ECLI:NL:RBZWB:2024:7069

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 oktober 2024
Publicatiedatum
18 oktober 2024
Zaaknummer
02-173491-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het voorhanden hebben van vuurwapens en munitie met bijzondere voorwaarden

Op 18 oktober 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 13 juli 2023 in Tilburg meerdere vuurwapens en munitie voorhanden had. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 549 dagen, waarvan 200 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar. De verdachte had een pistool, een geweer, patroonmagazijnen en een aanzienlijke hoeveelheid munitie in zijn woning. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van deze wapens en munitie, en dat hij ook de feitelijke macht had om hierover te beschikken. De verdediging voerde aan dat de wapens door een andere persoon in zijn woning waren geplaatst, maar de rechtbank achtte deze verklaring ongeloofwaardig. De rechtbank legde als bijzondere voorwaarde aan de voorwaardelijke straf een contactverbod op met een specifieke persoon, gezien de omstandigheden van de zaak en de gedragingen van de verdachte. De rechtbank baseerde haar beslissing op de ernst van het feit, de risico's voor de samenleving en de eerdere veroordelingen van de verdachte, hoewel deze langer dan twintig jaar geleden waren. De rechtbank hield ook rekening met de psychische toestand van de verdachte, maar concludeerde dat er geen aanleiding was voor vermindering van de toerekenbaarheid. De uitspraak is openbaar gemaakt en de rechtbank heeft de inbeslaggenomen wapens en munitie onttrokken aan het verkeer.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-173491-23
vonnis van de meervoudige kamer van 18 oktober 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag 1] 1970 te [geboorteplaats] ( [land] )
wonende te [woonadres]
raadsvrouw mr. F. el Makhtari, advocaat te Rotterdam

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 4 oktober 2024, waarbij de officier van justitie, mr. J. Peerboom, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering. De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 13 juli 2023 in Tilburg een pistool, een geweer, patroonmagazijnen en een hoeveelheid munitie voorhanden heeft gehad.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het aan hem ten laste gelegde feit heeft begaan. De wapens en munitie zijn in de woning van verdachte aangetroffen en er was sprake van een machtsrelatie. Verdachte heeft de wapens en munitie ook bewust aanwezig gehad. Dit volgt onder meer uit het aangetroffen DNA van verdachte en het feit dat verdachte de eigenaar was van de woning. Het door verdachte geschetste scenario dat [naam] de wapens in zijn woning heeft neergelegd, is niet geloofwaardig.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit vrijspraak van het tenlastegelegde. Verdachte heeft aangevoerd dat de wapens door [naam] in zijn woning zijn neergelegd. [naam] beschikte over een huissleutel van zijn woning en verbleef daar ook regelmatig. Daarnaast wist zij precies waar de wapens lagen en heeft zij op essentiële onderdelen tegenstrijdig verklaard. Verdachte had geen bewustheid van de aanwezigheid van de wapens en munitie in zijn woning. Daarbij komt dat de wapens en munitie niet voor het grijpen of in het zicht lagen. Het Openbaar Ministerie heeft nagelaten dit zeer aannemelijke scenario verder te onderzoeken. De verdediging merkt ten aanzien van het aangetroffen DNA nog op dat het niet anders kan dan dat het DNA van verdachte middels indirecte overdracht op het pistool terecht is gekomen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat er op 13 juli 2023 in de woning van verdachte aan [woonadres] een pistool en een geweer met bijbehorende patroonmagazijnen en een hoeveelheid munitie zijn aangetroffen. Het pistool met bijbehorende munitie is aangetroffen in een verborgen lade in een bureau in de huiskamer van de woning. Het geweer met bijbehorende munitie is aangetroffen onder de vloer op de zolder van de woning. Verdachte stond als enige ingeschreven op dit adres.
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het voorhanden hebben van een wapen of munitie in de zin van artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie is vereist dat verdachte het wapen of munitie bewust aanwezig heeft gehad. Die bewustheid hoeft zich niet uit te strekken tot de specifieke eigenschappen en kenmerken van het wapen of de munitie of tot de exacte locatie daarvan. Voor het bewijs van dergelijke bewustheid geldt dat daarvan ook sprake kan zijn in een geval dat het niet anders kan dan dat verdachte zulke bewustheid heeft gehad. Ook moet voor het voorhanden hebben van een wapen of munitie de verdachte daarover feitelijke macht kunnen uitoefenen in die zin dat hij daarover kan beschikken. Daarvoor hoeft het wapen of de munitie zich niet noodzakelijkerwijs in de directe nabijheid van de verdachte te bevinden.
De rechtbank stelt daarnaast vast dat uit de verklaringen van [naam] volgt dat verdachte wapens tot zijn beschikking had en dat deze wapens vervolgens ook in de woning van verdachte zijn aangetroffen. Het enkele feit dat [naam] op bepaalde punten wisselend heeft verklaard, doet daar niets aan af.
Verdachte heeft verklaard dat hij niet wist dat de wapens en munitie in zijn woning lagen. Hij heeft aangevoerd dat er sprake was van een doordacht complot tegen hem waarbij [naam] de wapens en munitie in zijn woning heeft neergelegd. De verdediging heeft aangevoerd dat [naam] inconsistent heeft verklaard.
De rechtbank is van oordeel dat er in beginsel van uit mag worden gegaan dat een bewoner weet wat er in zijn woning aanwezig is. Er kan van dit uitgangspunt worden afgeweken indien de bewoner een aannemelijke, alternatieve verklaring heeft waaruit volgt dat hij zich van die aanwezigheid niet bewust hoefde te zijn.
De rechtbank is van oordeel dat de manieren waarop, en de plaatsen waar, de wapens en munitie zijn aangetroffen geen ondersteuning bieden voor het door verdachte geschetste scenario. Het pistool is aangetroffen in een verborgen lade. Verdachte heeft verklaard dat hij zijn geld en waardevolle spullen in deze verborgen lade bewaarde. De rechtbank acht het hoogst onwaarschijnlijk dat [naam] het pistool onopgemerkt in de verborgen lade heeft neergelegd. Voornamelijk gelet op het feit dat verdachte blijkens zijn eigen verklaring regelmatig gebruik maakte van de verborgen lade.
Het geweer is aangetroffen onder de vloer op de zolder van de woning. De zolder was alleen te bereiken door middel van een vlizotrap. De vloer van de zolder was bedekt met houten platen die waren vastgeschroefd. Slechts bij één van de platen waren de schroeven schoon. Nadat deze plaat was losgeschroefd bleek dat daaronder houten planken zaten waarvan ook één plank met nieuwe schroeven was vastgeschroefd. Onder deze plank werd het geweer en de munitie aangetroffen. De rechtbank ziet geen begin van aannemelijkheid voor het scenario dat [naam] onopgemerkt op de zolder van verdachte platen en planken uit zijn vloer heeft geschroefd, een geweer met bijbehorende munitie daaronder heeft geplaatst en vervolgens nieuwe schroeven in de platen en planken heeft bevestigd. Verdachte heeft daarnaast nog verklaard dat het geweer ook kan toebehoren aan de oude bewoners van de woning. Dat scenario schuift de rechtbank eveneens terzijde gelet op het feit dat verdachte sinds 2018 in de woning staat ingeschreven in combinatie met de omstandigheid dat er schone en nieuwe schroeven in de houten planken zaten. Dit wijst niet op een constructie die meer dan vijf jaar geleden is aangebracht.
Verdachte heeft bovendien bij de politie verklaard dat hij de enige bewoner was en dat hij als enige over een huissleutel beschikte. Ook dit maakt het onaannemelijk dat [naam] de wapens in de woning van verdachte heeft neergelegd.
Concluderend ziet de rechtbank in het dossier geen aanknopingspunten die het geschetste scenario van verdachte ondersteunen. Alles in onderlinge samenhang bezien is de rechtbank van oordeel dat de verklaring van verdachte ongeloofwaardig is. Het verwijt dat het Openbaar Ministerie te weinig onderzoek heeft gedaan naar het door verdachte geschetste scenario treft dan ook geen doel.
Op grond van hiervoor genoemde omstandigheden is de rechtbank dan ook van oordeel dat verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de wapens en munitie en dat hij ook de macht had hierover te beschikken.
De rechtbank acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 13 juli 2023 te Tilburg meerdere wapens van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie en munitie van categorie III te weten
- een semiautomatisch pistool van het merk Crvena Zastava, type Mod. 70, kaliber 7,65 mm Browning, zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool en
- acht kogelpatronen, diverse merken, kaliber 7,65 mm Browning, en
- een semiautomatisch geweer van het merk Saginaw, type M1A1, kaliber .30 Ml Carbine, zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer en
- twee patroonmagazijnen merk onbekend, kaliber .30 Ml Carbine, bestemd en passend in voornoemd geweer van het merk Saginaw en
- veertien kogelpatronen, waarvan elf stuks van het merk Prvi Partisan Uzice, voormalige Joegoslavië en drie stuks van het merk Dynamit Nobel, Duitsland, kaliber .30 Ml Carbine en
- tien kogelpatronen op laadstrip van het merk Dynamit Nobel, Duitsland, kaliber .30 Ml Carbine en
- dertig kogelpatronen, waarvan 15 stuks van het merk Prvi Partisan Uzice, voormalige Joegoslavië en 15 stuks van het merk Dynamit Nobel, Duitsland, kaliber .30 Ml Carbine
voorhanden heeft gehad
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 720 dagen waarvan 371 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar, met aftrek van voorarrest.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit dat gelet op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) en straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd, kan worden volstaan met een gevangenisstraf gelijk aan voorarrest.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Aard en ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van twee semiautomatische vuurwapens, patroonmagazijnen en een hoeveelheid munitie. De patroonmagazijnen en munitie waren geschikt voor de aangetroffen vuurwapens. De vuurwapens konden dus daadwerkelijk worden gebruikt. Het semiautomatische pistool is gebruiksklaar aangetroffen en lag binnen handbereik in een bureau in de huiskamer van verdachte.
Er wordt streng opgetreden tegen het illegaal voorhanden hebben van een vuurwapen. Het voorhanden hebben van een vuurwapen brengt namelijk grote risico’s met zich mee. Vuurwapens worden steeds vaker gebruikt bij het plegen van strafbare feiten en vuurwapens kunnen (ook bij het enkel voorhanden hebben daarvan) tot zeer gevaarzettende situaties leiden. Dit brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van de samenleving met zich mee. Voorts valt door een toename van wapenbezit een drempelverlaging ten aanzien van het gebruik daarvan te vrezen. Deze vrees acht de rechtbank in onderhavige zaak alleszins gerechtvaardigd nu uit het dossier blijkt dat verdachte er niet voor schuwt om zijn bedreigende uitspraken kracht bij te zetten door het dreigen met een vuurwapen en/of het daadwerkelijk tonen van een vuurwapen. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
Persoon en persoonlijke omstandigheden van verdachte
In het nadeel van verdachte weegt de rechtbank mee dat verdachte geen enkele verantwoordelijkheid heeft genomen voor de aanwezigheid van de vuurwapens en munitie in zijn woning. Gelet op de bewezenverklaring is de rechtbank van oordeel dat verdachte tegen beter weten in is blijven ontkennen en vast blijven houden aan een ongeloofwaardig scenario.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op het strafblad van verdachte. Daaruit volgt dat verdachte eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld, maar dat dit langer dan twintig jaar geleden is.
De rechtbank heeft kennis genomen van de rapportage van het Pieter Baan Centrum dat op 17 juni 2024 over verdachte is opgesteld. Hieruit volgt dat er bij verdachte ten tijde van het bewezenverklaarde sprake was van een psychische stoornis, te omschrijven als een narcistische persoonlijkheidsstoornis en antisociale trekken. De onderzoekers zien geen aanleiding om doorwerking van eventuele psychopathologie en/of disfuncties vast te stellen. Hierdoor is er gedragskundig geen aanleiding om een vermindering in de toerekenbaarheid te adviseren. Zij zien daarom ook geen aanleiding tot het adviseren van een behandeling in een juridisch kader ter vermindering van de recidivekans.
De rechtbank houdt in strafverzwarende zin rekening met de houding van verdachte. Verdachte heeft geweigerd om mee te werken aan de persoonlijkheidsonderzoeken. De rechtbank heeft ter terechtzitting eveneens kennis genomen van de dwarse houding van verdachte. Verdachte erkent geen gezag en maakt een agressieve indruk.
De rechtbank heeft tot slot kennis genomen van het reclasseringsadvies dat op 3 oktober 2024 over verdachte is opgesteld. Hieruit komt naar voren dat de reclassering, gelet op de ontkennende proceshouding van verdachte, niet tot een delictsanalyse kan komen.
De reclassering adviseert om bij een veroordeling een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarde een contactverbod met [naam] . De reclassering ziet geen aanknopingspunten om bijzondere voorwaarden op te leggen omdat verdachte heeft aangegeven dat hij geen reclasseringsbemoeienis wenst.
Straf
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een langdurige gevangenisstraf. Bij het bepalen van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank de in het LOVS vastgestelde oriëntatiepunten en de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd in ogenschouw genomen.
De eis van de officier van justitie acht de rechtbank in het licht van bovengenoemde strafverzwarende omstandigheden alleszins te begrijpen. De in de LOVS vastgestelde oriëntatiepunten doen de rechtbank oordelen hiervan enigszins ten gunste van verdachte af te wijken. De rechtbank is van oordeel dat er geen langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf hoeft te volgen dan de dagen die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht. Desalniettemin maken de strafverzwarende omstandigheden dat de rechtbank het noodzakelijk acht een forse voorwaardelijke gevangenisstraf met een lange proeftijd op te leggen om recidive te voorkomen.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van 549 dagen waarvan 200 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar passend en geboden is. De rechtbank ziet geen ruimte voor een andere of lichtere sanctie.
De rechtbank legt als bijzondere voorwaarde een contactverbod met [naam] op. Gelet op alle omstandigheden van het geval acht de rechtbank de kans aannemelijk dat verdachte zich belastend zal gedragens jegens [naam] . Daarnaast heeft verdachte verklaard dat hij geen bezwaar heeft tegen een contactverbod.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36b, 36d en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 549 dagen, waarvan 200 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat veroordeelde
op geen enkele wijze - direct of indirect - contact heeft of zoekt met [naam] , geboren op [geboortedag 2] 1972, zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
- geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Beslag
- verklaart onttrokken aan het verkeer de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:
* 1 STK Aardappelschilmesje, kleur zwart (G2614722);
* 1 STK Steekwapen, zelfgemaakte shank van een breinaald (G2614722);
* 1 STK Hennep, zakje gebruikershoeveelheid (G2614724);
* 1 STK Pistool, grijs pistool bruin handvat (PL2000-2023174847-2614690);
* 8 STK Munitie, 8 patronen (PL2000-2023174847-2614698);
* 1 STK Munitie, onbekend aantal patronen (PL2000-2023174847-2614821);
* 1 STK Munitie, clip met patronen (PL2000-2023174847-2614823).
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.M. Pooyé, voorzitter, mr. W.A.H.A. Schnitzler-Strijbos en mr. J.P.E. Mullers, rechters, in tegenwoordigheid van mr. N.H.P. van der Linde en mr. A. van Krevel, griffiers, en is uitgesproken ter openbare zitting op 18 oktober 2024.
Mr. Mullers is niet in de gelegenheid om dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I: de tenlastelegging
hij op één of meerdere tijdstippen op of omstreeks 13 juli 2023 te Tilburg, in elk geval in Nederland, een of meerdere wapens van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie en/of munitie van categorie III te weten
- een (semiautomatisch) pistool van het merk Crvena Zastava, type Mod. 70, kaliber 7,65 mm Browning, zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool en/of
- acht, in elk geval een of meer, kogelpatronen, diverse merken, kaliber 7,65 mm Browning, in elk geval munitie van categorie III en/of
- een (semiautomatisch) geweer van het merk Saginaw, type M1A1, kaliber .30 Ml Carbine, zijnd een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool en/of
- twee, in elk geval een, patroonmagazijnen merk onbekend, kaliber .30 Ml Carbine, bestemd en passend in voornoemd geweer van het merk Saginaw, in elk geval een wapen van categorie III en/of
- veertien, in elk geval een of meer, kogelpatronen, waarvan elf stuks van het merk Prvi Partisan, voormalige Joegoslavië en/of drie stuks van het merk Dynamit Nobel, Duitsland, kaliber .30 Ml Carbine, in elk geval munitie van categorie III en/of
- tien, in elk geval een of meer, kogelpatronen op laadstrip van het merk Dynamit Nobel, Duitsland, kaliber .30 Ml Carbine, in elk geval munitie van categorie III en/of
- dertig, in elk geval een of meer, kogelpatronen , waarvan 15 stuks van het merk Prvi Partisan, voormalige Joegoslavië en/of waarvan 15 stuks van het merk Dynamit Novel, Duitsland, kaliber .30 Ml Carbine, in elk geval munitie van categorie III,
voorhanden heeft gehad;
(art 26 lid 1 Wet wapens en munitie)