Op 16 oktober 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De zaak werd behandeld in Breda, waar de kinderrechter de belangen van de minderjarigen en de betrokken ouders, de moeder en de vader, in overweging nam. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarigen nog steeds in hun ontwikkeling worden bedreigd, ondanks enige positieve ontwikkelingen in de communicatie tussen de ouders. De vader en de moeder hebben beiden een co-ouderschapsregeling, maar er zijn zorgen over de opvoedvaardigheden van de moeder en de stabiliteit van de situatie voor de kinderen.
De gecertificeerde instelling, Stichting Jeugdbescherming Brabant, heeft verzocht om verlenging van de ondertoezichtstelling voor een jaar, omdat de ontwikkeling van de kinderen nog steeds bedreigd wordt. De moeder heeft aangegeven dat de situatie verbeterd is, maar vraagt zich af of een verlenging van een jaar gerechtvaardigd is. De vader is van mening dat de situatie nog niet voldoende is verbeterd en steunt het verzoek van de GI. De kinderrechter heeft de argumenten van beide ouders en de GI in overweging genomen en geconcludeerd dat de zorgen over de opvoedvaardigheden van de moeder en de ontwikkeling van de kinderen nog steeds aanwezig zijn.
Daarom heeft de kinderrechter besloten de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te verlengen van 31 oktober 2024 tot 31 oktober 2025, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad. De kinderrechter benadrukt het belang van de regie van de GI in deze situatie, gezien de kwetsbaarheid van de samenwerking tussen de ouders. De beschikking is openbaar uitgesproken en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.