ECLI:NL:RBZWB:2024:719

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 februari 2024
Publicatiedatum
7 februari 2024
Zaaknummer
02-282536-21
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontucht met een minderjarig meisje en vervaardigen en bezitten van kinderporno

Op 7 februari 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontucht met een minderjarig meisje en het vervaardigen en bezitten van kinderporno. De verdachte, geboren in 1994, werd bijgestaan door raadsman mr. M. Houweling. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 24 januari 2024, waarbij de officier van justitie, mr. M.C. Fimerius, en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De tenlastelegging omvatte ontuchtige handelingen met een minderjarige, die op dat moment de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, en het vervaardigen en in bezit hebben van kinderpornografisch materiaal van deze minderjarige.

De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van het slachtoffer geloofwaardig waren en ondersteund werden door andere bewijsmiddelen, zoals berichten tussen de verdachte en het slachtoffer en aangetroffen screenshots. De verdachte ontkende de beschuldigingen, maar de rechtbank achtte zijn verklaring ongeloofwaardig. De rechtbank achtte het wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de ten laste gelegde feiten. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, en moest een schadevergoeding van € 15.000,- betalen aan het slachtoffer, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank weegt de ernst van de feiten zwaar, vooral gezien de kwetsbare positie van het slachtoffer en de gevolgen die de daden van de verdachte voor haar hebben gehad.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummer: 02-282536-21
vonnis van de meervoudige kamer van 7 februari 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte] .
geboren op [geboortedag 1] 1994 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] ,
raadsman mr. M. Houweling, advocaat te Roosendaal.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 24 januari 2024, waarbij de officier van justitie, mr. M.C. Fimerius, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:in de periode van 1 augustus 2020 tot en met 11 maart 2021 met [slachtoffer] , die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam;
feit 2:in de periode van 1 augustus 2020 tot en met 11 maart 2021 met [slachtoffer] , die de leeftijd van zestien jaren toen nog niet had bereikt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd;
feit 3:in de periode van 1 augustus 2020 tot en met 1 februari 2022 kinderpornografisch materiaal van [slachtoffer] heeft vervaardigd en in zijn bezit heeft gehad.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de feiten heeft begaan. De verklaring van [slachtoffer] is aan te merken als geloofwaardig. Verschillende aspecten uit haar verklaring worden ondersteund door onder meer de verklaring van verdachte zelf, de foto’s van zijn geslachtsdeel en de verklaringen van getuigen [getuige 1] en [getuige 2] . De getuigen bevestigen dat [slachtoffer] heeft verteld dat er seksuele handelingen tussen haar en verdachte hebben plaatsgevonden. De verklaring van [slachtoffer] vindt verder steun in de berichten tussen haar en verdachte, de aanschaf van de morning-afterpillen door verdachte en de door verdachte van haar gemaakte en op zijn telefoon aangetroffen kinderporno. Verdachte kan voor al deze aspecten geen goede uitleg geven en het door hem naar voren gebrachte alternatieve scenario, namelijk dat hij [slachtoffer] enkel wilde helpen met haar psychische problemen door met haar te praten, is gelet op deze bewijsmiddelen ongeloofwaardig.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring van de feiten kan komen. Ten aanzien van feiten 1 en 2 is naar voren gebracht dat de verklaring van [slachtoffer] onvoldoende betrouwbaar is om voor het bewijs te bezigen, omdat zij over een aantal punten aantoonbaar onjuist heeft verklaard. Het seksueel contact met andere jongens is de reden geweest dat verdachte meerdere malen een morning-afterpil aan [slachtoffer] heeft verstrekt. Daarnaast heeft [slachtoffer] in het geheel niet verklaard over de specifieke lichamelijke kenmerken van het geslachtsdeel van verdachte, wat bevestigt dat zij het geslachtsdeel van verdachte nooit heeft gezien. Mocht de rechtbank de verklaring van [slachtoffer] wel betrouwbaar achten, dan wordt verzocht om de jongens waarmee [slachtoffer] seksueel actief is geweest, te weten [naam 1] , [naam 2] en [naam 3] , als getuigen te horen. Zij kunnen de verklaring van verdachte omtrent het verstrekken van de morning-afterpillen nader onderbouwen en op die manier kan ook de betrouwbaarheid van de verklaring van [slachtoffer] worden getoetst.
