ECLI:NL:RBZWB:2024:7149

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 oktober 2024
Publicatiedatum
22 oktober 2024
Zaaknummer
02-189090-23 en 02-810578-17 (tul)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling van verbalisanten en drugshandel

In deze strafzaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 oktober 2024 uitspraak gedaan tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan twee verbalisanten en het uitvoeren van harddrugs. De verdachte heeft op 7 november 2023 geprobeerd om de verbalisanten te doden of zwaar te mishandelen door met hoge snelheid in te rijden op hun politievoertuig. Daarnaast heeft hij zich gedurende een langere periode beziggehouden met de uitvoer van cocaïne en heroïne, en het plegen van voorbereidingshandelingen hiertoe. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 66 maanden, een geldboete van €30.000,- en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 36 maanden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet de intentie had om de verbalisanten te doden, maar wel dat hij hen zwaar lichamelijk letsel heeft willen toebrengen. De verdachte is niet verschenen op de zitting, maar zijn raadsman heeft de verdediging gevoerd. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot een hogere straf afgewezen, maar heeft de ernst van de feiten zwaar laten wegen in de strafoplegging.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-189090-23 en 02-810578-17 (tul)
vonnis van de meervoudige kamer van 21 oktober 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1999 te [geboorteplaats]
wonende te [woonadres]
raadsman mr. D.R. Kops, advocaat te Breukelen

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 7 oktober 2024. Verdachte is niet verschenen. Wel is verschenen zijn gemachtigde raadsman. De officier van justitie, mr. M.S. Kikkert, en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
Ter zitting is ook de vordering tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermeld parketnummer.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
Op 7 november 2023 heeft geprobeerd verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] te doden dan wel zwaar te mishandelen door onder meer met hoge snelheid in te rijden op het politievoertuig en deze af te snijden;
Op 7 november 2023 een politievoertuig heeft vernield;
In de periode van 7 juli 2020 tot en met 15 december 2020 samen met anderen cocaïne heeft uitgevoerd;
In de periode van 14 juni 2020 tot en met 1 december 2020 samen met anderen voorbereidingshandelingen heeft gepleegd ten behoeve van de uitvoer van 20 blokken cocaïne;
In de periode van 22 oktober 2020 tot en met 13 december 2020 samen met anderen blokken cocaïne heeft uitgevoerd;
In de periode van 19 augustus 2020 tot en met 14 december 2020 cocaïne en heroïne heeft uitgevoerd.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot doodslag van twee verbalisanten en vernieling van een politievoertuig (feiten 1 en 2).
De officier van justitie acht voorts wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de periode van 7 juli 2020 tot en met 15 december 2020, 5 kilo cocaïne aanwezig heeft gehad en 8 kilo cocaïne heeft uitgevoerd (feit 3), in de periode van 14 juni 2020 tot en met
1 december 2020 voorbereidingshandelingen heeft verricht ten behoeve van het vervoer van cocaïne (feit 4), in de periode van 22 oktober 2020 tot en met 13 december 2020 14,5 kilo cocaïne naar Engeland heeft uitgevoerd (feit 5) en in de periode van 19 augustus 2020 tot en met 14 december 2020, 3 kilo cocaïne heeft uitgevoerd en 29,5 kilo heroïne aanwezig heeft gehad (feit 6).
Voor het volledige standpunt verwijst de rechtbank naar het als bijlage aan dit vonnis gehechte requisitoir.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van hetgeen ten laste is gelegd onder de feiten 1, 3, 4, 5 en 6 en verzoekt verdachte hiervan vrij te spreken.
De verdediging refereert zich aan een bewezenverklaring van feit 2.
Voor het volledige standpunt verwijst de rechtbank naar de als bijlage aan dit vonnis gehechte pleitnota.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feit 1
Voor de beoordeling van dit feit neemt de rechtbank als uitgangspunt de processen-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] . De rechtbank is van oordeel dat hetgeen door de verbalisanten is gerelateerd als betrouwbaar kan worden bestempeld. De processen-verbaal zijn op ambtseed opgemaakt, komen grotendeels overeen en worden ondersteund door de zich in het dossier bevindende foto’s van de schade aan het dienstvoertuig, door de verklaring van verdachte dat hij zich aan zijn aanhouding heeft proberen te onttrekken en dat er vervolgens een achtervolging heeft plaatsgevonden.
De rechtbank ziet aldus geen reden te twijfelen aan hetgeen de verbalisanten hebben verklaard in hun processen verbaal van bevindingen, ook al bevat het dossier voor het overige weinig objectieve gegevens. Dit wordt niet anders voor zover dat de verklaringen van de verbalisanten, zoals afgelegd bij de rechter-commissaris, iets afwijken van de door hen opgetekende processen-verbaal van bevindingen, nu het in de kern gelijkluidende verklaringen betreffen. De verklaring die door verdachte is afgelegd, inhoudende dat de politie op hem is ingereden en dat hij de politie niet van de weg heeft geprobeerd te duwen, acht de rechtbank in het licht van het voorgaande dan ook niet geloofwaardig. De verklaring van verdachte vindt ook overigens onvoldoende steun in het dossier.
De rechtbank leest het tenlastegelegde dat er onderscheid wordt gemaakt tussen 2 situaties, te weten het achteruitrijden op het Tommels Bospad en de handelingen van verdachte op de snelweg E34.
De rechtbank stelt op basis van het dossier het volgende vast.
Tommels Bospad
Op 7 november 2023 heeft verdachte zich onttrokken aan zijn aanhouding waarna er een achtervolging heeft plaatsgevonden tussen het dienstvoertuig waar verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] in reden en het voertuig van verdachte (Volkswagen Tiguan). Tijdens de achtervolging brengt verdachte op het Tommels Bospad zijn voertuig tot stilstand. Op het moment dat het dienstvoertuig op korte afstand (ongeveer 5 meter) achter de personenauto van verdachte rijdt, gaan de achteruitrijlichten van het voertuig van verdachte aan en rijdt deze met verhoogde snelheid naar achteren. Hierdoor komt verdachte in aanrijding met de voorzijde van het dienstvoertuig. Zowel de auto van verdachte als het dienst voertuig lopen hierbij schade op.
Snelweg E34
Na de aanrijding wordt de achtervolging vervolgd. De verbalisanten proberen daarbij op de snelweg drie keer het voertuig van verdachte in te halen, maar het dienstvoertuig wordt op deze momenten door verdachte geblokt. Verdachte stuurt daarbij met (geschatte) snelheden van ver boven de 100 kilometer per uur, abrupt en fors naar links op het moment dat de verbalisanten hem trachten in te halen. Het dienstvoertuig moet daarbij vol op de rem om een aanrijding te voorkomen.
Op basis van deze vastgestelde feiten is de rechtbank van oordeel dat verdachte niet de intentie (vol opzet) had om verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] te doden.
De rechtbank dient vervolgens te beoordelen of verdachte hierop voorwaardelijk opzet heeft gehad. Voorwaardelijk opzet is aanwezig indien verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat er een slachtoffer zou komen te overlijden als gevolg van zijn gedragingen. De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
De rechtbank is van oordeel dat, zowel ten aanzien van de situatie op het Tommels Bospad als die op de snelweg niet kan worden vastgesteld dat er een aanmerkelijke kans is geweest dat verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] zouden komen te overlijden als gevolg van verdachtes gedragingen. De rechtbank stelt vast dat er meerdere contactmomenten tussen de twee voertuigen zijn geweest waarbij er op meerdere momenten sprake was van een gevaarlijke situatie. Uit het dossier blijkt echter onvoldoende met welke snelheid verdachte op het Tommels Bospad achteruit reed en met welke snelheid verbalisanten reden. Voor wat betreft de manoeuvres van verdachte op de snelweg geldt dat die wel met een zeer behoorlijke snelheid plaatsvonden, maar gegeven de omstandigheid dat de agenten in een redelijke grote en stevige politieauto reden en gelet op de positie van de voertuigen ten opzichte van elkaar, is die hogere snelheid ook in combinatie met de manoeuvres van verdachte onvoldoende om vast te kunnen stellen dat verdachte hierdoor op de snelweg de aanmerkelijke kans op de dood van die politieagenten in het leven heeft geroepen. Gelet hierop spreekt de rechtbank verdachte vrij van de primair tenlastegelegde poging tot doodslag.
De rechtbank is echter wel van oordeel dat er sprake is van een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] nu de kans aanmerkelijk is geweest dat zij dergelijk letsel zouden kunnen oplopen. Verdachte heeft op het Tommels Bospad een aanrijding veroorzaakt door achteruit tegen de vooruitrijdende politieauto te rijden, waarbij fors energetisch trauma kan ontstaan. De door verdachte uitgevoerde manoeuvres op de snelweg kunnen, naar algemene ervaringsregels, leiden tot een ongeval met zwaar lichamelijk letsel tot gevolg. Verdachte heeft door zijn gevaarlijke rijgedrag deze kans aanvaard en op de koop toegenomen. De rechtbank acht daarom de poging toebrengen zwaar lichamelijk letsel aan verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] wettig en overtuigend bewezen.
Feit 2
Op basis van de bewijsmiddelen kan voorts worden vastgesteld dat verdachte het dienstvoertuig heeft beschadigd. De rechtbank acht dit feit aldus wettig en overtuigend bewezen.
