4.3.2De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feit 1
Voor de beoordeling van dit feit neemt de rechtbank als uitgangspunt de processen-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] . De rechtbank is van oordeel dat hetgeen door de verbalisanten is gerelateerd als betrouwbaar kan worden bestempeld. De processen-verbaal zijn op ambtseed opgemaakt, komen grotendeels overeen en worden ondersteund door de zich in het dossier bevindende foto’s van de schade aan het dienstvoertuig, door de verklaring van verdachte dat hij zich aan zijn aanhouding heeft proberen te onttrekken en dat er vervolgens een achtervolging heeft plaatsgevonden.
De rechtbank ziet aldus geen reden te twijfelen aan hetgeen de verbalisanten hebben verklaard in hun processen verbaal van bevindingen, ook al bevat het dossier voor het overige weinig objectieve gegevens. Dit wordt niet anders voor zover dat de verklaringen van de verbalisanten, zoals afgelegd bij de rechter-commissaris, iets afwijken van de door hen opgetekende processen-verbaal van bevindingen, nu het in de kern gelijkluidende verklaringen betreffen. De verklaring die door verdachte is afgelegd, inhoudende dat de politie op hem is ingereden en dat hij de politie niet van de weg heeft geprobeerd te duwen, acht de rechtbank in het licht van het voorgaande dan ook niet geloofwaardig. De verklaring van verdachte vindt ook overigens onvoldoende steun in het dossier.
De rechtbank leest het tenlastegelegde dat er onderscheid wordt gemaakt tussen 2 situaties, te weten het achteruitrijden op het Tommels Bospad en de handelingen van verdachte op de snelweg E34.
De rechtbank stelt op basis van het dossier het volgende vast.
Tommels Bospad
Op 7 november 2023 heeft verdachte zich onttrokken aan zijn aanhouding waarna er een achtervolging heeft plaatsgevonden tussen het dienstvoertuig waar verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] in reden en het voertuig van verdachte (Volkswagen Tiguan). Tijdens de achtervolging brengt verdachte op het Tommels Bospad zijn voertuig tot stilstand. Op het moment dat het dienstvoertuig op korte afstand (ongeveer 5 meter) achter de personenauto van verdachte rijdt, gaan de achteruitrijlichten van het voertuig van verdachte aan en rijdt deze met verhoogde snelheid naar achteren. Hierdoor komt verdachte in aanrijding met de voorzijde van het dienstvoertuig. Zowel de auto van verdachte als het dienst voertuig lopen hierbij schade op.
Snelweg E34
Na de aanrijding wordt de achtervolging vervolgd. De verbalisanten proberen daarbij op de snelweg drie keer het voertuig van verdachte in te halen, maar het dienstvoertuig wordt op deze momenten door verdachte geblokt. Verdachte stuurt daarbij met (geschatte) snelheden van ver boven de 100 kilometer per uur, abrupt en fors naar links op het moment dat de verbalisanten hem trachten in te halen. Het dienstvoertuig moet daarbij vol op de rem om een aanrijding te voorkomen.
Op basis van deze vastgestelde feiten is de rechtbank van oordeel dat verdachte niet de intentie (vol opzet) had om verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] te doden.
De rechtbank dient vervolgens te beoordelen of verdachte hierop voorwaardelijk opzet heeft gehad. Voorwaardelijk opzet is aanwezig indien verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat er een slachtoffer zou komen te overlijden als gevolg van zijn gedragingen. De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
De rechtbank is van oordeel dat, zowel ten aanzien van de situatie op het Tommels Bospad als die op de snelweg niet kan worden vastgesteld dat er een aanmerkelijke kans is geweest dat verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] zouden komen te overlijden als gevolg van verdachtes gedragingen. De rechtbank stelt vast dat er meerdere contactmomenten tussen de twee voertuigen zijn geweest waarbij er op meerdere momenten sprake was van een gevaarlijke situatie. Uit het dossier blijkt echter onvoldoende met welke snelheid verdachte op het Tommels Bospad achteruit reed en met welke snelheid verbalisanten reden. Voor wat betreft de manoeuvres van verdachte op de snelweg geldt dat die wel met een zeer behoorlijke snelheid plaatsvonden, maar gegeven de omstandigheid dat de agenten in een redelijke grote en stevige politieauto reden en gelet op de positie van de voertuigen ten opzichte van elkaar, is die hogere snelheid ook in combinatie met de manoeuvres van verdachte onvoldoende om vast te kunnen stellen dat verdachte hierdoor op de snelweg de aanmerkelijke kans op de dood van die politieagenten in het leven heeft geroepen. Gelet hierop spreekt de rechtbank verdachte vrij van de primair tenlastegelegde poging tot doodslag.
De rechtbank is echter wel van oordeel dat er sprake is van een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] nu de kans aanmerkelijk is geweest dat zij dergelijk letsel zouden kunnen oplopen. Verdachte heeft op het Tommels Bospad een aanrijding veroorzaakt door achteruit tegen de vooruitrijdende politieauto te rijden, waarbij fors energetisch trauma kan ontstaan. De door verdachte uitgevoerde manoeuvres op de snelweg kunnen, naar algemene ervaringsregels, leiden tot een ongeval met zwaar lichamelijk letsel tot gevolg. Verdachte heeft door zijn gevaarlijke rijgedrag deze kans aanvaard en op de koop toegenomen. De rechtbank acht daarom de poging toebrengen zwaar lichamelijk letsel aan verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] wettig en overtuigend bewezen.
Feit 2
Op basis van de bewijsmiddelen kan voorts worden vastgesteld dat verdachte het dienstvoertuig heeft beschadigd. De rechtbank acht dit feit aldus wettig en overtuigend bewezen.
Algemene bewijsoverwegingen feiten 3 tot en met 6
Bewijsminimum
De rechtbank overweegt dat het dossier in zijn geheel moet worden beschouwd en dat de ten laste gelegde feiten en de gedachtestreepjes waarin de afzonderlijke feitelijke gedragingen zijn vervat niet los van elkaar, maar in onderling verband en samenhang, moeten worden bezien. Dat betekent ook dat Sky-berichten niet geïsoleerd per feit moeten worden bezien, maar dat bij de interpretatie daarvan ook de overige communicatie met andere Sky-accounts en hun reacties hierop moet worden betrokken. Naast de chatgesprekken zelf is ook sprake van het versturen van foto’s, bijgehouden administratie en track en trace-overzichten. Daarmee is naar het oordeel van de rechtbank sprake van meerdere bewijsmiddelen uit meerdere bronnen en wordt aan het bewijsminimum voldaan. Het verweer van de raadsman dat het bewijsminimum niet is gehaald wordt daarom verworpen.
Duiding inhoud chatberichten.
De rechtbank stelt voorop dat het bewijs met name wordt gevormd door de chatberichten. De rechtbank is zich gedurende de beraadslaging bewust geweest van het feit dat deze chats niet volledig zijn. De gesprekken zijn voor een groot deel eenzijdig ontsleuteld. Om die reden is de rechtbank van oordeel dat behoedzaamheid moet worden betracht bij het duiden van de betekenis en strekking van de gesprekken. De onvolledigheid betekent echter niet dat op basis van de chats in zijn geheel geen vaststellingen kunnen worden gedaan.
De rechtbank stelt vast dat ondanks dat gebruik is gemaakt van een versleutelde communicatiedienst, door verdachte vaak in verhullend taalgebruik wordt gesproken.
De berichten zijn vaak heel summier en van logische en gebruikelijke conversaties, zoals in gesprekken over legale zaken, is doorgaans geen sprake. Kennelijk hebben de deelnemers aan de verschillende chats aan een half woord genoeg en begrijpen ze elkaar goed, ook als verhullende termen worden gebruikt. De rechtbank leidt uit de chatberichten, ook in onderlinge samenhang bezien, af dat in deze berichten over illegale zaken is gechat.
Naar het oordeel van de rechtbank bieden de chatberichten in het dossier voldoende houvast om conclusies te trekken ten aanzien van de ten laste gelegde feiten. De rechtbank verenigt zich met de uitleg die de politie heeft gegeven aan de termen die in de chatberichten worden gebruikt. De rechtbank gaat er dus van uit dat er werd gecommuniceerd over onder andere cocaïne ( “boli”, “colo”, “topps” en “bottoms”) en heroïne (bruin) en over een hoeveelheid van 1 kilo (blok). Deze duiding is ook in lijn met hetgeen de rechtbank ambtshalve bekend is uit andere strafzaken. De rechtbank constateert dat de berichten – wanneer deze in onderlinge samenhang worden bezien – qua inhoud op elkaar aansluiten en dat ook de binnen de chats rondgestuurde foto’s hierbij passen.
Dat geen van de stoffen – waarover in de chatberichten wordt gesproken – in beslag is genomen, is gewogen en is getest, staat naar het oordeel van de rechtbank niet aan een bewezenverklaring in de weg. Op basis van de in de chatberichten gebruikte termen, de soms bijgevoegde foto’s waarop de drugs pontificaal in beeld staan, de besproken werkwijze van transport, de afgeschermde werkwijze (met versleutelde berichten, verborgen identiteit door het gebruik van chatID’s) en de door verdachte afgelegde (schriftelijke) verklaring, is het naar het oordeel van de rechtbank evident dat de berichten daadwerkelijk over verdovende middelen gingen. De in dit verband door de raadsman gevoerde verweren worden daarom verworpen.
Verklaring verdachte
Op basis van de eigen verklaring van verdachte stelt de rechtbank vast dat hij degene is geweest die gebruik maakte van het SKY-ID account [gebruikersnaam] .
Verdachte stelt dat veel chats die in het dossier zijn opgenomen bestaan uit grootspraak. De rechtbank stelt vast dat uit het hele dossier geen enkele aanwijzing naar voren komt die deze stelling van verdachte ondersteunt. Uit geen enkele chat volgt dat verdachte de afspraken of deals waarover wordt gesproken niet heeft kunnen waarmaken. Integendeel, uit de chats, die een langere periode bestrijken, blijkt dat er met verschillende partijen wordt onderhandeld over prijzen en dat drugs daadwerkelijk wordt verstuurd en ontvangen. De rechtbank gaat daarom voorbij aan deze stelling van verdachte.
Feit 3
De rechtbank is mede op basis van de eigen verklaring van verdachte en de in het dossier aanwezig chats van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte cocaïne heeft geëxporteerd.
Uit de chats kan worden afgeleid dat verdachte zich bezighield met het transporteren van drugs naar Engeland. Gelet op de gebruikte termen en de duiding daarvan door verdachte, in samenhang bezien met de gestuurde foto van een blok, ging het om het transport van cocaïne. Gezien de opmerking van verdachte dat hij gisteren de laatste “5 boli” (cocaïne) heeft weggedaan in samenhang bezien met het doorgestuurde track en trace-overzicht, houdt de rechtbank het ervoor dat dit transport ook daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. Dit geldt temeer nu verdachte ten overstaan van de politie heeft verklaard dat hij zich ook bezig hield met het transporteren van drugs naar het Verenigd Koninkrijk.
Dat het bij de ‘5 boli’” slechts om grootspraak ging, volgt de rechtbank dan ook niet zoals ook reeds hiervoor is overwogen.
Het dossier bevat onvoldoende aanknopingspunten om vast te kunnen stellen dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en een ander of anderen. De rechtbank acht het medeplegen dan ook niet bewezen.
Anders dan de officier van justitie acht de rechtbank niet bewezen dat verdachte ook de in de chat genoemde “8kg Coke” heeft uitgevoerd, nu deze hoeveelheid cocaïne niet binnen of omstreeks de tenlastegelegde periode naar het buitenland is verzonden.
Feit 4
De rechtbank is voorts van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het plegen van voorbereidingshandelingen ten behoeve van onder andere de uitvoer van cocaïne.
Dit volgt uit de tekst van de chats. Verdachte vraagt letterlijk wat er voorbereid moet worden en of dit voor 20 tops (cocaïne) is. Hij regelt de dozen. Deze chats in samenhang bezien met de overige chats in het dossier, waaruit blijkt dat verdachte zich bezighield met transport van harddrugs, acht de rechtbank voldoende om te kunnen concluderen dat de handelingen van verdachte erop gericht waren om de cocaïne te transporteren met het uiteindelijke doel om deze naar het buitenland uit te voeren.
De rechtbank acht het medeplegen niet bewezen, aangezien het dossier onvoldoende aanknopingspunten bevat om vast te kunnen stellen dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en een ander of anderen.
Feit 5
De rechtbank is van oordeel dat verdachte zich samen met anderen tevens schuldig heeft gemaakt aan de uitvoer van 9,5 kilo en 5 kilo cocaïne.
