ECLI:NL:RBZWB:2024:7068

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 oktober 2024
Publicatiedatum
18 oktober 2024
Zaaknummer
02-109969-24
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een vader voor mishandeling van zijn dochter met een pollepel

Op 18 oktober 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een vader die zijn dochter heeft mishandeld. De verdachte is veroordeeld voor het slaan van zijn vijfjarige dochter met een pollepel, wat resulteerde in letsel. De rechtbank heeft vastgesteld dat het letsel op 30 maart 2024 is geconstateerd en dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de mishandeling. De officier van justitie vorderde een taakstraf van 100 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden, wat de rechtbank heeft opgelegd. Daarnaast is er een contactverbod opgelegd voor de duur van twee jaar, met bijzondere voorwaarden voor reclassering en opvoedondersteuning. De rechtbank heeft de ernst van de mishandeling benadrukt, vooral gezien de jonge leeftijd van het slachtoffer en de rol van de vader als verzorger. De verdachte heeft geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn daden en heeft ontkend dat hij zijn dochter heeft mishandeld. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie toegewezen en de verdachte veroordeeld tot een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf, met de nadruk op de noodzaak van hulpverlening en toezicht door de reclassering.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-109969-24
vonnis van de meervoudige kamer van 18 oktober 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag 1] 1988 te [geboorteplaats] ( [land] )
wonende te [woonadres]
raadsvrouw mr. M.R.F. Berte, advocaat te Tilburg

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 4 oktober 2024, waarbij de officier van justitie, mr. J. Peerboom, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zijn dochter, [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ), heeft mishandeld door haar met een pollepel te slaan.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de mishandeling van zijn dochter [slachtoffer] door haar meermaals met een pollepel te slaan. Hij baseert zich daarbij onder meer op de verklaringen die zijn afgelegd door [slachtoffer] tegenover de politie als ook tegenover haar moeder, de letselrapportage en het feit dat de lepel past bij het toegebrachte letsel. Een ander scenario is onaannemelijk.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen. [slachtoffer] heeft niet in het bijzijn van de verbalisanten verklaard dat verdachte haar heeft geslagen met een pollepel. [verbalisant 1] stelt dat [slachtoffer] dit heeft verklaard, maar de overige verbalisanten die ter plaatse waren bevestigen dit niet. Het enige bewijs wat resteert is de verklaring van de moeder van [slachtoffer] en het toegebrachte letsel. Verdachte heeft altijd stellig ontkend dat hij [slachtoffer] heeft mishandeld. Op basis van het dossier kan niet met voldoende mate van zekerheid worden bewezen dat het verdachte was die het letsel aan [slachtoffer] heeft toegebracht. De moeder van [slachtoffer] was ook in de woning aanwezig en kan het letsel ook aan haar hebben toegebracht. Verdachte dient integraal te worden vrijgesproken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Vaststelling van de feiten
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat er op 30 maart 2024 letsel is geconstateerd bij de destijds vijfjarige [slachtoffer] , de dochter van verdachte. Dit letsel bestond uit ronde en ovale plekken met bloeduitstortingen op haar billen en bovenbenen.
Heeft verdachte het letsel toegebracht?
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of het verdachte was die het letsel aan [slachtoffer] heeft toegebracht.
De moeder van [slachtoffer] , mevrouw [naam] , heeft verklaard dat zij in de ochtend van 30 maart 2024 haar dochter wilde douchen. Haar dochter wilde dit niet en werd emotioneel. Mevrouw [naam] hoorde haar dochter zeggen dat verdachte haar had geslagen. De verbalisanten kwamen ter plaatse en [verbalisant 2] constateerde dat [slachtoffer] letsel had in de vorm van grote rode en blauwe plekken op haar billen en bovenbenen. Mevrouw [naam] liep naar de keuken en pakte een houten pollepel uit de keukenlade. De verbalisanten toonden de pollepel aan [slachtoffer] . Zij knikte bij het zien van de pollepel. [slachtoffer] heeft ook toegegeven dat haar vader haar geslagen had met de lepel. De rechtbank heeft geen reden om hieraan te twijfelen.
Door een forensisch arts van de GGD is het letsel van [slachtoffer] onderzocht. Op haar billen en bovenbenen bevonden zich ronde en ovale plekken met bloeduitstortingen. Het letsel past bij toegebracht letsel en is veroorzaakt door een uitwendige krachtinwerking. Het letsel past bij een voorwerp met een bolle vorm en is passend bij de gemelde toedracht, te weten het slaan met een houten pollepel.
Verdachte heeft ontkend dat hij [slachtoffer] heeft geslagen. Hij heeft wisselend verklaard over de mogelijke reden van het ontstaan van het letsel bij zijn dochter. Verdachte heeft bij de politie verklaard dat het letsel het gevolg zou kunnen zijn van het spelen met haar zusje of een allergie. Dit scenario wordt weerlegd door de bevindingen van het letselonderzoek, waarin is geconcludeerd dat sprake is van toegebracht letsel.
Daarnaast heeft de verdediging aangevoerd dat de vrouw van verdachte het letsel toegebracht zou kunnen hebben. Verdachte heeft daarbij aangevoerd dat dit alles voortvloeit uit een complot dat zijn vrouw tegen hem heeft bedacht om van hem te kunnen scheiden. De rechtbank acht dit scenario onaannemelijk. Er zijn in het dossier geen aanknopingspunten aanwezig die het scenario van verdachte ondersteunen. De verklaring van mevrouw [naam] wordt wel ondersteund door de bevestiging van [slachtoffer] dat zij door haar vader is geslagen.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de mishandeling zoals deze ten laste is gelegd.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
in de periode van 20 maart 2024 tot en met 29 maart 2024 te [plaats] zijn kind, [slachtoffer] , heeft mishandeld door haar meermaals met kracht met een pollepel op de billen/bovenbenen te slaan.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een taakstraf van 100 uur, met aftrek van voorarrest, in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden met een proeftijd van twee jaar. Aan de voorwaardelijke gevangenisstraf dienen de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden te worden verbonden, met uitzondering van het contactverbod. Hij heeft gevorderd het contactverbod op te leggen in de vorm van een vrijheidsbeperkende maatregel voor de duur van twee jaar, waarbij elke overtreding van die maatregel ertoe leidt dat verdachte een vervangende hechtenis van veertien dagen moet ondergaan, met een maximum van zes maanden. De officier van justitie vordert de dadelijke uitvoerbaarheid van deze maatregel.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte heeft sinds 30 maart 2024 zijn dochters niet meer gezien. Verdachte is bereid medewerking te verlenen aan interventies en opvoedondersteuning. Hij hoopt op contactherstel met zijn dochters en hulp van de gemeente om te kunnen werken aan zijn schuldenproblematiek. Verdachte wil zijn leven zinvoller inrichten met daarin een voorname rol als vader voor zijn kinderen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Aard en ernst van het feit
Verdachte heeft zijn destijds vijfjarige dochter [slachtoffer] mishandeld door haar meermalen met kracht met een pollepel te slaan. Het is bij uitstek de taak van iedere ouder om zorg te dragen voor het geestelijk en lichamelijk welzijn van zijn of haar kind. Des te schokkender is het wanneer een kind letsel – in welke vorm dan ook – oploopt door moedwillige mishandeling door één van zijn ouders. Dit is wat [slachtoffer] is overkomen. Zij heeft ernstig letsel opgelopen in de vorm van forse bloeduitstortingen op haar billen en benen. Hierdoor heeft [slachtoffer] pijn ondervonden. Ook zal het geweld door haar vader voor [slachtoffer] angstige momenten hebben opgeleverd zoals reeds blijkt uit de verklaring die zij heeft afgelegd tegenover haar moeder. De ernst van de letsel wordt onderstreept door de verklaring van een medewerker van de crisisdienst, die tegenover de politie aangaf dat zij in een diensttijd van tien jaar nog nooit dergelijk ernstig letsel had meegemaakt.
Verdachte heeft met zijn handelen zowel de lichamelijke als de psychische integriteit van [slachtoffer] ernstig geschonden. Het toepassen van geweld en veroorzaken van letsel bij, door hun leeftijd, weerloze kinderen die voor hun verzorging volledig afhankelijk zijn van hun ouders, is volstrekt ontoelaatbaar. De mishandeling vond bovendien plaats in het eigen huis, een plek waar [slachtoffer] zich bij uitstek veilig zou moeten voelen, maar waar zij daarentegen werd geconfronteerd met geweld. Verdachte heeft het vertrouwen dat [slachtoffer] in hem mocht hebben ernstig geschonden. Verdachte heeft [slachtoffer] pijn, letsel en angst bezorgd en haar ‘thuis’ tot een onveilige plek gemaakt. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
De persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte
In het nadeel van verdachte weegt de rechtbank mee dat verdachte geen enkele verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn handelen. Gelet op de bewezenverklaring is de rechtbank van oordeel dat verdachte tegen beter weten in is blijven ontkennen.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op het strafblad van verdachte. Daaruit volgt dat hij niet eerder met justitie in aanraking is gekomen.
De rechtbank heeft daarnaast kennis genomen van het reclasseringsadvies dat op 26 september 2024 over verdachte is opgesteld. Hieruit komt naar voren dat de reclassering, gelet op de ontkennende proceshouding van verdachte, niet tot een delictsanalyse kan komen. Hierdoor kan de reclassering het risico op recidive en letsel niet inschatten. De reclassering adviseert om bij een veroordeling een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met een aantal bijzondere voorwaarden. De reclassering acht het van belang dat contactherstel tussen verdachte en zijn dochters gaat plaatsvinden. Voorts vermeldt de reclassering in haar rapport dat verdachte een meewerkende houding toont ten aanzien van interventies en dat zij voortgang van deze en nog komende interventies van belang acht voor de kinderen.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij sinds 30 maart 2024 geen contact meer heeft gehad met zijn kinderen. Hij heeft een moeilijke tijd achter de rug omdat hij geen werk heeft en de schulden zich blijven opstapelen. Verdachte wil overal aan meewerken zodat hij zijn kinderen weer kan zien.
Straf
Bij het bepalen van de strafmaat heeft de rechtbank rekening gehouden met de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) en de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
Alles afwegende komt de rechtbank tot het oordeel dat oplegging van de door de officier van justitie geëiste straf passend en geboden is. De rechtbank legt aan verdachte een taakstraf van 100 uur op, met aftrek van voorarrest, in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden met een proeftijd van twee jaar. Een forse voorwaardelijke gevangenisstraf acht de rechtbank met name van belang om de ernst van het feit te benadrukken, maar ook om zoveel als mogelijk te waarborgen dat in toekomstige situaties het emotionele en fysieke welzijn van zijn kinderen door verdachte voorop wordt gesteld. De rechtbank is van oordeel dat het in het belang van verdachte en zijn kinderen is dat verdachte hulp krijgt van de reclassering. Aan de voorwaardelijke gevangenisstraf zal de rechtbank daarom de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden verbinden, met uitzondering van het contactverbod. De rechtbank ziet geen ruimte voor een andere of lichtere sanctie.
MaatregelHet contactverbod zal de rechtbank opleggen op grond van artikel 38v Wetboek van Strafrecht. Het contactverbod zal worden opgelegd voor de duur van twee jaar en bijovertreding van dit contactverbod zal de rechtbank een vervangende hechtenis van veertien dagen bepalen, met een maximum van zes maanden. De rechtbank ziet hiertoe aanleiding vanwege de ernst van het feit en de jonge leeftijd van het slachtoffer. Het is van belang dat de reclassering het contactherstel monitort en dat bij een overtreding van het contactverbod de hulpverlening vanuit de reclassering doorgang kan vinden. Tegelijkertijd biedt de formulering verdachte de mogelijkheid om het contact met zijn dochter weer op te bouwen. De rechtbank zal de dadelijke uitvoerbaarheid van deze maatregel bevelen, omdat er, gelet op de ernst van het gepleegde feit, ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte zich opnieuw belastend zal gedragen jegens [slachtoffer] .

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 38v, 38w, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen zijn kind;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 100 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
50 dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf naar rato van 2 uur per dag;
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar;
- bepaalt dat deze straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
*dat veroordeelde zich binnen drie werkdagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland op het adres Ringbaan-West 275 te Tilburg of bij zijn toezichthouder de heer H. Haouati. Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
* dat veroordeelde zich, indien de reclassering het nodig acht, laat behandelen door Fivoor of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start na aanmelding en intake. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
* dat veroordeelde zijn medewerking zal verlenen aan opvoedondersteuning door een door de jeugdconsulent geïndiceerde instantie, zolang als de reclassering dit nodig vindt. De reclassering monitort deze voorwaarde maar is geen uitvoerende partij;
* dat veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
* dat veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
Maatregel
- legt op de maatregel dat verdachte voor de duur van
2 jaar op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met zijn dochter [slachtoffer] , geboren op [geboortedag 2] 2018, zolang de reclassering dit nodig vindt. Het contact tussen verdachte en zijn dochter kan met toestemming van de reclassering opgebouwd worden, in eerste instantie onder begeleiding van een instantie gespecialiseerd in begeleide omgang van ouder en kind. De instantie wordt geïndiceerd door de betrokken jeugdconsulent. De reclassering monitort deze voorwaarde maar is geen uitvoerende partij;
- beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt
14 dagen voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een maximum van 6 maanden;
- bepaalt dat toepassing van de vervangende hechtenis de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet opheft;
- beveelt dat de opgelegde maatregel
dadelijk uitvoerbaaris omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte zich belastend zal gedragen jegens zijn dochter [slachtoffer] ;
Voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.P.E. Mullers, voorzitter, mr. W.A.H.A. Schnitzler-Strijbos en mr. R.H.M. Pooyé, rechters, in tegenwoordigheid van mr. N.H.P. van der Linde en
mr. A. van Krevel, griffiers, en is uitgesproken ter openbare zitting op 18 oktober 2024.
Mr. Mullers is niet in de gelegenheid om dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I: De tenlastelegging
hij op een of meer tijdstippen in de periode van 20 maart 2024 tot en met 29 maart
2024 te [plaats] althans in Nederland
zijn kind, [slachtoffer] ,
heeft mishandeld door haar meermaals althans eenmaal (met kracht) met een
pollepel, althans met een stomp voorwerp op de billen/(boven)benen althans het
lichaam te slaan;
( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 304 lid 1 ahf/sub 1° Wetboek van
Strafrecht )