Algemene bewijsoverwegingen feiten 3 tot en met 6
Bewijsminimum
De rechtbank overweegt dat het dossier in zijn geheel moet worden beschouwd en dat de ten laste gelegde feiten en de gedachtestreepjes waarin de afzonderlijke feitelijke gedragingen zijn vervat niet los van elkaar, maar in onderling verband en samenhang, moeten worden bezien. Dat betekent ook dat Sky-berichten niet geïsoleerd per feit moeten worden bezien, maar dat bij de interpretatie daarvan ook de overige communicatie met andere Sky-accounts en hun reacties hierop moet worden betrokken. Naast de chatgesprekken zelf is ook sprake van het versturen van foto’s, bijgehouden administratie en track en trace-overzichten. Daarmee is naar het oordeel van de rechtbank sprake van meerdere bewijsmiddelen uit meerdere bronnen en wordt aan het bewijsminimum voldaan. Het verweer van de raadsman dat het bewijsminimum niet is gehaald wordt daarom verworpen.
Duiding inhoud chatberichten.
De rechtbank stelt voorop dat het bewijs met name wordt gevormd door de chatberichten. De rechtbank is zich gedurende de beraadslaging bewust geweest van het feit dat deze chats niet volledig zijn. De gesprekken zijn voor een groot deel eenzijdig ontsleuteld. Om die reden is de rechtbank van oordeel dat behoedzaamheid moet worden betracht bij het duiden van de betekenis en strekking van de gesprekken. De onvolledigheid betekent echter niet dat op basis van de chats in zijn geheel geen vaststellingen kunnen worden gedaan.
De rechtbank stelt vast dat ondanks dat gebruik is gemaakt van een versleutelde communicatiedienst, door verdachte vaak in verhullend taalgebruik wordt gesproken.
De berichten zijn vaak heel summier en van logische en gebruikelijke conversaties, zoals in gesprekken over legale zaken, is doorgaans geen sprake. Kennelijk hebben de deelnemers aan de verschillende chats aan een half woord genoeg en begrijpen ze elkaar goed, ook als verhullende termen worden gebruikt. De rechtbank leidt uit de chatberichten, ook in onderlinge samenhang bezien, af dat in deze berichten over illegale zaken is gechat.
Naar het oordeel van de rechtbank bieden de chatberichten in het dossier voldoende houvast om conclusies te trekken ten aanzien van de ten laste gelegde feiten. De rechtbank verenigt zich met de uitleg die de politie heeft gegeven aan de termen die in de chatberichten worden gebruikt. De rechtbank gaat er dus van uit dat er werd gecommuniceerd over onder andere cocaïne ( “boli”, “colo”, “topps” en “bottoms”) en heroïne (bruin) en over een hoeveelheid van 1 kilo (blok). Deze duiding is ook in lijn met hetgeen de rechtbank ambtshalve bekend is uit andere strafzaken. De rechtbank constateert dat de berichten – wanneer deze in onderlinge samenhang worden bezien – qua inhoud op elkaar aansluiten en dat ook de binnen de chats rondgestuurde foto’s hierbij passen.
Dat geen van de stoffen – waarover in de chatberichten wordt gesproken – in beslag is genomen, is gewogen en is getest, staat naar het oordeel van de rechtbank niet aan een bewezenverklaring in de weg. Op basis van de in de chatberichten gebruikte termen, de soms bijgevoegde foto’s waarop de drugs pontificaal in beeld staan, de besproken werkwijze van transport, de afgeschermde werkwijze (met versleutelde berichten, verborgen identiteit door het gebruik van chatID’s) en de door verdachte afgelegde (schriftelijke) verklaring, is het naar het oordeel van de rechtbank evident dat de berichten daadwerkelijk over verdovende middelen gingen. De in dit verband door de raadsman gevoerde verweren worden daarom verworpen.
Verklaring verdachte
Op basis van de eigen verklaring van verdachte stelt de rechtbank vast dat hij degene is geweest die gebruik maakte van het SKY-ID account [gebruikersnaam] .
Verdachte stelt dat veel chats die in het dossier zijn opgenomen bestaan uit grootspraak. De rechtbank stelt vast dat uit het hele dossier geen enkele aanwijzing naar voren komt die deze stelling van verdachte ondersteunt. Uit geen enkele chat volgt dat verdachte de afspraken of deals waarover wordt gesproken niet heeft kunnen waarmaken. Integendeel, uit de chats, die een langere periode bestrijken, blijkt dat er met verschillende partijen wordt onderhandeld over prijzen en dat drugs daadwerkelijk wordt verstuurd en ontvangen. De rechtbank gaat daarom voorbij aan deze stelling van verdachte.
Feit 3
De rechtbank is mede op basis van de eigen verklaring van verdachte en de in het dossier aanwezig chats van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte cocaïne heeft geëxporteerd.
