ECLI:NL:RBZWB:2024:7118

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 oktober 2024
Publicatiedatum
21 oktober 2024
Zaaknummer
C/02427613 / HA RK 24-202 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Rechters
  • M. van Kralingen
  • A. Broeders
  • M. Haerkens-Wouters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek kennelijk ongegrond in bestuursrechtelijke procedure

Op 17 oktober 2024 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beslissing genomen op een wrakingsverzoek van een verzoeker in een bestuursrechtelijke procedure. Het verzoek tot wraking was ingediend op 14 oktober 2024 en was gericht tegen mr. Steijn, die als belastingrechter optreedt in de hoofdzaak met nummer BRE 23/9956 IB/PVV. De verzoeker stelde dat hij geen vertrouwen had in een onafhankelijke behandeling van zijn zaak door de rechtbank en dat de uitgangspunten van het recht op een eerlijk proces niet zouden worden nageleefd. Hij vreesde bovendien dat de uiteindelijke uitspraak niet voldoende gemotiveerd zou zijn.

De wrakingskamer heeft in haar beoordeling vastgesteld dat een rechter op grond van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn. Alleen in uitzonderlijke omstandigheden kan er een zwaarwegende aanwijzing zijn voor vooringenomenheid. De wrakingskamer concludeerde dat de verzoeker niet voldoende concrete feiten of omstandigheden had aangedragen die zouden wijzen op willekeur of vooringenomenheid van de rechter. Eerdere ervaringen van de verzoeker met de rechtbank waren niet voldoende om de vrees voor vooringenomenheid objectief te rechtvaardigen.

Daarom heeft de wrakingskamer het verzoek tot wraking kennelijk ongegrond verklaard. De behandeling van de hoofdzaak zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van de schorsing door het wrakingsverzoek. De beslissing is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Wrakingskamer
Locatie: Breda
Procedurenummer: C/02427613 / HA RK 24-202
beslissing van 17 oktober 2024 op het wrakingsverzoek zoals bedoeld in artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht van:
[verzoeker], verzoeker.

1.Procesverloop

Het verloop van deze procedure blijkt onder meer uit:
 de processtukken zoals opgenomen in het procesdossier van de hoofdzaak met nummer BRE 23/9956 IB/PVV,
 het wrakingsverzoek van 14 oktober 2024,
 het e-mailbericht van de gewraakte rechter aan de wrakingskamer van 15 oktober 2024 waaruit blijkt dat hij niet in de wraking berust.

2.Het verzoek

2.1
Het verzoek strekt tot wraking van mr. Steijn (hierna: de rechter), optredend als belastingrechter in de bovengenoemde hoofdzaak. Dit verzoek berust op de gronden zoals die door verzoeker uiteen zijn gezet in het wrakingsverzoek van 14 oktober 2024.
2.2
De rechter berust niet in het verzoek tot wraking.

3.De gronden van het wrakingsverzoek

In de hoofdzaak is een zitting gepland op 17 oktober 2024. Verzoeker legt aan het wrakingsverzoek ten grondslag dat hij er geen vertrouwen in heeft dat de rechtbank zijn zaak onafhankelijk zal behandelen. Volgens verzoeker blijkt uit de correspondentie van de rechtbank dat de uitgangspunten van het recht op een eerlijk proces niet worden nageleefd. Daarnaast vreest verzoeker dat de uitspraak in de hoofdzaak niet voldoende gemotiveerd zal zijn.

4.De beoordeling

4.1
Op grond van artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht kan op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelt worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
4.2
De wrakingskamer stelt het volgende voorop. Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van een rechter geldt het uitgangspunt dat een rechter op grond van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn. Alleen een uitzonderlijke omstandigheid kan een zwaarwegende aanwijzing opleveren dat een rechter ten aanzien van een procespartij een vooringenomenheid koestert, of dat een bij een partij bestaande vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. De wrakingskamer moet daarom onderzoeken of de door verzoeker aangevoerde specifieke feiten en omstandigheden een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat de rechter jegens hem een vooringenomenheid koestert, of dat de door verzoeker geuite vrees daarvoor – objectief – gerechtvaardigd is.
4.3
Een dergelijke situatie doet zich naar het oordeel van de wrakingskamer in dit geval niet voor. Verzoeker maakt namelijk niet concreet op grond waarvan uit de correspondentie van de rechtbank zou blijken van willekeur of vooringenomenheid. Ook maakt verzoeker niet concreet waarom hij vreest dat de uiteindelijke uitspraak in de hoofdzaak niet goed gemotiveerd zal zijn. Verzoeker wijst hierbij op eerdere ervaringen met deze rechtbank, maar dat is gelet op het hiervoor beschreven uitgangspunt niet voldoende.
4.4
De wrakingskamer is dan ook van oordeel dat niet gebleken is dat er sprake is van enige schijn van vooringenomenheid, dan wel van een objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor. De wrakingskamer zal het verzoek daarom kennelijk ongegrond verklaren. Omdat sprake is van een kennelijk ongegrond wrakingsverzoek, laat de wrakingskamer de mondelinge behandeling van het verzoek achterwege overeenkomstig artikel 4, tweede lid, aanhef en onder a, van het Wrakingsprotocol van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (gepubliceerd op de website www.rechtspraak.nl, zie rechtbank Zeeland-West-Brabant, regels en procedures, wrakingsprotocol).

5.De beslissing

De wrakingskamer:
 verklaart het verzoek tot wraking kennelijk ongegrond;
 bepaalt dat de behandeling van de hoofdzaak met nummer BRE 23/9956 IB/PVV zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van de schorsing wegens de indiening van dit verzoek.
Deze beslissing is genomen op 17 oktober 2024 door mr. Van Kralingen, rechter en voorzitter, en mr. Broeders en mr. Haerkens-Wouters, rechters, in aanwezigheid van mr. Hamans, griffier. De beslissing wordt openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.