ECLI:NL:RBZWB:2024:7080

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 oktober 2024
Publicatiedatum
18 oktober 2024
Zaaknummer
C/02/426889 / FA RK 24-4408
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. De Beer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen crisismaatregel opgelegd door burgemeester van Goes

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 16 oktober 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een door de burgemeester van de gemeente Goes opgelegde crisismaatregel. Betrokkene, geboren in 1995, had op 2 september 2024 een crisismaatregel opgelegd gekregen op basis van een medische verklaring van een onafhankelijke psychiater. Betrokkene heeft op 23 september 2024 beroep ingesteld tegen deze maatregel, stellende dat de maatregel onzorgvuldig was genomen en niet voldeed aan de voorwaarden van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Tijdens de mondelinge behandeling op 3 oktober 2024 zijn verschillende getuigen gehoord, waaronder de locoburgemeester, een psychiater en een arts, die allen de noodzaak van de crisismaatregel onderschreven. De rechtbank heeft beoordeeld of de burgemeester in redelijkheid de crisismaatregel kon nemen, waarbij werd gekeken naar de medische verklaring en de omstandigheden waaronder deze was opgesteld. De rechtbank concludeerde dat de burgemeester op basis van de medische verklaring van de psychiater mocht afgaan en dat er geen redenen waren om aan de diagnose te twijfelen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, waarmee de crisismaatregel in stand bleef.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/426889 / FA RK 24-4408
Datum uitspraak: 16 oktober 2024
Beroep tegen crisismaatregel
[betrokkene] ,
geboren op [geboortedag] 1995 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen betrokkene,
wonend in [plaats] ,
advocaat mr. M. Kalle te Middelburg.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De rechtbank neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- het beroepschrift met bijlagen van 22 september 2024, binnengekomen bij de rechtbank op 23 september 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 3 oktober 2024. Daarbij zijn gehoord:
- betrokkene (
telefonisch aanwezig), bijgestaan door zijn advocaat;
- mw. [naam 1] , locoburgemeester van de gemeente Goes;
- dhr. [naam 2] , psychiater;
- dhr. [naam 3] , arts;
- de moeder van betrokkene.
1.3.
Gelijktijdig is het verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging aansluitend op een voortzetting van de crisismaatregel (zaaknummer: C/02/426926 / FA RK 24-4427) behandeld. Tevens was om die reden mr. Yeral aanwezig, die betrokkene bijstaat in deze procedure.

2.De feiten en het verzoek

2.1.
Op 2 september 2024 om 23:20 uur heeft de burgemeester van de gemeente Goes aan betrokkene een crisismaatregel in de zin van artikel 7:1 van de Wvggz opgelegd.
2.2
Betrokkene heeft op 23 september 2024 beroep ingediend tegen de door de burgemeester verleende crisismaatregel. Betrokkene verzoekt de rechtbank de crisismaatregel te herzien en in te trekken, daar deze niet voldoet aan de voorwaarden zoals gesteld in de Wvggz. Betrokken meent dat:
a. er sprake is van een onzorgvuldige medische verklaring;
b. er onvoldoende bewijs is voor acuut gevaar;
c. alternatieven niet zijn overwogen;
d. er sprake is geweest van agressief politieoptreden zonder juridische grondslag;
e. hij zelfstandig van het dak is gekomen;
f. er onjuiste PVP-contactgegevens zijn verstrekt;
g. hij geen adequate zorg heeft gekregen voor zijn somatische klachten.
Tevens verzoekt betrokkene om een herbeoordeling van de situatie door een onafhankelijke psychiater zonder zakelijke relationele betrekkingen met de [zorginstelling] . Verder verzoekt betrokkene dat verplichte zorg niet op een andere manier wordt voortgezet, daar hij van mening is dat minder ingrijpende maatregelen passend zijn en er geen noodzaak is voor verdere gedwongen zorg.

