ECLI:NL:RBZWB:2024:7197

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 oktober 2024
Publicatiedatum
23 oktober 2024
Zaaknummer
AWB-23_11388
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de WOZ-waarde en de aanslag onroerendezaakbelastingen in het kader van artikel 40 Wet WOZ

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedateerd 23 oktober 2024, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar beoordeeld. De heffingsambtenaar had op 25 februari 2023 de WOZ-waarde van de woning van de belanghebbende vastgesteld op € 344.000 per 1 januari 2022. De belanghebbende, eigenaar van een vrijstaande woning in België, had bezwaar gemaakt tegen deze waardevaststelling, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep op 18 september 2024 behandeld, waarbij de gemachtigde van de belanghebbende en de heffingsambtenaar aanwezig waren.

De rechtbank oordeelt dat de waarde van de woning correct is vastgesteld op basis van de taxatiewijzer voor agrarische gebouwen en grond. De belanghebbende betwistte dat artikel 40, tweede lid, van de Wet WOZ was geschonden, omdat de onderbouwing van de waarde voor het woongedeelte in de bezwaarfase onvoldoende zou zijn geweest. De heffingsambtenaar stelde echter dat de taxatiewijzer openbaar te raadplegen is en dat de belanghebbende zelf de waarde had kunnen controleren. De rechtbank concludeert dat er geen schending van artikel 40 van de Wet WOZ is en verklaart het beroep ongegrond, waardoor de WOZ-waarde en de aanslag onroerendezaakbelastingen gehandhaafd blijven. De belanghebbende krijgt geen vergoeding van griffierecht of proceskosten.

Deze uitspraak is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen. Indien een partij het niet eens is met deze uitspraak, kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof 's-Hertogenbosch.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 23/11388

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 oktober 2024 in de zaak tussen

[belanghebbende], uit [plaats 1] gelegen in België, belanghebbende,

(gemachtigde: [naam 1], verbonden aan [organisatie]),
en
de heffingsambtenaar van Belastingsamenwerking West-Brabant(gemeente Zundert), de heffingsambtenaar.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 23 oktober 2023.
1.1.
De heffingsambtenaar heeft bij beschikking van 25 februari 2023 de waarde van de [onroerende zaak] te [plaats 2] (de woning) op 1 januari 2022 (de waardepeildatum) vastgesteld op € 344.000. Tegelijk met deze waardevaststelling is aan belanghebbende onder andere de aanslag in de onroerendezaakbelastingen van de gemeente Zundert voor het jaar 2023 opgelegd (de aanslag OZB).
1.2.
De heffingsambtenaar heeft het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard.
1.3.
De heffingsambtenaar heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 18 september 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen als gemachtigde van belanghebbende [naam 2]. Namens de heffingsambtenaar zijn verschenen mr. L.J. Boone en [taxateur].

Feiten

2. Belanghebbende is eigenaar van de woning. Het betreft een vrijstaande woning (bouwjaar 1934) met een oppervlakte van 292 m² exclusief garage (38 m²), dakkapel (2 m²), twee werktuigbergingen (304 m² en 130 m²) op een perceel van 3400 m².

Beoordeling door de rechtbank

3. Ter zitting is tussen partijen besproken dat voldoende duidelijk is dat de woning is gewaardeerd middels de taxatiewijzer Agrarische gebouwen en grond. Belanghebbende stelt dat de correcties juist zijn toegepast. De waarde van de woning is om die reden niet meer in geschil. Het geschil tussen partijen beperkt zich tot de vraag of artikel 40, tweede lid, van de Wet WOZ is geschonden.
3.1.
Naar het oordeel van de rechtbank slaagt het beroep van belanghebbende niet. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Artikel 40 Wet WOZ
4. Belanghebbende stelt dat de waarde voor het woongedeelte van € 112.000 in de bezwaarfase onvoldoende is onderbouwd. Daarbij is in de bezwaarfase niet opgenomen dat er voor de waardering gebruik is gemaakt van de taxatiewijzer.
4.1.
De heffingsambtenaar betwist dat artikel 40, tweede lid, van de Wet WOZ is geschonden. Ter zitting stelt de heffingsambtenaar dat de taxatiewijzer openbaar te raadplegen is. In de taxatiewijzer wordt uitgegaan van kengetallen. De heffingsambtenaar voert aan dat belanghebbende door het raadplegen van deze openbare gegevens de waarde had kunnen controleren en daarbij had kunnen vaststellen dat de waarde in de bezwaarfase te laag was. In de beroepsfase is dit hersteld.
4.2.
De rechtbank oordeelt als volgt. In de uitspraak op bezwaar heeft de heffingsambtenaar benoemd dat de waarde van de woning is vastgesteld op basis van de landelijke agrarische taxatiewijzer. De rechtbank is van oordeel dat aan de hand van de taxatiewijzer belanghebbende zelf de berekening had kunnen maken en daarmee nagaan of de taxatiewijzer juist is toegepast, omdat de taxatiewijzer openbaar te raadplegen is. Van een schending door de heffingsambtenaar van artikel 40 van de Wet WOZ is daarom geen sprake.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat de WOZ-waarde en de aanslag OZB gehandhaafd blijven.
5.1.
Omdat het beroep ongegrond is, krijgt belanghebbende zijn griffierecht niet vergoed. Ook krijgt belanghebbende geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.Z.B. Sterk, in aanwezigheid van W.M.C. Oomen, griffier, op 23 oktober 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch.