ECLI:NL:RBZWB:2024:7118
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Wraking
- M. van Kralingen
- A. Broeders
- M. Haerkens-Wouters
- Rechtspraak.nl
Wrakingsverzoek kennelijk ongegrond in bestuursrechtelijke procedure
Op 17 oktober 2024 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beslissing genomen op een wrakingsverzoek van een verzoeker in een bestuursrechtelijke procedure. Het verzoek tot wraking was ingediend op 14 oktober 2024 en was gericht tegen mr. Steijn, die als belastingrechter optreedt in de hoofdzaak met nummer BRE 23/9956 IB/PVV. De verzoeker stelde dat hij geen vertrouwen had in een onafhankelijke behandeling van zijn zaak door de rechtbank en dat de uitgangspunten van het recht op een eerlijk proces niet zouden worden nageleefd. Hij vreesde bovendien dat de uiteindelijke uitspraak niet voldoende gemotiveerd zou zijn.
De wrakingskamer heeft in haar beoordeling vastgesteld dat een rechter op grond van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn. Alleen in uitzonderlijke omstandigheden kan er een zwaarwegende aanwijzing zijn voor vooringenomenheid. De wrakingskamer concludeerde dat de verzoeker niet voldoende concrete feiten of omstandigheden had aangedragen die zouden wijzen op willekeur of vooringenomenheid van de rechter. Eerdere ervaringen van de verzoeker met de rechtbank waren niet voldoende om de vrees voor vooringenomenheid objectief te rechtvaardigen.
Daarom heeft de wrakingskamer het verzoek tot wraking kennelijk ongegrond verklaard. De behandeling van de hoofdzaak zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van de schorsing door het wrakingsverzoek. De beslissing is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.