Verdachte heeft verklaard dat het hij het transport naar de Engeland regelde. In de chats wordt gesproken over transport via Manchester naar Londen, 9,5, veilig geland, 1750 per blok en 5 dat naar Londen moet. Dat het hier om hasj zou gaan, zoals verdachte heeft verklaard, kan nergens uit worden opgemaakt. Nergens in het dossier, in geen enkele chat of notitie, ook aangaande dit transport, wordt over hasj gesproken, wel over harddrugs. De rechtbank gaat ervan uit dat het hier ging om cocaïne. Zij baseert dat op de gebruikte term “blok” in samenhang bezien met de gehanteerde kosten/prijs. De rechtbank acht de stelling van verdachte dat het om hasj zou gaan dan ook ongeloofwaardig. Dit geldt temeer omdat hij pas in een laat stadium met deze verklaring is gekomen.
De rechtbank volgt verdachte ook niet voor zover hij heeft aangegeven dat zijn rol beperkt is gebleven tot het maken van labels. Uit de chats volgt dat verdachte onderhandelt over de wijze waarop een en ander moet plaatsvinden. Verdachte houdt vervolgens ook zicht op de transporten tot het moment van aankomst. Daarnaast is hij de contactpersoon. Dit betekent naar het oordeel van de rechtbank dat verdachte een significante bijdrage van voldoende gewicht heeft gehad en dat dus sprake is geweest van medeplegen.
Feit 6
De rechtbank is van oordeel dat verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan de uitvoer van cocaïne en heroïne.
De rechtbank baseert zich hierbij op de chats in het dossier waarbij ook een foto met een overzicht van de administratie is verzonden. De administratie bevestigt hetgeen in de chats wordt besproken. Zo wordt er in de chat op 23 november 2020 aangegeven dat er vandaag 3 blokken zijn verzonden wat overeenkomt met de administratie. Nadat verdachte betreffende foto via de chat doorstuurt, geeft hij aan dat dit de totale lijst betreft en dat hij het via Polen heeft verzonden. Op 12 december 2020 worden door verdachte track en trace-overzichten verzonden waarbij hij aangeeft dat alles bij hem aankomt, Polen maar soms ook Lithuania of de UK. Voor Australië is het beste via Lithuania en UK, maar hij bedoelt Lithuanie en Polen. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat niet enkel sprake is geweest van gesprekken zonder context, zoals de verdediging heeft gesteld, maar dat er daadwerkelijk is uitgevoerd. In zowel de chats als de administratie wordt gesproken over “bruin” (heroïne), “coke” en “colo” (cocaïne). Dat “bruin”, hasj zou betreffen, zoals verdachte heeft verklaard, acht de rechtbank ongeloofwaardig. Zij verwijst hiervoor naar hetgeen zij onder feit 5 heeft overwogen. Uit niets valt af te leiden dat de gesprekken over hasj zouden gaan. Daarnaast is het de rechtbank ambtshalve bekend dat met “br” of “bruin” doorgaans heroïne wordt bedoeld.
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat verdachte alle harddrugs die in de administratie zijn vermeld, waaronder ook heroïne, daadwerkelijk heeft verzonden en dat er niet enkel sprake is geweest van bezit. Zoals eerder overwogen met betrekking tot de feiten 3, 4 en 5 is gebleken dat verdachte zich bezighield met het exporteren van harddrugs en dit wordt bevestigd door de door verdachte verzonden administratie. Dat verdachte niet alle drugs die in deze administratie wordt vermeld zou hebben verzonden met bestemming buitenland, acht de rechtbank niet geloofwaardig. In de chats worden enkel andere landen dan Nederland genoemd en uit de bewezenverklaring van de feiten 3, 4 en 5 volgt dat steeds de uitvoer van drugs is bedoeld. Verdachte heeft zijn verklaring dat een deel niet naar het buitenland is verzonden bovendien geen handen en voeten gegeven.
De rechtbank is van oordeel dat er ook ten aanzien dit feit sprake is van medeplegen nu er uit de gesprekken, evenals bij feit 5, blijkt van een nauwe en bewuste samenwerking met een ander of anderen en een rol van verdachte die daarbij van voldoende gewicht is geweest.