Uit de chats kan worden afgeleid dat verdachte zich bezighield met het transporteren van drugs naar Engeland. Gelet op de gebruikte termen en de duiding daarvan door verdachte, in samenhang bezien met de gestuurde foto van een blok, ging het om het transport van cocaïne. Gezien de opmerking van verdachte dat hij gisteren de laatste “5 boli” (cocaïne) heeft weggedaan in samenhang bezien met het doorgestuurde track en trace-overzicht, houdt de rechtbank het ervoor dat dit transport ook daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. Dit geldt temeer nu verdachte ten overstaan van de politie heeft verklaard dat hij zich ook bezig hield met het transporteren van drugs naar het Verenigd Koninkrijk.
Dat het bij de ‘5 boli’” slechts om grootspraak ging, volgt de rechtbank dan ook niet zoals ook reeds hiervoor is overwogen.
Het dossier bevat onvoldoende aanknopingspunten om vast te kunnen stellen dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en een ander of anderen. De rechtbank acht het medeplegen dan ook niet bewezen.
Anders dan de officier van justitie acht de rechtbank niet bewezen dat verdachte ook de in de chat genoemde “8kg Coke” heeft uitgevoerd, nu deze hoeveelheid cocaïne niet binnen of omstreeks de tenlastegelegde periode naar het buitenland is verzonden.
Feit 4
De rechtbank is voorts van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het plegen van voorbereidingshandelingen ten behoeve van onder andere de uitvoer van cocaïne.
Dit volgt uit de tekst van de chats. Verdachte vraagt letterlijk wat er voorbereid moet worden en of dit voor 20 tops (cocaïne) is. Hij regelt de dozen. Deze chats in samenhang bezien met de overige chats in het dossier, waaruit blijkt dat verdachte zich bezighield met transport van harddrugs, acht de rechtbank voldoende om te kunnen concluderen dat de handelingen van verdachte erop gericht waren om de cocaïne te transporteren met het uiteindelijke doel om deze naar het buitenland uit te voeren.
De rechtbank acht het medeplegen niet bewezen, aangezien het dossier onvoldoende aanknopingspunten bevat om vast te kunnen stellen dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en een ander of anderen.
Feit 5
De rechtbank is van oordeel dat verdachte zich samen met anderen tevens schuldig heeft gemaakt aan de uitvoer van 9,5 kilo en 5 kilo cocaïne.
Verdachte heeft verklaard dat het hij het transport naar de Engeland regelde. In de chats wordt gesproken over transport via Manchester naar Londen, 9,5, veilig geland, 1750 per blok en 5 dat naar Londen moet. Dat het hier om hasj zou gaan, zoals verdachte heeft verklaard, kan nergens uit worden opgemaakt. Nergens in het dossier, in geen enkele chat of notitie, ook aangaande dit transport, wordt over hasj gesproken, wel over harddrugs. De rechtbank gaat ervan uit dat het hier ging om cocaïne. Zij baseert dat op de gebruikte term “blok” in samenhang bezien met de gehanteerde kosten/prijs. De rechtbank acht de stelling van verdachte dat het om hasj zou gaan dan ook ongeloofwaardig. Dit geldt temeer omdat hij pas in een laat stadium met deze verklaring is gekomen.
De rechtbank volgt verdachte ook niet voor zover hij heeft aangegeven dat zijn rol beperkt is gebleven tot het maken van labels. Uit de chats volgt dat verdachte onderhandelt over de wijze waarop een en ander moet plaatsvinden. Verdachte houdt vervolgens ook zicht op de transporten tot het moment van aankomst. Daarnaast is hij de contactpersoon. Dit betekent naar het oordeel van de rechtbank dat verdachte een significante bijdrage van voldoende gewicht heeft gehad en dat dus sprake is geweest van medeplegen.
Feit 6
De rechtbank is van oordeel dat verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan de uitvoer van cocaïne en heroïne.
De rechtbank baseert zich hierbij op de chats in het dossier waarbij ook een foto met een overzicht van de administratie is verzonden. De administratie bevestigt hetgeen in de chats wordt besproken. Zo wordt er in de chat op 23 november 2020 aangegeven dat er vandaag 3 blokken zijn verzonden wat overeenkomt met de administratie. Nadat verdachte betreffende foto via de chat doorstuurt, geeft hij aan dat dit de totale lijst betreft en dat hij het via Polen heeft verzonden. Op 12 december 2020 worden door verdachte track en trace-overzichten verzonden waarbij hij aangeeft dat alles bij hem aankomt, Polen maar soms ook Lithuania of de UK. Voor Australië is het beste via Lithuania en UK, maar hij bedoelt Lithuanie en Polen. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat niet enkel sprake is geweest van gesprekken zonder context, zoals de verdediging heeft gesteld, maar dat er daadwerkelijk is uitgevoerd. In zowel de chats als de administratie wordt gesproken over “bruin” (heroïne), “coke” en “colo” (cocaïne). Dat “bruin”, hasj zou betreffen, zoals verdachte heeft verklaard, acht de rechtbank ongeloofwaardig. Zij verwijst hiervoor naar hetgeen zij onder feit 5 heeft overwogen. Uit niets valt af te leiden dat de gesprekken over hasj zouden gaan. Daarnaast is het de rechtbank ambtshalve bekend dat met “br” of “bruin” doorgaans heroïne wordt bedoeld.
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat verdachte alle harddrugs die in de administratie zijn vermeld, waaronder ook heroïne, daadwerkelijk heeft verzonden en dat er niet enkel sprake is geweest van bezit. Zoals eerder overwogen met betrekking tot de feiten 3, 4 en 5 is gebleken dat verdachte zich bezighield met het exporteren van harddrugs en dit wordt bevestigd door de door verdachte verzonden administratie. Dat verdachte niet alle drugs die in deze administratie wordt vermeld zou hebben verzonden met bestemming buitenland, acht de rechtbank niet geloofwaardig. In de chats worden enkel andere landen dan Nederland genoemd en uit de bewezenverklaring van de feiten 3, 4 en 5 volgt dat steeds de uitvoer van drugs is bedoeld. Verdachte heeft zijn verklaring dat een deel niet naar het buitenland is verzonden bovendien geen handen en voeten gegeven.
De rechtbank is van oordeel dat er ook ten aanzien dit feit sprake is van medeplegen nu er uit de gesprekken, evenals bij feit 5, blijkt van een nauwe en bewuste samenwerking met een ander of anderen en een rol van verdachte die daarbij van voldoende gewicht is geweest.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1
op 7 november 2023 te Baarle Nassau en/of in België, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [verbalisant 1] en [verbalisant 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, als bestuurder van een personenauto (Volkswagen Tiguan), met verhoogde snelheid achteruit rijdende op het Tommels Bospad aldaar is ingereden op het dienstvoertuig waarin die [verbalisant 1] en [verbalisant 2] zich bevonden en
met die door verdachte bestuurde personenauto met (zeer) hoge snelheid op de snelweg het dienstvoertuig waarin [verbalisant 1] en [verbalisant 2] zich bevonden, meermalen heeft afgesneden, althans de vrije doorgang heeft versperd, waardoor die [verbalisant 2] hard moest remmen en/of bijsturen om een aanrijding te voorkomen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2
op 7 november 2023 te Baarle-Nassau, opzettelijk en wederrechtelijk een dienstvoertuig dat
aan Politie Nederland toebehoorde heeft beschadigd.
3
in de periode van 7 juli 2020 tot en met 15 december 2020 in Nederland, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet een hoeveelheid cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
4
in de periode van 14 juni 2020 tot en met 1 december 2020 in Nederland om een
feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te
bereiden, te weten
- het opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland brengen, al
dan niet als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet, en/of
- het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren, van ongeveer 20 blokken cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
- voorwerpen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte wist dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit, door
- een encryptische/PGP-telefoon voorhanden te hebben
- met behulp van voornoemde encryptische/PGP-telefoon gebruik te maken van een Sky-ECC account (te weten [gebruikersnaam] ),
- ( als gebruiker van het account [gebruikersnaam] ) een of meer (encryptische) (chat)
gesprekken te voeren met een of meer anderen over het bewerken, verwerken,
leveren, kopen en/of verkopen van hoeveelheden verdovende middelen,
- ( als gebruiker van het account [gebruikersnaam] ) een of meer afbeeldingen/foto’s van
hoeveelheden verdovende middelen te versturen.
5
in de periode van 22 oktober 2020 tot en met 13 december 2020 in Nederland tezamen en in vereniging met anderen meermalen opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland
heeft gebracht als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet 9,5 blokken cocaïne en 5 blokken cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst I.
6
in 19 augustus 2020 tot en met 14 december 2020 in Nederland tezamen
en in vereniging met anderen meermalen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland
heeft gebracht als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet cocaïne en
heroïne, zijnde cocaïne en/of heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 9 jaar met aftrek van de periode dat verdachte in voorarrest heeft gezeten, een geldboete ter hoogte van € 20.000,- en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 60 maanden met aftrek van de periode dat het rijbewijs van verdachte reeds ingevorderd is geweest.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. Zo de rechtbank een andersluidend oordeel is toegedaan, verzoekt de verdediging matiging van de strafeis van de officier van justitie.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Op 7 november 2020 heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan een geweldsincident. Verdachte heeft bij een achtervolging tot drie keer toe geprobeerd een dienstvoertuig waarin zich twee verbalisanten bevonden, te blokken waarbij een kans op een ernstig ongeval aanwezig was. Daarbij heeft verdachte het dienstvoertuig ook eenmaal bewust aangereden waardoor er schade aan dit dienstvoertuig is ontstaan. Het betrof een achtervolging vol gevaarlijke verkeerssituaties die drie kwartier heeft geduurd. Verdachte heeft zich door zo te handelen schuldig gemaakt aan een poging toebrengen zwaar lichamelijk letsel bij twee verbalisanten en beschadiging van een dienstvoertuig.
De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan, te meer omdat zijn actie was gericht tegen politieagenten die hun werk doen ten behoeve van de samenleving en die zich door het handelen van verdachte buitengewoon angstig hebben gevoeld. Dit blijkt niet alleen uit de processen-verbaal van bevindingen die door de desbetreffende verbalisanten zijn opgemaakt, maar ook uit de toelichting van de vorderingen tot schadevergoeding en hetgeen zij ter zitting hierover hebben verklaard. Zo heeft [verbalisant 2] daarbij aangegeven dat deze achtervolging de meest heftige ervaring van zijn carrière als politieagent is geweest. Naast de gevolgen voor de politieagenten, zorgen dergelijke incidenten ook voor gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving. Verdachte heeft zich om dit alles niet bekommerd. Voor hem telde enkel zijn doel om uit handen van de politie te blijven, waarbij hij niets uit de weg ging. Hiermee heeft verdachte niet alleen de verbalisanten in kwestie maar ook andere verkeersdeelnemers ernstig in gevaar gebracht. Nog steeds lijkt verdachte de ernst van zijn handelen niet in te zien gelet op zijn schriftelijke verklaring waarbij hij alle verantwoordelijkheid afschuift op de politie en het feit dat hij niet ter zitting heeft willen verschijnen.
Naast dit incident heeft verdachte zich gedurende een langere periode schuldig gemaakt aan het uitvoeren van harddrugs (cocaïne en heroïne) en het plegen van voorbereidingshandelingen hiertoe. Dit betreffen zeer ernstige feiten waarbij verdachte een essentiële rol heeft gehad en een onmisbare schakel is geweest in de grootschalige drugshandel. Zijn activiteiten maken namelijk mogelijk dat de harddrugs in het buitenland kan worden afgeleverd en verder kan worden verspreid. Zowel cocaïne als heroïne betreffen stoffen die verslavend werken en zeer schadelijk kunnen zijn voor de gezondheid van de gebruikers ervan. Daarbij komt dat door de uitvoer van drugs de (internationale) handel in verdovende middelen en alle nadelige effecten daarvan in stand worden gehouden. Verdachte heeft hieraan willens en wetens een bijdrage geleverd en heeft zich totaal niet bekommerd om de risico’s en gevolgen van zijn handelen. Hij heeft hier ook op geen enkel moment verantwoording voor genomen. Ondanks dat hij eerder is aangehouden voor drugsfeiten en de procedure tot vervolging van die feiten gaande was gedurende de tenlastegelegde periode in de onderhavige zaak, heeft dit hem blijkbaar op geen enkel moment ervan weerhouden om zich bezig te houden met de handel in harddrugs. Hij is hiertoe kennelijk overgegaan met als enige reden om er zelf financieel beter van te worden. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan. Temeer daar bij de huiszoeking op 7 november 2023 onder meer verpakkingsmaterialen en stoffen (MDMA en amfetamine) zijn aangetroffen die erop zouden kunnen duiden dat verdachte zich ruim 3 jaar later nog steeds bezig houdt met drugshandel.
De officier van justitie is bij zijn eis uitgegaan van een bewezenverklaring van een poging tot doodslag. Nu de rechtbank onder meer poging tot toebrengen zwaar lichamelijk letsel bewezen acht, legt zij een lagere straf op dan door de officier van justitie is gevorderd.
In het nadeel van verdachte houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat verdachte niet ter terechtzitting is verschenen, terwijl hij hiertoe gelet op de beslissing tot schorsing van de voorlopige hechtenis wel was gehouden. Ook op dit punt heeft verdachte geen verantwoordelijkheid genomen. De rechtbank houdt geen rekening met het tijdsverloop ten aanzien van de drugsfeiten, nu verdachte pas in november 2023 is aangehouden. De rechtbank heeft kennis genomen van de geschetste persoonlijke omstandigheden, maar zij is van oordeel dat de ernst van de bewezenverklaarde feiten geen ruimte laten voor een andere straf dan een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Gelet op de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht, straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd, en rekening houdend met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht komt de rechtbank tot een gevangenisstraf van 66 maanden. Daarnaast acht de rechtbank oplegging van een geldboete passend en geboden. Geldelijk gewin was immers het enige doel van verdachte om de bewezenverklaarde feiten te plegen. De rechtbank legt daarom een geldboete van € 30.000,- te vervangen door 185 dagen hechtenis aan verdachte op. Gelet op het gevaarzettende rijgedrag dat verdachte heeft vertoond ziet de rechtbank ook aanleiding een ontzegging van de rijbevoegdheid op te leggen voor een lange periode, te weten drie jaar.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.De benadeelde partij

7.1
De benadeelde partij [verbalisant 1] vordert een schadevergoeding van € 1218,- voor feit 1.