Verder is er ten aanzien van feiten 1 en 2 onvoldoende steunbewijs, waardoor er niet wordt voldaan aan het wettelijke bewijsminimum. Het steunbewijs komt of uit één bron, te weten [slachtoffer] , of past binnen het door verdachte naar voren gebrachte alternatief scenario. Mocht de rechtbank deze verweren passeren dan moet de pleegperiode verkort worden, nu [slachtoffer] heeft verklaard dat er steeds seksueel contact heeft plaatsgevonden als verdachte de morning-afterpillen zou hebben gehaald, dit was in de periode van 5 november 2020 en 16 februari 2021.
Ten aanzien van feit 3 staat vast dat de originele screenshots van de telefoon van verdachte waren verwijderd, maar niet op welke datum dat is gebeurd. Niet kan worden vastgesteld hoe lang de screenshots op de telefoon van verdachte hebben gestaan. De verklaring van verdachte dat hij overvallen werd door [slachtoffer] tijdens het videobellen en per ongeluk screenshots van haar heeft gemaakt en deze direct heeft verwijderd toen hij ze heeft gezien, moet gevolgd worden. Verzocht wordt om hem daarom vrij te spreken van feit 3.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feiten 1 en 2
Inleidende opmerkingen en het juridisch kader
[slachtoffer] en verdachte hebben elkaar in augustus 2020 ontmoet op een familiefeest van [slachtoffer] , waarna zij met elkaar zijn blijven afspreken. [slachtoffer] heeft op enig moment tegen haar vriendin [getuige 1] verteld dat zij seks heeft met verdachte. [getuige 1] heeft dit op
5 maart 2021 aan de familie van [slachtoffer] laten weten. Op 11 maart 2021 heeft de politie een melding ontvangen van de ouders van [slachtoffer] en zijn [slachtoffer] en verdachte uiteindelijk samen aangetroffen in de auto van verdachte. [slachtoffer] heeft verklaard dat zij en verdachte gedurende 7,5 maand een relatie had met verdachte, waarbij ook diverse seksuele handelingen hebben plaatsgevonden. Verdachte ontkent dat hij een seksuele relatie met [slachtoffer] heeft gehad en dat hij de ten laste gelegde handelingen heeft gepleegd. De rechtbank zal daarom hierna eerst beoordelen of de verklaring van [slachtoffer] betrouwbaar is en of deze gebruikt kan worden voor het bewijs. Vervolgens zal de rechtbank beoordelen of de verklaring in voldoende mate steun vindt in andere bewijsmiddelen.
In het Nederlandse procesrecht geldt de regel dat een veroordeling voor een strafbaar feit niet enkel gebaseerd mag worden op één getuigenverklaring: de bewijsminimumregel. Het gaat in zedenzaken echter vaak om bepaalde seksuele handelingen, waar maar twee mensen bij aanwezig zijn geweest: de verdachte en degene bij wie de verdachte strafbare seksuele handelingen zou hebben gepleegd. Indien de verdachte ontkent, is er in dat geval maar één getuige die kan verklaren over de seksuele handelingen die hebben plaatsgevonden. Bovendien wordt een verklaring van deze getuige over de strafbare seksuele handeling vaak pas enige tijd later afgenomen. In dergelijke gevallen is meestal objectief technisch bewijs, zoals het DNA-materiaal van een verdachte, al verdwenen.
De Hoge Raad heeft beslist dat de hiervoor genoemde bewijsminimumregel geldt voor de
geheletenlastelegging/bewezenverklaring. Onderdelen daarvan mogen wel degelijk slechts op één enkele getuigenverklaring berusten. Dat geldt volgens de Hoge Raad ook voor de ten laste gelegde gedragingen. In een zedenzaak is dus in principe voor het bewijs van de seksuele handelingen één getuigenverklaring genoeg, mits deze op bepaalde punten bevestigd wordt door andere bewijsmiddelen. Die moeten afkomstig zijn uit een andere bron. Bovendien mag er niet een te ver verwijderd verband bestaan tussen de getuigenverklaring en het overige gebruikte bewijsmateriaal
.
Betrouwbaarheid
Allereerst moet beoordeeld worden of de verklaring van [slachtoffer] betrouwbaar is. De rechtbank acht het voor de beantwoording van deze vraag van belang dat [slachtoffer] , nog voordat zij door de politie is gehoord, over haar relatie met verdachte heeft verteld tegen haar vriendin [getuige 1] . Pas na de gebeurtenissen op 11 maart 2021 en het informatief gesprek tussen de moeder en de politie van 12 maart 2021 heeft [slachtoffer] uiteindelijk zelf bij de politie bevestigd hetgeen zij reeds aan [getuige 1] had verteld, namelijk dat verdachte seksuele handelingen bij en met haar heeft verricht. Deze wijze van totstandkoming van de verklaringen van [slachtoffer] draagt naar het oordeel van de rechtbank bij aan de geloofwaardigheid en betrouwbaarheid daarvan. Wat betreft de inhoud van de verklaringen van [slachtoffer] overweegt de rechtbank dat deze gedetailleerde omschrijvingen van de verweten handelingen bevat alsook onder welke omstandigheden deze hebben plaatsgevonden, bijvoorbeeld over de locaties waar zij afspraken, hetgeen verdachte ook bevestigt. Ook bevatten de verklaringen van [slachtoffer] intieme en persoonlijke informatie over verdachte, waaronder over zijn geslachtsdeel. Dat zij niet over specifieke littekens op het geslachtsdeel van verdachte verklaart komt de rechtbank gelet op de destijds jonge leeftijd van [slachtoffer] niet vreemd voor. Het enkele gegeven dat zij niet (uit zichzelf) over dit detail verklaart, betekent niet vanzelfsprekend dat de handelingen in zijn geheel niet plaats hebben gevonden en werkt dus ook niet per definitie ontlastend. De rechtbank weegt ten slotte mee dat details uit de verklaringen van [slachtoffer] , die zij uit zichzelf over de seksuele relatie met verdachte vertelt, daarna door de politie zijn onderzocht en blijken te kloppen. De informatie die zij geeft wordt bevestigd in de onderzoeksbevindingen en vindt steun in de berichten tussen haar en verdachte en de op de telefoon van verdachte aangetroffen screenshots van hem en [slachtoffer] tijdens een videogesprek, waar de rechtbank hierna verder op in zal gaan. Dit geldt ook voor de onderzoeksbevindingen met betrekking tot de door verdachte aan haar verstrekte morning-afterpillen en het gebruik van viagra door verdachte. De verklaringen die verdachte telkens achteraf tegenover de (belastende) onderzoeksbevindingen zet, komen op de rechtbank berekenend en ongeloofwaardig over.
Gelet op al het voorgaande acht de rechtbank de verklaringen van [slachtoffer] betrouwbaar en geloofwaardig, zodat deze voor het bewijs kunnen worden gebruikt. De rechtbank ziet om die reden ook geen noodzaak tot het horen van de door de raadsman verzochte getuigen.
Steunbewijs
De rechtbank is van oordeel dat de verklaringen van [slachtoffer] steun vinden in andere bewijsmiddelen.
In de eerste plaats betreft dit de verstuurde berichten tussen [slachtoffer] en verdachte. De inhoud van deze berichten past in het beeld dat [slachtoffer] heeft geschetst over de relatie die zij had met verdachte en de problemen die verdachte had met zijn partner. In die berichten wordt zowel door verdachte als [slachtoffer] gesproken over seks. Zo beticht verdachte [slachtoffer] ervan dat zij seks had met een ander en vraagt [slachtoffer] aan verdachte om haar nog één kans te geven waarbij zij geen seks hoeven te hebben en dat zij wil laten zien dat zij om hem geeft als persoon en niet voor de seks. Naar het oordeel van de rechtbank passen deze berichten bij een situatie waarin seksueel contact tussen [slachtoffer] en verdachte heeft plaatsgevonden. De rechtbank ziet deze berichten dan ook in die context.
De inhoud van de verklaring van [slachtoffer] wordt verder ondersteund door de op de telefoon van verdachte aangetroffen screenshots die zijn gemaakt tijdens een videogesprek en waarop [slachtoffer] naakt te zien is. De screenshots zijn aangemerkt als kinderpornografisch van aard. Op de screenshots neemt de rechtbank waar dat verdachte zich in de badkamer bevindt, waarover hij zelf verklaart dat hij net onder de douche vandaan kwam, en dat hij lachend naar zijn scherm kijkt. Verder is op de screenshots waar te nemen dat het geluid bij zowel verdachte als [slachtoffer] gedempt was. Op een ander screenshot is te zien dat een naakte [slachtoffer] met haar rechterhand haar vagina aanraakt, met gespreide benen. Verdachte kijkt glimlachend in de camera. Deze omstandigheden passen niet bij de verklaring van verdachte dat hij werd overvallen door de seksuele handelingen van [slachtoffer] tijdens een normaal gesprek, maar passen juist in het beeld van een heimelijke affectieve en seksuele relatie tussen [slachtoffer] en verdachte. De screenshots leveren naar het oordeel van de rechtbank dan ook steunbewijs op dat verdachte de ontuchtige handelingen met [slachtoffer] heeft gepleegd.
Alles overziend is de rechtbank dan ook van oordeel dat de verklaringen van [slachtoffer] in voldoende mate worden ondersteund door de berichten en de aangetroffen screenshots. Er is dus sprake van steunbewijs. Tegenover dit alles staat de ontkennende verklaring van verdachte. Die verklaring acht de rechtbank, gelet op wat hiervoor is overwogen en alles in onderlinge samenhang bezien, ongeloofwaardig. De rechtbank zal dan ook uitgaan van de juistheid van de door [slachtoffer] geschetste gebeurtenissen.
De rechtbank acht gelet op het voorgaande bewezen dat verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan. Voor wat betreft de pleegperiode overweegt de rechtbank dat de aanschaf van de morning-afterpillen niets zegt over wanneer de handelingen precies hebben plaatsgevonden; niet alle handelingen waren immers van dien aard dat zij tot een zwangerschap zouden kunnen leiden. Zij zal de verklaring van [slachtoffer] als uitgangspunt nemen en vaststellen dat de periode begint in augustus 2020 toen zij elkaar hebben ontmoet, en eindigt op 11 maart 2021, het moment dat [slachtoffer] en verdachte samen zijn aangetroffen door haar ouders en de politie.
Feit 3
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat verdachte en [slachtoffer] een heimelijke seksuele relatie hadden, dat zij in het licht van deze relatie ook contact hadden via videobellen en er screenshots van gesprekken tussen verdachte en [slachtoffer] zijn aangetroffen die als kinderpornografisch zijn aangemerkt. De rechtbank volgt de verklaring van verdachte dat hij werd overvallen door de seksuele handelingen van [slachtoffer] tijdens het videogesprek en hij per ongeluk screenshots van het gesprek heeft gemaakt, gelet op de aard van de relatie tussen hem en [slachtoffer] , dan ook niet. De wijze van vastleggen van het beeldmateriaal is een handeling waaruit naar het oordeel van de rechtbank het opzet van verdachte op het vervaardigen van deze afbeeldingen blijkt. Daar komt bij dat de hoeveelheid van de aangetroffen screenshots de rechtbank sterkt in haar overtuiging dat verdachte opzet had op het vervaardigen van de screenshots. Met het vervaardigen van het materiaal is gelijk ook het bezit ervan gegeven. Dat verdachte de screenshots later heeft verwijderd, doet hier niet aan af. De rechtbank acht gelet hierop wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het vervaardigen en bezitten van kinderporno. Van de overige ten laste gelegde handelingen wordt verdachte gedeeltelijk vrijgesproken.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1
op tijdstippen in de periode van 1 augustus 2020 tot en met 11 maart 2021 te Hoofdplaat, gemeente Sluis, en Terneuzen en Nieuwvliet, gemeente Sluis, en Oostburg, gemeente Sluis, met [slachtoffer] , geboren op [geboortedag 2] -2007, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, telkens buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , hebbende verdachte zijn penis in de vagina en de mond en de anus van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en zijn vingers in de vagina en de anus van die [slachtoffer] geduwd/gebracht;
feit 2
op tijdstippen in de periode van 1 augustus 2020 tot en met 11 maart 2021 te Hoofdplaat, gemeente Sluis, en Terneuzen en Nieuwvliet, gemeente Sluis, en Oostburg, gemeente Sluis, met [slachtoffer] , geboren op [geboortedag 2] -2007, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, telkens buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten het door die [slachtoffer] laten betasten van zijn, verdachtes, penis en het likken van de vagina van die [slachtoffer] ;
feit 3
op tijdstippen in de periode van 1 augustus 2020 tot en met 1 februari 2022 te Nieuwvliet, gemeente Sluis, en Heerle, gemeente Roosendaal, meermalen, (telkens) afbeeldingen, te weten foto’s – en een gegevensdrager bevattende afbeeldingen, te weten een GSM – van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, heeft vervaardigd, en in bezit gehad welke seksuele gedragingen – zakelijk weergegeven – bestonden uit:
- het (laten) betasten van de geslachtsdelen en/of borsten van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt door zichzelf (blz. 156 van het dossier), en
- het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt, waarbij deze persoon gekleed en/of opgemaakt
isen/of in een omgeving en/of met voorwerpen en/of in (erotisch getinte) houdingen poseert die niet bij haar leeftijd past en/of door de het camerastandpunt en/of de (onnatuurlijke) pose en/of de wijze van kleden van deze persoon nadrukkelijk de (ontblote) geslachtsdelen in beeld gebracht worden (blz. 156 van het dossier).
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 jaar, met aftrek van voorarrest.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt primair om de behandeling van de zaak aan te houden om een psychologisch onderzoek te laten verrichten. Verdachte ontkent dat hij een seksuele relatie had met [slachtoffer] , maar erkent wel dat hij in het contact met haar te ver is doorgeschoten. Een psychologisch onderzoek zou meer inzicht kunnen geven in de persoon van verdachte. De psycholoog kan dan iets zeggen over de band die verdachte had met [slachtoffer] en wellicht kan de stap naar een diagnose worden gemaakt. Dit is van belang zodat bij de strafoplegging beter rekening kan worden gehouden met de persoon van verdachte.
Mocht de rechtbank hieraan voorbij gaan dan wordt verzocht om rekening te houden met zijn persoonlijke omstandigheden en geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf aan verdachte op te leggen zodat de stabiliteit op verschillende leefgebieden behouden blijft. Verdachte heeft niet eerder soortgelijke feiten gepleegd en heeft zijn leven volledig op de rit. Momenteel staat hij onder behandeling bij de GGZ. Er is bij verdachte sprake van cluster-b persoonlijkheidsproblematiek en autisme. Onderzoek heeft laten zien dat hij kwetsbaar is, waarbij hij bij toenemende stress of intimiteit kan reageren met angst, achterdocht en verwardheid. Ook is, mede als gevolg van zijn autisme, in contact met hem een beperkte wederkerigheid merkbaar.
Ten slotte moet rekening worden gehouden met overschrijding van de redelijke termijn en de daaruit vloeiende onduidelijkheid voor verdachte.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van ontucht met een minderjarig meisje, waarbij ook sprake is geweest van het seksueel binnendringen van haar lichaam. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het vervaardigen en bezitten van kinderpornografie van [slachtoffer] . Tussen verdachte en [slachtoffer] is eerst een vriendschappelijke relatie ontstaan. [slachtoffer] was toen dertien jaar en er was sprake van een aanzienlijk leeftijdsverschil tussen verdachte en haar. Ook bevond [slachtoffer] zich in een kwetsbare positie. Zij kon met haar problemen bij verdachte terecht en was verliefd op hem. De vriendschappelijke relatie is al snel overgegaan in een seksuele relatie, waarbij [slachtoffer] en verdachte – op zijn initiatief – steeds verder gingen. Verdachte heeft bij [slachtoffer] verregaande seksuele handelingen gepleegd, wat ook blijkt uit de bevindingen van de huisarts. Daar komt bij dat hij in het licht van deze relatie ook kinderporno van [slachtoffer] heeft vervaardigd en in zijn bezit heeft gehad, door screenshots van haar te maken tijdens een seksueel getint videogesprek. Op die screenshots was [slachtoffer] (gedeeltelijk) naakt zichtbaar en neemt zij poses aan die niet passen bij haar leeftijd. Ook dit is een ernstige vorm van seksueel misbruik. Verdachte heeft met het plegen van deze feiten telkens misbruik gemaakt van een kwetsbaar meisje dat verliefd op hem was en daarbij steeds haar grenzen overschreed. Met zijn handelen heeft verdachte de lichamelijke en geestelijke integriteit van [slachtoffer] ernstig aangetast. Dit soort feiten brengen, juist aan minderjarigen die nog aan het begin van hun seksuele ontwikkeling staan, grote schade toe. Niet voor niets is door de wetgever de geestelijke en lichamelijke integriteit van minderjarigen uitdrukkelijk beschermd, onder meer op de grond dat zij op seksueel gebied nog niet volgroeid zijn en dat zij worden geacht niet zelfstandig de emotionele gevolgen van seksueel contact voldoende te kunnen overzien. Dat [slachtoffer] veel nadelige gevolgen heeft ondervonden en nog altijd de gevolgen van hetgeen verdachte haar heeft aangedaan ondervindt, blijkt ook uit de door haar ter terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaring en de onderbouwing van het verzoek tot schadevergoeding.
Verdachte heeft geen verantwoordelijkheid voor zijn daden genomen. De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij – ook ter zitting – blijft schermen met het excuus dat hij het contact met [slachtoffer] niet kon verbreken omdat zij hulp nodig had, terwijl er genoeg momenten zijn geweest waarop hij zich op zijn handelen had kunnen bezinnen en daadwerkelijk hulp voor had kunnen zoeken. Zo hebben de ouders van [slachtoffer] in een gesprek met verdachte aangegeven dat het contact tussen hem en [slachtoffer] moest stoppen. Verdachte heeft dit naast zich neergelegd. Daar waar verdachte zegt [slachtoffer] te hebben willen helpen met haar problemen, heeft dat er uiteindelijk toe geleid dat hij telkens zijn eigen seksuele behoeftes en verlangens op de voorgrond stelde en haar juist verder beschadigde. Bij het bepalen van de strafmaat houdt de rechtbank met dit alles in strafverzwarende zin rekening.
De rechtbank heeft kennis genomen van het strafblad van verdachte, waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor een soortgelijk feit.
Over verdachte zijn geen rapportages opgemaakt. Door de raadsman is hiertoe wel verzocht, maar dat verzoek is door de rechter-commissaris afgewezen. De raadsman heeft ter zitting verzocht om de zaak aan te houden om verdachte alsnog te laten onderzoeken door een psycholoog. De rechtbank overweegt ten aanzien van het aanhoudingsverzoek als volgt. Verdachte heeft geen inzicht getoond in de drijfveren die hem tot de feiten hebben gebracht. Gelet op deze proceshouding is het niet de verwachting dat een psycholoog uitspraken kan doen over onderwerpen zoals de toerekenbaarheid en het recidiverisico. Zijn proceshouding in combinatie met de ernst van de feiten en de op te leggen straf maken het naar het oordeel van de rechtbank niet noodzakelijk nader onderzoek te verrichten naar de persoon van verdachte. De rechtbank acht zich voldoende voorgelicht en zal het onderzoek ter terechtzitting dan ook niet heropenen voor nader deskundigenonderzoek.
De rechtbank is van oordeel dat er sprake is van een zeer geringe overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), te weten met één week. Als uitgangspunt heeft te gelden dat de behandeling ter terechtzitting moet zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen. In dit geval moet de termijn worden gerekend vanaf 1 februari 2022, te weten de dag waarop verdachte in verzekering is gesteld. Dat betekent dat de behandeling van deze zaak is afgerond met een eindvonnis na twee jaar en één week na deze datum en er daarom geen sprake is van een overschrijding waaraan consequenties moeten worden verbonden.
Gelet op de aard en ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, de gevolgen voor [slachtoffer] en de straffen die in soortgelijke gevallen plegen te worden opgelegd, kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een gevangenisstraf. De rechtbank heeft meegewogen dat uit de inlichtingen van verdachte is gebleken dat er bij hem sprake is van persoonlijke problematiek en dat een gevangenisstraf grote gevolgen voor hem zal hebben. De rechtbank heeft deze gevolgen afgewogen tegen de doelen die met het opleggen van straf worden gediend en is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving en uit het oogpunt van vergelding niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf. Wel ziet de rechtbank hierin aanleiding om een voorwaardelijk strafdeel aan verdachte op te leggen. Alles afwegende acht de rechtbank het opleggen van een gevangenisstraf van 36 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.De benadeelde partij

De benadeelde partij [slachtoffer] vordert een vergoeding van € 15.000,- ter zake van immateriële schade en € 792,- ter zake van proceskosten.
Uit de bewezenverklaring van de feiten volgt dat verdachte onrechtmatig jegens [slachtoffer] heeft gehandeld, zodat hij gehouden is om de schade die [slachtoffer] als gevolg daarvan lijdt te vergoeden.
Immateriële schade komt op grond van artikel 6:106 aanhef en onder b van het Burgerlijk Wetboek voor vergoeding in aanmerking indien – onder andere – sprake is van een aantasting in de persoon op andere wijze. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte met het bewezenverklaarde handelen een ernstige inbreuk gemaakt op het recht op eerbiediging van de lichamelijke en geestelijke integriteit van [slachtoffer] . De relevante nadelige gevolgen voor [slachtoffer] liggen naar het oordeel van de rechtbank voorts zo voor de hand dat een aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ ook zonder verdere onderbouwing kan worden aangenomen. Anders dan door de verdediging is aangevoerd, blijkt uit de toelichting voldoende welke gevolgen het handelen van verdachte voor [slachtoffer] heeft gehad.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat voldoende aannemelijk is geworden dat [slachtoffer] de gestelde immateriële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde. Zij zal het gevorderde bedrag toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 11 maart 2021 tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet-betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.
Ook de gevorderde proceskosten zullen worden toegewezen. Deze zijn conform het liquidatietarief en niet betwist.

8.De voorlopige hechtenis

De officier van justitie heeft de gevangenneming van verdachte gevorderd. De verdediging verzoekt de rechtbank om die vordering af te wijzen.
De rechtbank zal de vordering tot gevangenneming van verdachte afwijzen. Uitgangspunt is dat een verdachte zijn proces in vrijheid mag afwachten, tenzij sprake is van vluchtgevaar of indien sprake is van gewichtige redenen van maatschappelijke veiligheid die de vrijheidsbeneming vorderen, zoals bijvoorbeeld recidivegevaar. Hiervan is in dit geval niet gebleken. Gelet op het tijdsverloop en gelet op het strafblad van verdachte, waaruit blijkt dat hij niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld, bestaat er geen vrees voor herhaling. Daarin weegt de rechtbank ook mee dat de relatie tussen [slachtoffer] en verdachte voorbij is.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 57, 240b, 245 en 247 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1: met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd;
feit 2: met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd;
feit 3: een afbeelding en gegevensdrager bevattende een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, vervaardigen en in het bezit hebben, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 36 (zesendertig) maanden, waarvan 6 (zes) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 (twee) jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van € 15.000,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 11 maart 2021 tot aan de dag der voldoening.;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij voor rechtsbijstand heeft gemaakt, te weten € 792,-;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer] (feiten 1 tot en met 3), € 15.000,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 11 maart 2021 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 110 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Bevel gevangenneming
- wijst de vordering tot het verlenen van een bevel tot gevangenneming af.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. Skalonjic, voorzitter, mr. N. van der Ploeg-Hogervorst en mr. A.B. Scheltema Beduin, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H. Holtgrefe, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 7 februari 2024.