Uitspraak
1.Onderzoek van de zaak
2.De tenlastelegging
3.De voorvragen
4.De beoordeling van het bewijs
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 9 oktober 2024 en bij de politie op 18 maart 2022 (pagina 404 van het eind proces-verbaal);
- het proces-verbaal van bevindingen (pagina 1107 van het eind proces-verbaal);
- het proces-verbaal van observatie (pagina 1171 van het eind proces-verbaal);
- het proces-verbaal van observatie (pagina 1297 van het eind proces-verbaal);
- het proces-verbaal van observatie (pagina 1300 van het eind proces-verbaal);
- het proces-verbaal van bevindingen (pagina 1305 van het eind proces-verbaal);
- het proces-verbaal van verhoor van de getuige Koenen (pagina 1582 van het eind proces-verbaal);
- het proces-verbaal testen verdovende middelen (pagina 1629) van het eind proces-verbaal);
- het rapport van NFiDent d.d. 13 april 2022 (pagina’s 1636, 1637 en 1638 van het eind proces-verbaal).
in de periode van 23 februari 2022 tot en met 17 maart 2022 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt en vervoerd
gebruikers-/handelshoeveelheden cocaïne en MDMA, zijnde telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
op of omstreeks 17 maart 2022 te 's-Hertogenbosch opzettelijk aanwezig heeft gehad
ongeveer 16,89 gram cocaïne en ongeveer 30 pillen, bevattende MDMA, zijnde cocaïne en MDMA, telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I .
5.De strafbaarheid
6.De strafoplegging
Verdachte heeft de ten laste gelegde feiten weliswaar bekend, maar heeft er ook uitdrukkelijk voor gekozen om niets te verklaren over zijn mededaders of over de hoeveelheid harddrugs die door hem werd verhandeld. De rechtbank heeft uit het dossier echter kunnen concluderen dat de handel in verdovende middelen die door de politie werd waargenomen en waar verdachte een belangrijke schakel in was, uiterst professioneel te noemen was en dat de intensiteit van de waargenomen handel in harddrugs aanzienlijk was; in ieder geval veel groter dan verdachte in zijn verklaring doet voorkomen. Verdachte heeft op geen enkele manier inzicht willen geven in de omvang en daarmee de ernst van die feiten en daarmee heeft hij zijn eigen rol zo klein mogelijk willen houden. De rechtbank is dan ook van oordeel dat voor wat betreft de strafmaat de LOVS-oriëntatiepunten voor het dealen van harddrugs op straat gedurende een maand als uitgangspunt moet worden genomen. Hieruit volgt dat aan verdachte in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf moet worden opgelegd voor de duur van drie maanden. Als strafverhogend kan gezien worden het professionele karakter van de drugshandel en de intensiteit daarvan.
7.Het beslag
8.De wettelijke voorschriften
9.De beslissing
een gevangenisstraf van 6 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
10.Bijlage I
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 23 februari 2022
tot en met 17 maart 2022 te Waalwijk, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk
heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of
verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
een of meer gebruikers-/hndelshoeveelheden cocaïne en/of MDMA,
in elk geval (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst
I,
dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet
( art 10 lid 4 Opiumwet, art 2 ahf/ond B Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek
van Strafrecht )
hij op of omstreeks 17 maart 2022 te Waalwijk en/of 's-Hertogenbosch, althans in
Nederland
opzettelijk aanwezig heeft gehad
ongeveer 16,89 gram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende cocaïne en/of
ongeveer 30 pillen, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende MDMA,
zijnde cocaïne en/of MDMA,
(telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet
( art 10 lid 3 Opiumwet, art 2 ahf/ond C Opiumwet )