet vrijwillig interventies zal accepteren om zijn bipolaire stoornis te behandelen. Dit geeft een verhoogd risico dat hij zal stoppen met zijn medicatie. Verdachte heeft dit in het verleden ook al meermalen laten zien, zelfs toen er sprake was van een zorgmachtiging. Dit vergroot de kans dat hij opnieuw psychotisch ontregeld raakt en agressief gedrag vertoont. Daarnaast zijn de factoren die bijdragen aan het weigeren van deze medicatie, bijvoorbeeld voortkomend uit eventuele persoonlijkheidsproblematiek, nog onvoldoende in kaart gebracht. Ook dient algehele onthouding van verdovende middelen te worden nagestreefd.
Om de stoornis van verdachte geheel stabiel te krijgen en het recidiverisico tot een aanvaardbaar niveau terug te brengen, is een langdurige behandeling nodig in een klinische setting. Binnen deze setting kan voldoende structuur, stabiliteit, toezicht en behandeling geboden worden. Zowel de psychiater als de psycholoog adviseren om tbs met voorwaarden op te leggen met aansluitend daarop een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel.
Ter zitting hebben de psychiater en de psycholoog hun rapporten nader toegelicht. Beide deskundigen zijn van mening dat een tbs met voorwaarden de meest passende afdoening is vanwege de complexe problematiek van verdachte. Andere behandelkaders worden te kortdurend en daarmee ontoereikend geacht.
Daarnaast heeft de rechtbank acht geslagen op het reclasseringsrapport van 17 juli 2024. Ook door de reclassering wordt het recidiverisico ingeschat als hoog. Hoewel verdachte de afgelopen jaren al is behandeld, heeft dit niet geleid tot gedragsverandering. Zelfs een zorgmachtiging is ontoereikend gebleken. Verdachte gebruikte alcohol en drugs en was medicatieontrouw. Het is van belang dat verdachte zijn medicatie blijft innemen en dat hij meer ziektebesef en -inzicht krijgt om ontregeling te voorkomen en het recidiverisico te beperken.
Verdachte accepteert inmiddels zijn medicatie vrijwillig en zijn toestandsbeeld en medewerking zijn verbeterd. Hij staat ook open voor een langdurige klinische opname. Hoewel wordt ingeschat dat het een dynamisch toezicht kan worden, ook vanwege de sterk overkomende persoonlijkheid van verdachte, is de reclassering bereid verdachte een kans te geven omdat hij niet eerder klinisch is opgenomen. Geadviseerd wordt daarom om tbs met voorwaarden op te leggen met aansluitend daarop een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel.
Ter zitting heeft [naam] het rapport van de reclassering nader toegelicht. Hoewel verdachte zegt open te staan voor tbs met voorwaarden, heeft de reclassering haar twijfels of verdachte gemotiveerd blijft om zijn medicatie in te nemen. Desondanks wil de reclassering tbs met voorwaarden wel een kans geven. Zij hoopt dat verdachte de noodzaak van het innemen van medicatie in gaat zien.
De rechtbank stelt op basis van het dossier en de hierboven aangehaalde stukken vast dat de gepleegde feiten verdachte verminderd kunnen worden toegerekend en houdt daarmee rekening bij de strafoplegging.
Gelet op de ernst van de feiten, de inhoud van de rapporten en de persoon van verdachte is de rechtbank van oordeel dat de oplegging van tbs met voorwaarden noodzakelijk is om recidive in de toekomst te voorkomen. Alle deskundigen zijn het erover eens dat een langdurige en intensieve vorm van behandeling en begeleiding voor verdachte nodig is om stabiel te kunnen blijven functioneren en niet opnieuw af te glijden in agressieve delictpatronen.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich bereid heeft verklaard om zich aan de voorwaarden te houden wanneer die zouden worden opgelegd. De rechtbank neemt ook in aanmerking dat wordt voldaan aan de eisen die de wet stelt aan de oplegging van een tbs-maatregel. Bij verdachte bestond ten tijde van het plegen van de feiten een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens. Op de gepleegde poging tot zware mishandeling is een gevangenisstraf van vier jaar of meer gesteld. Daarnaast eist de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen het opleggen van de maatregel, omdat sprake is van ernstige stoornissen en een hoog recidiverisico. Verder is, mede gelet op wat hiervoor is overwogen, aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit voldaan. Aan de tbs-maatregel zal de rechtbank de door de reclassering in het rapport geadviseerde voorwaarden verbinden.
Ongemaximeerde tbs
De rechtbank stelt vast dat de maatregel wordt opgelegd voor een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen. De totale duur van de maatregel kan daarom een periode van vier jaar te boven gaan.
Dadelijke uitvoerbaarheid
Gelet op de noodzaak van een behandeling en omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen, zal de rechtbank bevelen dat de tbs met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is.
Gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel
De rechtbank zal niet overgaan tot het opleggen van de gevorderde gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbenemende maatregel. Naar het oordeel van de rechtbank biedt de tbs met voorwaarden in dit geval voldoende mogelijkheden om de behandeling en begeleiding van verdachte vorm te geven, temeer nu het hier gaat om een ongemaximeerde tbs. Er is onvoldoende gebleken dat daarnaast oplegging van een dergelijke maatregel nodig zou zijn.
Gevangenisstraf
Gelet op de aard en ernst van de feiten kan niet worden volstaan met enkel de oplegging van de tbs met voorwaarden. De rechtbank zal daarom aan verdachte ook een gevangenisstraf opleggen. Bij de bepaling van de duur van die straf houdt de rechtbank mede rekening met de verminderde mate waarin de feiten aan verdachte kunnen worden toegerekend.
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van 267 dagen met aftrek van het voorarrest passend en geboden is en zal dit dan ook aan verdachte opleggen.

7.De benadeelde partijen

7.1
De benadeelde partij [slachtoffer 2]
De benadeelde partij [slachtoffer 2] vordert een schadevergoeding van € 5.000,- aan immateriële schade voor feit 2, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
Immateriële schade
Namens de benadeelde partij is aangevoerd dat hij als gevolg van het feit nadelige (psychische en lichamelijke) gevolgen heeft ondervonden van het bewezenverklaarde handelen van verdachte. Hij heeft letsel in zijn gezicht opgelopen. Hij voelt zich nog altijd erg onveilig en angstig.
De rechtbank is van oordeel dat het lichamelijk letsel dat de benadeelde partij door de mishandeling door verdachte heeft opgelopen, zonder meer rechtstreekse schade oplevert die een grondslag vormt voor toewijzing van immateriële schade. Gelet op alle omstandigheden en de bedragen die in vergelijkbare gevallen zijn toegekend, acht de rechtbank vergoeding van een bedrag van € 200,- billijk. De rechtbank zal de vordering voor het overige niet-ontvankelijk verklaren. Dat deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Schadevergoedingsmaatregel en wettelijke rente
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel. Ook zal de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen vanaf het tijdstip waarop het feit is gepleegd, te weten 2 februari 2024, tot de dag der algehele voldoening.
7.2
De benadeelde partij [slachtoffer 3]
De benadeelde partij [slachtoffer 3] vordert een schadevergoeding van € 498,- aan immateriële schade voor feit 2, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
Immateriële schade
Namens de benadeelde partij is aangevoerd dat hij als gevolg van het feit nadelige (psychische en lichamelijke) gevolgen heeft ondervonden van het bewezenverklaarde handelen van verdachte. Hij heeft letsel aan zijn been opgelopen. Hij heeft daardoor enige tijd niet met zijn twee jonge kinderen kunnen voetballen en stoeien, wat hem aanzienlijk heeft beperkt in zijn rol als vader, iets wat hem emotioneel zwaar is gevallen.
De rechtbank is van oordeel dat het lichamelijk letsel dat de benadeelde partij door de mishandeling door verdachte heeft opgelopen, zonder meer rechtstreekse schade oplevert die een grondslag vormt voor toewijzing van immateriële schade. Gelet op alle omstandigheden en de bedragen die in vergelijkbare gevallen zijn toegekend, acht de rechtbank het gevorderde bedrag van € 498,- billijk en daarom toewijsbaar.