De benadeelde partij heeft aangevoerd dat hij nadelige mentale en fysieke gevolgen heeft ondervonden van het bewezenverklaarde handelen van verdachte. Verdachte heeft gesproken met collega’s en zijn naaste omgeving en heeft een aantal dagen lichamelijke klachten gehad. De rechtbank ziet de impact die het incident op de benadeelde partij heeft gehad en dat dit ook gevolgen voor hem heeft gehad. Zonder daaraan afbreuk te willen doen, overweegt de rechtbank dat het voor een toekenning van de gevraagde vergoeding nodig is dat ook daadwerkelijk sprake is van psychische schade. Er zijn echter geen medische stukken waar dit uit blijkt. In die zin is de vordering onvoldoende onderbouwd.
De rechtbank zal om deze reden de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren, nu verder onderzoek naar de vordering een onevenredige belasting van het strafproces met zich meebrengt. De vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
7.2
De benadeelde partij [verbalisant 2] vordert een schadevergoeding van € 1048,- voor feit 1.
De benadeelde partij heeft aangevoerd dat hij door het bewezenverklaarde handelen van verdachte nadelige mentale gevolgen heeft ondervonden en dat dit op impact op zijn werkzaamheden als politieagent. De rechtbank ziet de impact die het incident op de benadeelde partij heeft gehad en dat dit ook gevolgen voor hem heeft gehad. Zonder daaraan afbreuk te willen doen, overweegt de rechtbank dat het voor een toekenning van de gevraagde vergoeding nodig is dat ook daadwerkelijk sprake is van psychische schade. Er zijn echter geen medische stukken waar dit uit blijkt. In die zin is de vordering onvoldoende onderbouwd.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren, nu de beoordeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafproces met zich meebrengt. De vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

8.Het beslag

8.1
De verbeurdverklaring
De hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen zijn vatbaar voor verbeurdverklaring. De voorwerpen zijn bij dit onderzoek bij verdachte aangetroffen en kunnen voor soortgelijke feiten worden gebruikt.
8.2
De onttrekking aan het verkeer
De hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer.
De voorwerpen behoren aan verdachte toe en zijn van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.

9.De vordering tot tenuitvoerlegging

De officier van justitie heeft verzocht hem niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vordering nu is gebleken dat de pleegdata van de in onderhavige zaak tenlastegelegde feiten buiten de periode van de proeftijd vallen.
De rechtbank zal daartoe overgaan.

10.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 23, 24c, 33, 33a, 45, 47, 57, 63, 302 en 350 van het Wetboek van Strafrecht de artikelen 2, 10, 10a en 13a van de Opiumwet zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

11.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:Poging tot zware mishandeling, meermalen gepleegd;
feit 2:Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen;
feit 3:Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 4:Een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voorbereiden of bevorderen door voorwerpen en stoffen voorhanden te hebben,
waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit;
feit 5:Medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
feit 6:Medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 66 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
- veroordeelt verdachte tot
betaling van een geldboete van € 30.000,=;
- beveelt dat bij niet betaling van de geldboete,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
185 dagen;
Bijkomende straffen
- veroordeelt verdachte tot
een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen van 36 maanden;
- bepaalt dat de tijd dat het rijbewijs van verdachte ingevorderd is geweest in mindering wordt gebracht op de rijontzegging;
Beslag
- verklaart verbeurd de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten;
- Computer ( G_791854, Laptop zwart, merk Bravo);
- GSM (G_791857, Wit, merk Apple);
- GSM (G_791339, Zwart, merk Google);
- USB (G_791307, Zwart, merk Scandisk);
- USB (G_791315, Zwart, merk Scandisk).
Beslag
- verklaart onttrokken aan het verkeer de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:
- 18,38 gram verdovende middelen (G2655889);
- 25,75 gram verdovende middelen (G2655901).
Vordering tenuitvoerlegging
- verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in zijn vordering tot tenuitvoerlegging in de zaak onder parketnummer 02-810578-17;
Benadeelde partijen
- verklaart de benadeelde partijen [verbalisant 1] en [verbalisant 2] niet-ontvankelijk in de vorderingen en bepaalt dat de vorderingen bij de burgerlijke rechter kunnen worden aangebracht;
- veroordeelt de benadeelde partijen in de kosten van verdachte, tot nu toe begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.E. Dekker, voorzitter, mr. M. van de Wetering en
mr. E.G.F. Vliegenberg, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. Bles, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 21 oktober 2024.