3.Standpunten

3.1.
Bij gelegenheid van de mondelinge behandeling is door en namens betrokkene aangevoerd dat de crisismaatregel te snel en onzorgvuldig is genomen, hetgeen volgens betrokkene moet leiden tot een gegrondverklaring van het beroep. Ter onderbouwing moet worden gekeken naar wat de aanleiding was voor de crisismaatregel. De hulpofficier van justitie en de politie hadden bij de woning van betrokkene aangebeld. Zij gaven aan dat ze betrokkene kwamen ophalen voor onderzoek. Betrokkene schrok hiervan, en van de manier waarop hij werd benaderd. Betrokkene koos ervoor om de deur te sluiten, waarop een politieagent een voet tussen de deur zette. Op dat moment besloot betrokkene te vluchten waarbij een politieagent nog geprobeerd heeft om betrokkene bij zijn arm vast te pakken. Betrokkene was uiteindelijk naar het dak van zijn woning gevlucht. Hij is daar vervolgens zelf vanaf gekomen en toen bleken er nog politieagenten in zijn woning aanwezig te zijn. Betrokkene is toen beetgepakt en afgevoerd naar [zorginstelling] , met handboeien om zijn been, in een dwangdeken en met een spuugmasker op. Betrokkene werd bij [zorginstelling] direct in de isoleer geplaatst. Daar werd betrokkene bezocht door de onafhankelijke psychiater die de medische verklaring heeft opgesteld. Op basis van deze medische verklaring heeft de burgemeester de crisismaatregel genomen. Deze beslissing is echter onzorgvuldig genomen omdat betrokkene – door de werkwijze van de politie - op het moment dat de medische verklaring werd opgesteld niet zichzelf was. De burgemeester wist dat betrokkene op het dak van zijn woning had gezeten en moest daarom de afweging maken of betrokkene meteen onderzocht moest worden of niet. Verder begrijpt betrokkene dat het bij een crisismaatregel gaat om een ‘vermoeden’ van een psychische stoornis, echter is hij toch van mening dat de diagnose te snel is vastgesteld. Ook werd aangegeven dat er eerder geen gesprek met betrokkene mogelijk was, terwijl betrokkene graag had willen meewerken als hij wist dat er anders een crisismaatregel kon worden genomen.
Naast het feit dat betrokkene van mening is dat de medische verklaring onvoldoende is onderbouwd, betwist betrokkene ook dat er sprake zou zijn van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel. Er is onvoldoende objectief bewijs dat betrokkene grensoverschrijdend gedrag zou hebben vertoont.
Verder stelt betrokkene zich op het standpunt dat er geen alternatieven voor verplichte zorg zijn overwogen. Als het gesprek op een normale manier met betrokkene werd aangegaan, waren er wel degelijk alternatieven (zoals ambulante hulpverlening) mogelijk.
Tot slot heeft betrokkene in zijn beroepschrift gesteld dat er sprake was van agressief politieoptreden en dat er onjuiste PVP-contactgegevens aan hem werden verstrekt. Dit staat echter de rechtmatigheid van de crisismaatregel niet in de weg nu de burgemeester hierbij geen rol heeft gehad.
3.2.
De locoburgemeester heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat de burgemeester is afgegaan op het deskundig oordeel van de psychiater. De locoburgemeester weet niet of er een gesprek heeft plaatsgevonden tussen de politie en de burgemeester. Er is wel telefonisch contact geweest met de onafhankelijke psychiater. Daarnaast kan de burgemeester in het systeem nalezen wat de onafhankelijke psychiater heeft gerapporteerd. De burgemeester controleert dan of het proces zorgvuldig is verlopen. Dit is ook in dit geval gebeurd. In de medische verklaring stond beschreven dat indien er geen gedwongen zorg zou worden gegeven, er een gevaar zou ontstaan voor betrokkene zelf en zijn omgeving. Als burgemeester zijnde kan je niet anders dan afgaan op het deskundig oordeel van de onafhankelijke psychiater, tenzij er reden bestaan om hieraan te twijfelen. In dit geval bestonden er geen redenen om te twijfelen aan het oordeel van de onafhankelijke psychiater. Gelet hierop heeft de burgemeester de crisismaatregel afgegeven. De locoburgemeester zou zelf – ook nu na het horen van betrokkene – niet anders hebben gehandeld.
3.3.
Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft de arts toegelicht dat betrokkene een aantal dagen bij [zorginstelling] opgenomen is geweest. Tijdens het verblijf van betrokkene bij [zorginstelling] zag ook de arts hetzelfde ziektebeeld als hetgeen wat beschreven staat in de medische verklaring die is opgesteld door de onafhankelijke psychiater. Om die reden was er ook een voortzetting van de crisismaatregel aangevraagd. Daarnaast wordt er niet enkel gekeken naar het acute moment maar wordt ook de aanloop tot de crisismaatregel meegenomen in de beoordeling. Betrokkene stelt dat als de politie zich anders had opgesteld, hij niet opgenomen zou zijn geweest. De arts betwijfelt dit.
3.4.
De psychiater sluit zich aan bij hetgeen de arts tijdens de mondelinge behandeling naar voren heeft gebracht.
3.5.
De moeder van betrokkene heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat het mogelijk helpend geweest zou zijn als betrokkene door de politie op een andere manier was benaderd.

4.De beoordeling

Ontvankelijkheid van het beroep
4.1.
Gelet op het bepaalde in artikel 7:6 eerste lid Wvggz kan betrokkene door middel van een schriftelijk en gemotiveerd verzoek binnen drie weken na de dag waarop de burgemeester de crisismaatregel heeft genomen, bij de rechter beroep instellen tegen de crisismaatregel. Bij beschikking van 2 september 2024 heeft de burgemeester van de gemeente Goes ten aanzien van betrokkene een crisismaatregel genomen. Betrokkene heeft bij beroepschrift van 22 september 2024, binnengekomen bij de rechtbank op 23 september 2024, derhalve binnen de genoemde termijn, beroep ingesteld tegen de genomen crisismaatregel. Betrokkene is daarom ontvankelijk in zijn beroep
Rechtmatigheid van de crisismaatregel
4.2.
Op grond van artikel 7:1 Wvggz kan een burgemeester een crisismaatregel nemen ten aanzien van een persoon die zich in zijn gemeente bevindt, indien er onmiddellijk dreigend ernstig nadeel is, er een ernstig vermoeden bestaat dat het gedrag van een persoon als gevolg van een psychische stoornis dit dreigend ernstig nadeel veroorzaakt, met de crisismaatregel het ernstig nadeel kan worden weggenomen en de crisissituatie dermate ernstig is dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kan worden afgewacht. De burgemeester neemt een crisismaatregel niet dan nadat hij er voor zorg heeft gedragen dat een onafhankelijke psychiater in een medische verklaring zijn bevindingen hierover en over de actuele gezondheidstoestand van betrokkene vermeldt. De rechtbank dient in het kader van het onderhavige beroep te beoordelen of de burgemeester op basis van bovengenoemde criteria in redelijkheid een crisismaatregel kon nemen.
4.3.
Uit de stukken en uit de mondelinge behandeling blijkt dat aan betrokkene op 2 september 2024 om 23:20 uur een crisismaatregel is opgelegd op basis van een medische verklaring van een onafhankelijke psychiater die geoordeeld heeft dat op dat moment sprake was van een onmiddellijk dreigend ernstig nadeel en van een ernstig vermoeden dat dit nadeel werd veroorzaakt door gedrag dat voortvloeit uit een psychische stoornis, vermoedelijk te diagnosticeren als een paranoïde psychotisch toestandsbeeld, in DSM-afgeleide classificatie te benoemen als schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen en disruptieve, impulsbeheersings- en andere gedragsstoornissen. Omdat er sprake was van verzet kon naar het oordeel van de onafhankelijke psychiater het ernstig nadeel slechts worden weggenomen door het nemen van de crisismaatregel.
4.4.
Voor zover betrokkene naar voren heeft gebracht dat de medische verklaring op een onzorgvuldige wijze tot stand is gekomen, betreft dit een medisch oordeel dat tot de specifieke deskundigheid van de onafhankelijke psychiater behoort. De rapporterend psychiater heeft vanuit zijn deskundigheid een eigen onderzoek verricht en daarvan in de medische verklaring een gemotiveerd verslag gedaan. Dat betrokkene hierbij maar kort, net na het incident in de isoleer bij [zorginstelling] is gehoord, doet hier niet aan af. Betrokkene stelt dat hij niet zichzelf was op het moment dat de medische verklaring werd opgesteld, gelet op het onrechtmatig optreden van de politie. Hierdoor is er volgens hem een onjuiste diagnose gesteld. De burgemeester mocht echter, in beginsel, op dit deskundige oordeel van de onafhankelijke psychiater afgaan. Alleen als er aanwijsbare redenen waren om aan de juistheid van die vermoedelijke diagnose te twijfelen – en die twijfel ook gevolgen zou hebben voor de te nemen beslissing – had de burgemeester naar die diagnose nader onderzoek moeten (laten) doen. Het is de rechtbank onvoldoende gebleken dat de burgemeester aanwijsbare redenen had om aan de gestelde diagnose te twijfelen. Zoals blijkt uit de mondelinge behandeling heeft de onafhankelijke psychiater zijn onderzoek nader aan de burgemeester telefonisch toegelicht en heeft de burgemeester gecontroleerd of het proces zorgvuldig was verlopen. Aldus was de diagnose en het daaruit voortvloeiend onmiddellijk dreigend ernstig nadeel niet onbegrijpelijk en daarmee voldoende onderbouwd.
Bovendien blijkt uit de beslissing tot de crisismaatregel dat betrokkene niet kon worden gehoord. De onderzoekend psychiater heeft dit zo ook ingeschat. Dat betrokkene dit achteraf anders ziet, leidt niet tot de conclusie dat dit zo was en dat de burgemeester dit had moeten weten. Immers, betrokkene heeft een heel andere herinnering aan wat die dag is gebeurd dan alle andere personen.
Tot slot overweegt de rechtbank ook dat de arts tijdens de mondelinge behandeling heeft aangegeven dat hij bij betrokkene – tijdens zijn opname bij [zorginstelling] en dus na het afgeven van de crisismaatregel door de burgemeester - hetzelfde ziektebeeld heeft geconstateerd als hetgeen wat beschreven staat in de medische verklaring die is opgesteld door de onafhankelijke psychiater. Gelet op het voorgaande mocht de burgemeester zich bij zijn besluit tot het afgeven van de crisismaatregel baseren op de medische verklaring van de onafhankelijke psychiater.
4.5.
De rechtbank komt tot het oordeel dat de burgemeester in redelijkheid tot zijn besluit tot het afgeven van een crisismaatregel aan betrokkene heeft kunnen komen. De beslissing was niet onrechtmatig.
4.6.
Gelet op het voorgaande zal het beroep ongegrond worden verklaard. Aan een beoordeling van de overige verzoeken komt de rechtbank dan ook niet toe.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
verklaart het beroep tegen de crisismaatregel van 22 september 2024 ongegrond.
Deze beschikking is in het openbaar uitgesproken door mr. De Beer, rechter, in aanwezigheid van mr. Verplanke, griffier en op schrift gesteld op 16 oktober 2024.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.