ECLI:NL:RBZWB:2024:7206

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 oktober 2024
Publicatiedatum
23 oktober 2024
Zaaknummer
AWB-23_9754
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een naheffingsaanslag parkeerbelasting door de rechtbank

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 23 oktober 2024, wordt het beroep van belanghebbende tegen de naheffingsaanslag parkeerbelasting beoordeeld. De heffingsambtenaar van de gemeente Breda had op 4 september 2023 een naheffingsaanslag opgelegd aan belanghebbende, die zijn auto op 24 juli 2023 had geparkeerd zonder parkeerbelasting te betalen. De rechtbank constateert dat belanghebbende niet in staat was om een betaalautomaat te vinden, maar oordeelt dat dit niet voldoende is om de naheffingsaanslag te vernietigen. De rechtbank stelt vast dat de heffingsambtenaar aan het kenbaarheidsvereiste heeft voldaan, aangezien er voldoende borden aanwezig waren die naar de dichtstbijzijnde betaalautomaat verwezen. Belanghebbende had de verantwoordelijkheid om te onderzoeken of er parkeerbelasting verschuldigd was en waar deze betaald kon worden. De rechtbank concludeert dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd en dat het beroep ongegrond is. Belanghebbende krijgt zijn griffierecht niet vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 23/9754

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 oktober 2024 in de zaak tussen

[belanghebbende], uit [plaats], belanghebbende, en

de heffingsambtenaar van de gemeente Breda, de heffingsambtenaar.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 4 september 2023.
1.1.
De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende een naheffingsaanslag parkeerbelasting met [aanslagnummer] opgelegd.
1.2.
De heffingsambtenaar heeft het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard.
1.3.
De heffingsambtenaar heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft bij brief aan partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. De rechtbank stelt vast dat de voor belanghebbende bedoelde brief op 6 maart 2024 per aangetekende post via PostNL aan hem is verzonden. De aangetekende zending is op 26 maart 2024 onbestelbaar aan de rechtbank geretourneerd. De brief is op 29 maart 2024 vervolgens per gewone post aan belanghebbende verzonden. [1] De rechtbank is van oordeel dat deze brief op juiste wijze, tijdig op het juiste adres is aangeboden. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek bij brief van 3 oktober 2024 gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting.

Feiten

2. De auto met [kenteken] stond op 24 juli 2023 omstreeks 16:08:49 uur stil op een parkeerplaats aan de Landsheerstraat te Breda. Voor het parkeren aan deze straat was op dit tijdstip door belanghebbende, zijnde de parkeerder, parkeerbelasting verschuldigd. Tijdens een controle op voornoemde datum en tijd is bij controle geconstateerd dat geen parkeerbelasting was voldaan.
2.1.
Naar aanleiding van die constatering is aan belanghebbende als kentekenhouder van de auto een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd van € 60,05, bestaande uit een bedrag aan belasting van € 2,30 en € 57,75 aan kosten van de naheffingsaanslag.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt of de heffingsambtenaar terecht aan belanghebbende een naheffingsaanslag parkeerbelasting heeft opgelegd. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die belanghebbende heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3.1.
Op grond van artikel 225, tweede lid, van de Gemeentewet en het gelijkluidende artikel 1, aanhef en onder a, van de Verordening op de heffing en invordering van parkeerbelastingen 2023 (de Verordening) wordt onder parkeren verstaan: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van zaken, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden.
3.2.
Naar het oordeel van de rechtbank slaagt het beroep van belanghebbende niet en is de aanslag parkeerbelasting terecht opgelegd. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.3.
Tussen partijen is niet in geschil dat op het moment van de controle aan de Landsheerstraat parkeerbelasting verschuldigd was en dat deze parkeerbelasting door belanghebbende niet was voldaan. Wel is in geding de omstandigheid dat belanghebbende stelt, kort gezegd, zijn best te hebben gedaan om een betaalautomaat te vinden en dat hij zo’n automaat niet heeft gevonden.
3.4.
Belanghebbende stelt dat hij samen met zijn echtgenote aan de Landsheerstraat en de nabije omgeving op zoek is gegaan naar een betaalautomaat en dat zo’n automaat niet is aangetroffen. Vervolgens heeft belanghebbende zijn auto op de parkeerplaats laten staan en is hij (met zijn gezelschap) het centrum van Breda ingelopen. Belanghebbende vraagt inzicht en begrip van de heffingsambtenaar.
3.5.
De heffingsambtenaar stelt dat de dichtstbijzijnde betaalautomaat in het parkeergebied, waar de Landsheerstraat deel van uitmaakt, staat op de kruising tussen de Provooststraat en de Pelmolenstraat. Dit is op ongeveer vier minuten lopen van de plek waar de auto van belanghebbende stond geparkeerd. De bebording met betrekking tot betaald parkeren is volgens de heffingsambtenaar voldoende duidelijk. Hij heeft ter onderbouwing van zijn stelling in beroep foto’s en plattegronden overgelegd. Tevens heeft de heffingsambtenaar aangegeven dat indien betalen bij een betaalautomaat niet mogelijk is, er in Breda ook middels mobiel parkeren kan worden betaald.
3.6.
De rechtbank is van oordeel dat de heffingsambtenaar ter plaatse aan het kenbaarheidsvereiste heeft voldaan. Dit blijkt uit de door hem in beroep overgelegde foto’s, plattegronden en gegeven toelichting. Belanghebbende stond geparkeerd in de Landsheerstraat. De weg naar de onder 3.5 genoemde betaalautomaat staat op verschillende borden aangegeven. In de Landsheerstraat staat een bord met een pijl die in de richting van de Fellenoordstraat wijst. In de Fellenoordstraat staan aan de linker- en de rechterzijde van de uitrit van de Landsheerstraat borden die naar een betaalautomaat wijzen. Als belanghebbende de borden had gevolgd dan was hij na ongeveer vier minuten lopen bij de voormelde betaalautomaat terecht gekomen. Belanghebbende geeft aan dat hij zoekend naar een betaalautomaat in beide richtingen honderden meters heeft gelopen.
3.7.
De heffingsambtenaar wordt gevolgd in zijn standpunt dat het niet anders kan dan dat belanghebbende de verwijzingsborden moet hebben gepasseerd en dat hij deze borden kennelijk heeft gemist. Betalen voor het parkeren bij een parkeerautomaat is niet gebeurd. Daarnaast is er geen sprake geweest van betalen middels mobiel parkeren. Belanghebbende heeft er vervolgens voor gekozen om zijn auto op de parkeerplaats achter te laten (om het centrum van Breda in te lopen).
3.8.
Van belang is ook het uitgangspunt dat de parkeerbelasting een zogenoemde objectieve belasting is, waarbij opzet en/of schuld geen rol spelen. Van parkeerders wordt verwacht dat zij, voorafgaand aan het parkeren, onderzoeken of er parkeerbelasting moet worden betaald en zo ja, waar, wanneer en hoe dit moet gebeuren. Dat geldt in het bijzonder voor personen, zoals belanghebbende, die zich in een voor hen onbekende plaats bevinden. Er wordt dan ook betreurd dat belanghebbende de desbetreffende borden met pijlen richting een in de nabij gelegen straat bevindende betaalautomaat heeft gemist. Een naheffingsaanslag parkeerbelasting is niet meer dan het alsnog in rekening brengen van de verschuldigde parkeerbelasting, verhoogd met de gemaakte kosten.
3.9.
Met de heffingsambtenaar wordt geoordeeld dat belanghebbende gehouden was om voor het parkeren parkeerbelasting te betalen. Door de auto onder de voormelde omstandigheden achter te laten heeft belanghebbende het risico gelopen dat hij voor het niet voldoen van de parkeerbelasting een naheffingsaanslag opgelegd zou kunnen krijgen. Dit is vervolgens ook gebeurd. Een en ander komt voor rekening en risico van belanghebbende.
3.10.
Het voorgaande neemt niet weg dat belanghebbende wordt geloofd dat hij het voornemen had om bij het vinden van een betaalautomaat parkeerbelasting te betalen. Ondanks deze goede intenties kan zijn betoog niet leiden tot vernietiging van de naheffingsaanslag. Het wettelijk stelsel en de systematiek van de onder 3.1 genoemde Verordening bieden daar geen ruimte voor.

Conclusie en gevolgen

4. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat de naheffingsaanslag parkeerbelasting terecht is opgelegd en gehandhaafd blijft.
4.1.
Omdat het beroep ongegrond is, krijgt belanghebbende zijn griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W. Toekoen, rechter, in aanwezigheid van W.M.C. Oomen, griffier, op 23 oktober 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “
Formulieren en inloggen” op
www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch.

Voetnoten

1.Ter voldoening aan het bepaalde uit artikel 8:38 van de Awb