ECLI:NL:RBZWB:2024:7079

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 oktober 2024
Publicatiedatum
18 oktober 2024
Zaaknummer
11207359 \ CV EXPL 24-3553 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Zander
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van de eisende partij in geschil met consument over bemiddeling bij woningverkoop

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 2 oktober 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, vertegenwoordigd door R&R Gerechtsdeurwaarders B.V., en een gedaagde, vertegenwoordigd door mr. F. Günes. De eiser had een overeenkomst van opdracht tot bemiddeling bij een woningverkoop gesloten met de gedaagde, die als consument fungeerde. Volgens artikel 20.6 van de consumentenvoorwaarden diende de eiser de gedaagde de keuze te geven tussen het voorleggen van het geschil aan de geschillencommissie of de rechter. De eiser heeft de gedaagde per e-mail op 8 februari 2024 geïnformeerd over deze keuze en de gedaagde heeft op 13 maart 2024, binnen de gestelde termijn van vijf weken, aangegeven de voorkeur te geven aan de geschillencommissie.

De kantonrechter oordeelde dat de eiser, door het geschil niet voor te leggen aan de geschillencommissie maar aan de rechter, niet heeft voldaan aan de verplichtingen uit de consumentenvoorwaarden. Hierdoor werd de eiser niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering. De rechter heeft ook de proceskosten ten laste van de eiser gesteld, die in het ongelijk is gesteld. De totale proceskosten zijn begroot op € 474,00 voor het incident en € 339,00 voor de hoofdzaak, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Tilburg
Zaaknummer: 11207359 \ CV EXPL 24-3553
Vonnis van 2 oktober 2024
in de zaak van
[V.O.F.] H.O.D.N. [eiser],
te [plaats],
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser],
gemachtigde: R&R Gerechtsdeurwaarders B.V.,
tegen
[gedaagde],
te [plaats],
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde],
gemachtigde: mr. F. Günes.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties,
- de incidentele vorderingen tot niet-ontvankelijkheid en oproeping in vrijwaring, alsmede de conclusie van antwoord in de hoofdzaak,
- de conclusie van antwoord in de incidenten.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] heeft met [gedaagde] als consument een overeenkomst van opdracht tot bemiddeling bij een woningverkoop gesloten (hierna te noemen: de overeenkomst). Op de overeenkomst zijn de algemene consumentenvoorwaarden en reglementen van de vereniging voor makelaars en taxateurs van toepassing (hierna te noemen: de consumentenvoorwaarden).
2.2.
In artikel 20 van de consumentenvoorwaarden (“
Wat gebeurt er als u een geschil met uw makelaar heeft?”) is onder meer het volgende opgenomen:
“(…)
6. Als de makelaar een geschil wil voorleggen, geeft hij u de keuze tussen de geschillencommissie en de rechter. Maakt u binnen vijf weken geen keuze? Dan mag de makelaar het geschil aan de rechter voorleggen.
2.3.
Partijen hebben een geschil over betaling van een factuur van € 4.537,00. In een e-mailbericht van de gemachtigde van [eiser] aan de gemachtigde van [gedaagde] van 8 februari 2024 staat hierover het volgende:
“(…)
Inmiddels heeft client inlichtingen ingewonnen en advies gevraagd bij de brancheorganisatie. Die hebben hem medegedeeld zijn stellingname betreffende de vordering te steunen en hem geadviseerd het geschil aan de geschillencommissie Makelaardij voor te leggen ex artikel 20.6 van de algemene voorwaarden. Er is ook een keuze voor de rechter. Ingevolge het laatstgenoemde artikel wenst client te vernemen of de heer [gedaagde] een voorkeur heeft voor een procedure bij de geschillencommissie danwel bij de burgerlijke rechter. Graag vernemen wij uiterlijk binnen 5 weken na heden van u.
In reactie daarop schrijft de gemachtigde van [gedaagde] aan de gemachtigde van [eiser] in een e-mailbericht van 13 maart 2024 het volgende:
“(…)
De voorkeur van cliënt gaat uit naar een procedure bij de geschillencommissie.
2.4.
Vervolgens heeft [eiser] [gedaagde] op 6 juli 2024 gedagvaard om op 17 juli 2024 bij de kantonrechter te verschijnen.

3.Het geschil

In de hoofdzaak
3.1.
[eiser] vordert – samengevat – betaling van haar factuur, vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
[gedaagde] voert verweer.
In het incident
3.3.
[gedaagde] vordert – samengevat – om [eiser] niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering bij de kantonrechter en (voorwaardelijk) om [gedaagde] toe te laten zijn e-partner in vrijwaring op te roepen.
3.4.
[eiser] voert verweer.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

In het incident
4.1.
In het kader van zijn incidentele vordering tot niet-ontvankelijkheid doet [gedaagde] een beroep op artikel 20.6 van de consumentenvoorwaarden. Daarin is concreet en helder beschreven wanneer [eiser] een geschil met een consument aan de rechter mag voorleggen. Er staat namelijk dat als [eiser] een geschil wil voorleggen, zij de consument de keuze moet geven tussen de geschillencommissie en de rechter. Alleen als de consument ervoor kiest dat [eiser] het geschil voorlegt aan de rechter, of als de consument niet binnen vijf weken een keuze maakt, mag [eiser] het geschil aan de rechter voorleggen. Als de consument kiest voor de geschillencommissie moet [eiser] het geschil (dus) voorleggen aan de geschillencommissie. Als de consument nog geen keuze heeft gemaakt en de termijn van vijf weken is nog niet verstreken, moet [eiser] afwachten.
4.2.
Overeenkomstig voormeld artikel 20.6 van de consumentenvoorwaarden heeft (de gemachtigde van) [eiser] [gedaagde] in een e-mailbericht van 8 februari 2024 meegedeeld dat zij haar geschil met [gedaagde] wil voorleggen aan de geschillencommissie of de rechter en dat zij [gedaagde] op grond van voormeld artikel in de gelegenheid stelt om binnen vijf weken door te geven of hij een voorkeur heeft voor de geschillencommissie of de rechter. Niet betwist is dat op 13 maart 2024 – en daarmee binnen vijf weken na de e-mail van [eiser] aan [gedaagde] van 8 februari 2024 en dus tijdig – (de gemachtigde van) [gedaagde] aan (de gemachtigde van) [eiser] per e-mail heeft laten weten dat [gedaagde] een voorkeur heeft voor een procedure bij de geschillencommissie.
4.3.
Het voorgaande brengt op grond van artikel 20.6 van de consumentenvoorwaarden mee dat [eiser] gehouden is om haar geschil met [gedaagde] voor te leggen aan de geschillencommissie. Aan die verplichting heeft [eiser] niet voldaan door het geschil via deze procedure aan de (kanton)rechter voor te leggen. Daarom zal de kantonrechter [eiser] niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering.
4.4.
Gezien het bovenstaande zal op de incidentele vordering tot oproeping in vrijwaring geen beslissing worden genomen.
4.5.
[eiser] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [gedaagde] worden begroot op:
- salaris gemachtigde
339,00
(1 punt × € 339,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
474,00
In de hoofdzaak
4.6.
Gelet op de beslissing in de incidentele vordering tot niet-ontvankelijkheid zal de kantonrechter [eiser] niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering.
4.7.
[eiser] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten betalen. De proceskosten van [gedaagde] worden begroot op € 339,00 (1 punt x € 339,00) aan salaris gemachtigde (plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing).

5.De beslissing

De kantonrechter
In het incident
5.1.
wijst de incidentele vordering tot niet-ontvankelijkheid toe,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten van € 474,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe,
In de hoofdzaak
5.3.
verklaart [eiser] niet-ontvankelijk in haar vordering,
5.4.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten van € 339,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe,
In het incident en in de hoofdzaak
5.5.
veroordeelt [eiser] tot betaling van de kosten van betekening als [eiser] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.6.
verklaart de veroordelingen uit dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Zander en in het openbaar uitgesproken op 2 oktober 2024.