Schadevergoedingsmaatregel en wettelijke rente
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel. Ook zal de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen vanaf het tijdstip waarop het feit is gepleegd, te weten 2 februari 2024, tot de dag der algehele voldoening.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 38, 38a, 45, 57, 300, 302 en 304 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
B
ewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 primair:poging tot zware mishandeling, begaan tegen zijn vader tot wie hij in familierechtelijke betrekking staat;
feit 2:mishandeling;
feit 3:mishandeling, terwijl het misdrijf wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende
of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 267 dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
- gelast de
terbeschikkingstellingvan verdachte en stelt daarbij als
voorwaarden:
* dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* dat verdachte meewerkt aan het reclasseringstoezicht. Deze medewerking houdt onder andere in:
- dat verdachte zich meldt op afspraken bij de reclassering. De reclassering bepaalt hoe vaak dat nodig is;
- dat verdachte één of meer vingerafdrukken laat nemen en een geldig identiteitsbewijs laat zien. Dit is nodig om de identiteit van verdachte vast te stellen;
- dat verdachte zich houdt aan de aanwijzingen van de reclassering. De reclassering kan aanwijzingen geven die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om verdachte te helpen bij het naleven van de voorwaarden;
- dat verdachte de reclassering aan een actuele foto helpt waarop zijn gezicht herkenbaar is. Deze foto is nodig voor opsporing bij ongeoorloofde afwezigheid;
- dat verdachte meewerkt aan huisbezoeken;
- dat verdachte de reclassering inzicht geeft in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners;
- dat verdachte zich niet op een ander adres vestigt zonder toestemming van de reclassering;
- dat verdachte meewerkt aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met betrokkene, als dat van belang is voor het toezicht;
* dat verdachte, indien de reclassering dat nodig vindt en verdachte daarmee instemt, voor een time-out kan worden opgenomen in een Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC), -Kliniek (FPK), -Afdeling (FPA) of een andere instelling. Deze time-out duurt totdat de reclassering of verdachte deze beëindigt, maar maximaal zeven weken, met de mogelijkheid van verlenging met nog eens maximaal zeven weken, tot maximaal veertien weken per jaar;
* dat verdachte niet naar het buitenland of het Caribisch deel van het Koninkrijk der Nederlanden gaat, zonder toestemming van de reclassering;
* dat verdachte zich laat opnemen in een forensische zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek van verdachte kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt verdachte mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
* dat verdachte zich laat behandelen door een nog nader te bepalen forensisch ambulante zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start aansluitend aan de klinische opname. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek van verdachte kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
* dat verdachte verblijft in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start aansluitend aan de klinische opname. Het verblijf duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
* dat verdachte geen drugs gebruikt en meewerkt aan controle op dit verbod. De controle gebeurt met urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
* dat verdachte geen alcohol gebruikt en meewerkt aan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) om dit alcoholverbod te controleren. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
- draagt de reclassering op om verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van de voorwaarden;
- beveelt dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden
dadelijk uitvoerbaaris;
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan
de benadeelde partij [slachtoffer 2](feit 2) van € 200,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 2 februari 2024 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het [slachtoffer 2] (feit 2), € 200,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 2 februari 2024 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 4 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan
de benadeelde partij [slachtoffer 3](feit 3) van
€ 498,-aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 2 februari 2024 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3] (feit 3), € 498,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf
2 februari 2024 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 9 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Voorlopige hechtenis
- heft het bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.B. van Onzenoort, voorzitter, mr. D.H. Hamburger en
mr. E.B. Prenger, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.D.M. Bos, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 25 oktober 2024.

10.Bijlage I

De tenlastelegging
1
hij op of omstreeks 2 februari 2024 te [plaats] , althans in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan zijn vader tot wie hij in familierechtelijke betrekking staat, [slachtoffer 1] ,
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
die [slachtoffer 1] een kopstoot tegen de neus, althans tegen het gezicht/hoofd heeft
gegeven en/of (daarbij) die [slachtoffer 1] ten val heeft gebracht en/of die [slachtoffer 1]
(meermalen) tegen het hoofd en/of het lichaam heeft geschopt en/of getrapt
(terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag),
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
artikel 304 Wetboek van Strafrecht
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 2 februari 2024 te [plaats] , althans in Nederland,
zijn vader tot wie hij in familierechtelijke betrekking staat, [slachtoffer 1] ,
heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] een kopstoot tegen de neus, althans tegen het
gezicht/hoofd te geven en/of (daarbij) die [slachtoffer 1] ten val te brengen en/of die [slachtoffer 1]
(meermalen) tegen het hoofd en/of het lichaam te schoppen en/of te trappen
(terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag);
( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 304 lid 1 ahf/sub 1° Wetboek van
Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 2 februari 2024 te [plaats] , althans in Nederland
[slachtoffer 2] heeft mishandeld door die [slachtoffer 2] op/tegen de neus, althans het gezicht/hoofd
te slaan en/of stompen en/of te stoten;
( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
3
hij op of omstreeks 2 februari 2024 te [plaats] ,
een politieambtenaar, [slachtoffer 3] (politie-BOA bij team
arrestantentaken),
gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn
bediening
heeft mishandeld door die [slachtoffer 3] tegen het been, althans tegen het lichaam, te
schoppen en/of te trappen;
( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 304 lid 1 ahf/sub 3° Wetboek van
Strafrecht )