mr. Van de Wetering, mr. Vliegenberg en mr. Bles zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
De tenlastelegging
1
Deelonderzoek poging doodslag
hij op of omstreeks 7 november 2023 te Baarle-Nassau, althans in Nederland, en/of Rijckevoorsel, gemeente Antwerpen, althans in België,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] opzettelijk van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
als bestuurder van een personenauto (Volkswagen Tiguan), in elk geval in een door hem, verdachte, bestuurde persnonenauto, met hoge snelheid, althans met verhoogde snelheid achteruit rijdende op het Tommelsebospad aldaar is ingereden / toegereden op het dienstvoertuig waarin die [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] zich bevonden en/of
meermalen, althans eenmaal, met die door verdachte bestuurde personenauto met (zeer) hoge snelheid, althans een aanzienlijke snelheid, op de snelweg op/tegen het (rijdende) dienstvoertuig, waarin die [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] zich bevonden, heeft ingereden, en/of tegen de zijkant van dat dienstvoertuig heeft ingereden en/of terwijl met hoge snelheid (op de snelweg) werd gereden en/of
het dienstvoertuig waarin [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] zich bevonden, meermalen, althans eenmaal, heeft afgesneden, althans de vrije doorgang heeft versperd, waardoor die [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] hard moesten remmen
en/of bijsturen om een aanrijding te voorkomen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
(art 287 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
2
Deelonderzoek poging doodslag
hij op of omstreeks 7 november 2023 te Baarle-Nassau, althans in Nederland, en/of Rijckevoorsel, gemeente Antwerpen, althans in België, opzettelijk en wederrechtelijk een dienstvoertuig, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele
aan Politie Nederland, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt
( art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
3
Feit 1 voorgeleidingpsv
hij in of omstreeks de periode van 7 juli 2020 tot en met 15 december 2020 te Oosterhout en/of Breda , althans in Nederland, en/of Oud-Turnhout, althans in België, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, al dan niet als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet, in elk geval meermalen, althans eenmaal, opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of
verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of aanwezig heeft gehad, een of meer hoeveelheid/heden cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij deOpiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet
( art 10 lid 5 Opiumwet, art 2 ahf/ond A Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
4
Feit 2 voorgeleidingpsv
hij in of omstreeks de periode van 14 juni 2020 tot en met 1 december 2020 te Oosterhout en/of Breda , althans in Nederland, en/of Oud-Turnhout, althans in België, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen,
te weten
- het opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen, al dan niet als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet, en/of
- het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren, en/of
- het opzettelijk vervaardigen
van ongeveer 20 blokken cocaïne, in elk geval een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet
- een ander heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te plegen en/of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen,
- zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen,
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s), wist(en) of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen
van dat feit, door
- een encryptische/PGP-telefoon voorhanden te hebben,
- met behulp van voornoemde encryptische/PGP-telefoon gebruik te maken van een Sky-ECC account (te weten [gebruikersnaam] ),
- (als gebruiker van het account [gebruikersnaam] ) een of meer (encryptische) (chat) gesprekken te voeren met een of meer anderen over het bewerken, verwerken, leveren, kopen en/of verkopen van hoeveelheden verdovende middelen,
- (als gebruiker van het account [gebruikersnaam] ) een of meer (encryptische) (chat)gesprekken te voeren met betrekking tot de prijs van de verdovende middelen,
- (als gebruiker van het account [gebruikersnaam] ) een of meer afbeeldingen/foto’s van hoeveelheden verdovende middelen te ontvangen en/of versturen en/of
- (als gebruiker van het account [gebruikersnaam] ) een of meer afbeeldingen/foto’s te sturen, van hoeveelheden flacons en/of kokers, althans verpakkingen, waar die verdovende middelen in verpakt en/of vervoerd kunnen worden, en/of die flacons
en/of kokers voorhanden te hebben;
( art 10a lid 1 ahf/sub 1 alinea Opiumwet, art 10a lid 1 ahf/sub 2 alinea Opiumwet, art 10a lid 1 ahf/sub 3 alinea Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
5
Feit 4 en 5 voorgeleidingpsv
hij in of omstreeks de periode van 22 oktober 2020 tot en met 13 december 2020 te Oosterhout en/of Breda , althans in Nederland, en/of Oud-Turnhout, althans in België, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, al dan niet als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet, in elkgeval meermalen, althans eenmaal, opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of
verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of aanwezig heeft gehad, ongeveer 9,5 blokken cocaïne en/of 5 blokken, althans een of meer hoeveelheid/heden cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet
( art 10 lid 5 Opiumwet, art 2 ahf/ond A Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
6
Feit 6 voorgeleidingpsv
hij in of omstreeks 19 augustus 2020 tot en met 14 december 2020 te Oosterhout en/of Breda , althans in Nederland, en/of Oud-Turnhout, althans in België, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, al dan niet als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet, in elk geval meermalen, althans eenmaal, opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of aanwezig heeft gehad, een of meer hoeveelheid/heden cocaïne en/of een of meer hoeveelheid/heden heroïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of heroïne,
zijnde cocaïne en/of heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet
( art 10 lid 5 Opiumwet, art 2 ahf/ond A Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )