ECLI:NL:RBZWB:2024:7190

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 september 2024
Publicatiedatum
23 oktober 2024
Zaaknummer
11200501 AZ VERZ 24-41 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • mr. Sierkstra
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vergoeding voor niet-nakoming aanzegverplichting en loonbetaling in arbeidszaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 18 september 2024 uitspraak gedaan in een arbeidsrechtelijke kwestie tussen een werknemer, aangeduid als [verzoekster], en haar werkgever, [verweerster] B.V. De werknemer had een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd die eindigde op 1 mei 2024, maar de werkgever had nagelaten om de aanzegverplichting na te komen. De werknemer verzocht om vergoeding van achterstallig loon, vakantietoeslag, een vergoeding wegens het niet nakomen van de aanzegverplichting en een transitievergoeding. De werkgever was niet verschenen op de mondelinge behandeling, waardoor de vorderingen van de werknemer als onweersproken zijn toegewezen. De rechtbank oordeelde dat de werkgever in gebreke was gebleven met het betalen van het loon en de vakantietoeslag, en dat de werknemer recht had op de gevraagde vergoedingen. De rechtbank heeft de werkgever veroordeeld tot betaling van het achterstallige loon, vakantietoeslag, vergoeding voor het niet nakomen van de aanzegverplichting, transitievergoeding, wettelijke verhoging en proceskosten. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de werkgever direct aan de veroordelingen moet voldoen, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Cluster I Civiele kantonzaken
Tilburg
zaaknummer 11200501 AZ VERZ 24-41
beschikking van 18 september 2024
in de zaak van:
[verzoekster],
wonende in [plaats] ,
verzoekende partij,
verder te noemen: [verzoekster] ,
gemachtigde: mr. A.D.M. klein Selle, advocaat in Oisterwijk,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[verweerster] B.V.,
gevestigd [adres] ,
verwerende partij,
verder te noemen: [verweerster] ,
niet in de procedure verschenen.

1.Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties dat op 28 juni 2024 door de griffie is ontvangen;
- de aanvullende productie van 26 augustus 2024 van [verzoekster] ;
- de mondelinge behandeling op 27 augustus 2024.

2.De feiten

2.1.
[verzoekster] , geboren op [geboortedag] 2000, is op 1 mei 2023 in dienst getreden bij
[verweerster] als medewerker bediening. De arbeidsduur bedraagt 40 uur per week, tegen een salaris van (laatstelijk) €2.317,83 bruto per maand, exclusief 8% vakantiegeld.
Op de arbeidsovereenkomst is de CAO Horeca van toepassing.
2.2.
De arbeidsovereenkomst is aangegaan voor bepaalde tijd en van rechtswege geëindigd met ingang van 1 mei 2024. De arbeidsovereenkomst is daarna niet voortgezet.
2.3.
[verzoekster] heeft zich op 6 april 2024 ziekgemeld. [verweerster] heeft geen bedrijfsarts of arbo-arts ingeschakeld.
2.4.
[verzoekster] heeft het UWV verzocht om een deskundigenoordeel. De deskundige heeft op 7 augustus 2024 een rapportage afgegeven. Daarin valt te lezen dat het zeer aannemelijk is dat [verzoekster] arbeidsongeschikt was voor haar eigen werk in de periode van 6 april 2024 tot en met 1 mei 2024.
2.5.
[verweerster] heeft het einde van de arbeidsovereenkomst niet schriftelijk aangezegd. Ook heeft zij het loon over april 2024 en de vakantietoeslag over de duur van de arbeids-overeenkomst niet betaald. Hetzelfde geldt voor de transitievergoeding.

3.Het verzoek

[verzoekster] verzoekt [verweerster] te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 2.147,83 bruto aan loon over de maand april 2024, een bedrag van € 1.928,44 bruto aan vakantiebijslag, een bedrag van € 2.317,83 bruto wegens het niet nakomen van de aanzegverplichting en een bedrag van € 842,42 bruto aan transitievergoeding. Ook verzoekt [verzoekster] de wettelijke verhoging van € 2.038,14 over het achterstallig loon en de vakantiebijslag. Tot slot vraagt [verzoekster] de wettelijke rente over de verschuldigde bedragen vanaf het tijdstip van opeisbaarheid van die bedragen.

4.De beoordeling

4.1.
Een kopie van het verzoekschrift is op 28 juni 2024 per aangetekende post aan
[verweerster] verzonden en blijkens de track & trace code op 29 juni 2024 bezorgd, waarbij voor ontvangst is getekend. Ook de oproep voor de mondelinge behandeling is aangetekend aan [verweerster] verstuurd. Deze is op 9 juli 2024 verzonden en blijkens de track & trace code op 10 juli 2024 bezorgd, waarbij eveneens voor ontvangst is getekend. Hoewel [verweerster] daarmee behoorlijk is opgeroepen, is niemand namens [verweerster] verschenen op de mondelinge behandeling van 27 augustus 2024. Tegen haar wordt dan ook verstek verleend.
4.2.
Het verzoek van [verzoekster] is dus onweersproken gebleven en zal worden toegewezen, omdat dit de kantonrechter niet ongegrond of onrechtmatig voorkomt.
4.3.
Volgens de toepasselijke CAO mag er in geval van arbeidsongeschiktheid één wachtdag op het loon in mindering worden gebracht en is [verweerster] tijdens het eerste ziektejaar 95% aan brutoloon verschuldigd. [verzoekster] heeft onweersproken aangevoerd dat bij de berekening van het loon over de maand april 2024 en de vakantiebijslag hier rekening mee is gehouden. Nu [verzoekster] verder onweersproken heeft gesteld dat deze bedragen niet zijn uitbetaald, zal het loon over april 2024 en de vakantiebijslag worden toegewezen zoals is verzocht.
4.4.
Op grond van artikel 7:668 lid 1, onderdeel a van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) moet de werkgever de werknemer schriftelijk uiterlijk een maand voordat een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd van rechtswege eindigt, informeren over het al dan niet voortzetten van de arbeidsovereenkomst. Uit lid 3 van datzelfde artikel volgt dat de werkgever aan de werknemer een vergoeding verschuldigd is gelijk aan het bedrag van het loon voor één maand, indien de werkgever deze verplichting in het geheel niet is nagekomen. [verzoekster] heeft onweersproken gesteld dat [verweerster] deze aanzegverplichting niet is nagekomen, zodat zij zal worden veroordeeld tot betaling van een vergoeding, gelijk aan het loon voor één maand.
4.5.
[verweerster] is ook de verzochte transitievergoeding verschuldigd. Een werkgever is namelijk aan de werknemer een transitievergoeding verschuldigd indien na een einde van rechtswege op initiatief van de werkgever geen opvolgende arbeidsovereenkomst is aangegaan (artikel 7:673 lid 1 onder 3 BW ). Nu [verzoekster] onweersproken heeft gesteld dat zij deze transitievergoeding niet heeft ontvangen, zal [verweerster] worden veroordeeld tot betaling daarvan.
4.6.
De verzochte wettelijke verhoging over het loon van april 2024 en de vakantiebijslag is wegens het niet tijdig betalen hiervan verschuldigd (artikel 7:625 BW), zodat [verweerster] ook tot betaling hiervan zal worden veroordeeld.
4.7.
De gevorderde wettelijke rente vanaf het tijdstip van opeisbaarheid van de verschillende bedragen is ook toewijsbaar, omdat [verweerster] in verzuim is met tijdige betaling. Voor verschuldigdheid van wettelijke rente over de wettelijke verhoging is vereist dat een werkgever in verzuim is geraakt na hiervoor in gebreke te zijn gesteld. Hiervan is niet gebleken, zodat de wettelijke rente over de wettelijke verhoging zal worden afgewezen.
4.8.
De proceskosten van [verzoekster] komen voor rekening van [verweerster] , omdat zij ongelijk krijgt. Die kosten worden vastgesteld op het bedrag van € 630,00 (bestaande uit € 87,00 aan griffierecht en € 543,00 aan salaris gemachtigde).

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [verweerster] tot betaling aan [verzoekster] van het loon van € 2.147,83 bruto over de maand april 2024, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 1 mei 2024 totdat het bedrag volledig is betaald;
5.2.
veroordeelt [verweerster] tot betaling aan [verzoekster] van de vakantiebijslag van € 1.928,44 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 1 mei 2024 totdat het bedrag volledig is betaald;
5.3.
veroordeelt [verweerster] tot betaling aan [verzoekster] van een bedrag van € 2.317,83 bruto wegens schending van de aanzegverplichting, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 1 mei 2024 totdat het bedrag volledig is betaald;
5.4.
veroordeelt [verweerster] tot betaling aan [verzoekster] van de transitievergoeding van € 842,42 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf een maand na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd (artikel 7:686a BW), dus vanaf 1 juni 2024 totdat het bedrag volledig is betaald;
5.5.
veroordeelt [verweerster] tot betaling aan [verzoekster] van een bedrag van € 2.038,14 bruto aan wettelijke verhoging van 50% over het loon van april 2024 en de vakantiebijslag;
5.6.
veroordeelt [verweerster] tot betaling van de proceskosten van [verzoekster] , vastgesteld op € 630,00;
5.7.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad [1] ;
5.8.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. Sierkstra en is in het openbaar uitgesproken op 18 september 2024.

Voetnoten

1.De kantonrechter heeft de beschikking ‘uitvoerbaar bij voorraad’ verklaard. Dit betekent dat [verweerster] direct aan de veroordelingen in de beschikking moet voldoen, ook als zij eventueel in hoger beroep zou gaan.